ECLI:NL:RBROT:2024:10736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/676235 / FA RK 24-2336 en C/10/672232 / FA RK 24-390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor naamswijziging en gezagskwesties in een complexe familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 oktober 2024, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot het ouderlijk gezag en de zorgregeling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H. Weermeijer-Patist, verzoekt onder andere vervangende toestemming voor een naamswijziging van de minderjarige en voor vakanties naar Boston en Egypte. De man, vertegenwoordigd door mr. W.N. Sardjoe, verzet zich tegen de naamswijziging en heeft zelf verzoeken ingediend voor vakanties naar Polen en Spanje. De rechtbank oordeelt dat er geen gemeenschappelijke verklaring van de ouders is voor de naamswijziging, waardoor de vrouw niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. De rechtbank verleent wel vervangende toestemming voor de vakanties van beide ouders, maar wijst de verzoeken van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling af. De rechtbank benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de ouders en de rol van de GI in de hulpverlening. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de kinderbijdrage en andere verzoeken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummers / rekestnummers: C/10/676235 / FA RK 24-2336 (vervangende toestemming)
C/10/672232 / FA RK 24-390 (gezag en zorgregeling)
Beschikking van 16 oktober 2024 over het ouderlijk gezag, de zorgregeling dan wel de omgangsregeling, de vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW en de onderhoudsbijdrage
in de zaken 676235 en 672232 van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam 2] ,
advocaat mr. W.N. Sardjoe te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west regio Haaglanden,
hierna: de GI,
gevestigd te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure 676235 blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 25 maart 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op 12 september 2024.
1.2.
Het verloop van de procedure 672232 blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 17 januari 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op 12 september 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 13 september 2024.
1.3.
De vrouw heeft in de zaak 672232 op 17 september 2024 het verweerschrift op het zelfstandig verzoek ingediend. Dit stuk heeft de rechtbank kort voor de mondelinge behandeling bereikt, waardoor zij hiervan geen kennis heeft kunnen nemen. De rechtbank zal dit stuk voor wat betreft deze beschikking buiten beschouwing laten.
1.4.
De gelijktijdige mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op
18 september 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [naam 3] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2022 is bepaald dat de ouders het ouderlijk gezag over de minderjarige gezamenlijk uitoefenen.
2.4.
Bij eerdergenoemde beschikking van 21 januari 2022 is een zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige eenmaal in de twee weken bij de man verblijft van vrijdag uit de opvang tot zondag 17.00 uur. De man haalt de minderjarige van de opvang op en brengt haar terug naar de vrouw.
2.5.
Bij beschikking van 5 juni 2024 is de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden.
2.6.
Bij beschikking van 21 januari 2022 is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna: kinderbijdrage) steeds bij vooruitbetaling zal voldoen € 300,- per maand. Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 16 november 2022 is in hoger beroep genoemde beschikking vernietigd en is bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2020 een kinderbijdrage zal voldoen van € 300,- per maand.
2.7.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Poolse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.1.
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van Brussel II-ter bevoegd te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarige, het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, het verzoek tot wijziging van een zorgregeling dan wel omgangsregeling en het verzoek tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling.
3.1.2.
De Nederlandse rechter past op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 Nederlands recht op het verzoek toe.
3.2.
Gezag
3.2.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
Gebleken is dat er ontzettend veel strijd is tussen partijen en dat zij elkaar dwars zitten. De minderjarige heeft daar last van en zal dat in toenemende mate krijgen. Met de raad maakt de rechtbank zich zorgen over deze strijd. Partijen beschuldigen vooral elkaar van het bestaan van een slechte dynamiek tussen hen, maar de rechtbank is van mening dat beide partijen aan die slechte dynamiek bijdragen. Zo heeft de man meerdere keren gedreigd de minderjarige te ontvoeren, voert hij dwangmatige controles uit om de vrouw te controleren en maakt hij diverse (valse) meldingen bij de politie, bij Veilig Thuis, de school van de minderjarige, de jeugdhulpverlening en andere instanties. Hierdoor heeft hij zelfs een meldingenverbod van de politie gekregen. Daarnaast geeft de man geen toestemming voor psychische hulp aan de minderjarige noch voor vakanties met de vrouw. Op haar beurt weigert de vrouw ook haar toestemming te geven, waardoor de minderjarige niet aanwezig kon zijn op het trouwfeest van de man en zijn nieuwe partner. Vervolgens liet zij de minderjarige de avond voor het vertrek van de man naar hem toebrengen, met de mededeling dat zij zelf niet voor de minderjarige kon zorgen en gaf zij ook in die situatie alsnog geen toestemming aan de man om de minderjarige mee te nemen naar zijn bruiloftsfeest in Polen.
3.2.4.
Hoewel gedacht kan worden dat eenhoofdig gezag de oplossing is, is dat volgens de rechtbank niet het geval. De strijd zal waarschijnlijk niet verminderen in de situatie van eenhoofdig gezag. Partijen zitten elkaar als ouders dwars en verliezen daardoor het belang van de minderjarige uit het oog. Ook is niet duidelijk wie dan het eenhoofdig gezag zou moeten krijgen. Het ligt voor de hand dat dat bij de vrouw zou moeten worden belegd omdat de minderjarige daar het vaakst is, maar het risico daarvan is dat de man volledig buiten spel wordt gezet of dat de vrouw denkt dat zij voor langere tijd naar de Verenigde Staten mag vertrekken. De vrouw reist namelijk vaker naar de Verenigde Staten voor medische behandelingen of voor familiebezoek. De rechtbank ziet de oplossing in het samenwerken tussen de ouders of in parallel solo ouderschap. Dit zal verder moeten worden uitgewerkt in de ondertoezichtstelling. Er moet worden ingezet op de hulpverlening via Enver, waarbij het gezamenlijk gezag van belang is. Om die reden zal de rechtbank dit verzoek aanhouden.
3.3.
Informatie- en consultatieregeling
3.3.1.
De man verzoekt een informatie- en consultatieregeling vast te stellen, waarbij hij maandelijks door de vrouw op deugdelijke wijze schriftelijk (per e-mail) wordt geïnformeerd over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de minderjarige en dat de vrouw hem bij iedere relevante gelegenheid op deugdelijke wijze consulteert.
3.3.2.
De vrouw verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.3.3.
De vaststelling van een informatie- en consultatieregeling ligt meer voor de hand in het geval van eenhoofdig gezag, waar in dit geval (nog) geen sprake van is. Omdat het verzoek ten aanzien van het gezag wordt aangehouden, blijven partijen samen belast met het gezag en moeten zij elkaar betrekken bij en informeren over wat er in het leven van de minderjarige speelt. De man kan op eigen initiatief bij de school van de minderjarige en bij andere instanties informatie opvragen over de minderjarige. In afwachting van de resultaten van genoemde hulpverlening wordt de behandeling van de zaak over de informatie- en consultatieregeling ook aangehouden.
3.4.
Verblijfplaats
3.4.1.
De man verzoekt voorwaardelijk te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem zal zijn.
3.4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man nader uitgelegd dat hij dit verzoek doet in het geval dat de vrouw als gevolg van haar medische problematiek niet meer voor de minderjarige kan zorgen en de minderjarige dan uit huis wordt geplaatst.
3.4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwaarde van de man te ver in de toekomst ligt en onbepaald is. Mocht de vrouw iets overkomen waardoor zij de zorg van de minderjarige niet meer kan dragen, dan zal de raad ongetwijfeld onderzoek doen naar de vraag of de minderjarige bij de man kan wonen.
3.5.
Zorgregeling
3.5.1.
De vrouw verzoekt:
  • primair wijziging van de zorgregeling, in die zin dat de minderjarige een weekend in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag voor school bij de man verblijft, waarbij de man de minderjarige bij elke overdracht uit school zal ophalen of naar school zal brengen. Deze regeling geldt eveneens voor de vakanties;
  • subsidiair te bepalen dat partijen worden verwezen naar het Rotterdams Omgangshuis (hierna: RO) en dat de overdrachtsmomenten in de tussentijd alleen onder begeleiding plaatsvinden.
Daarnaast verzoekt de vrouw te bepalen dat de man de minderjarige enkel en alleen op het schoolplein, dan wel op een neutrale plaats overdraagt aan de vrouw zonder enige vorm van onnodige communicatie uit te lokken, bij gebreke waarvan hij een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per keer met een maximum van € 10.000,-.
3.5.2.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt
  • de vakantieregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarige in het even jaar gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie vanaf de vrijdag voor [datum] (de verjaardag van de minderjarige) en in het oneven jaar twee aaneengesloten weken vanaf de vrijdag na [datum] bij de man zal zijn. Indien de verjaardag van de minderjarige op een vrijdag valt, zal die vrijdag een week opschuiven;
  • vast te stellen dat de minderjarige op de verjaardag van de man bij hem zal zijn van 9:00 uur tot 20:00 uur. Indien dit op een doordeweekse dag valt, is de minderjarige na school tot 19:00 uur bij de man. De man zal zorgdragen voor het halen en brengen;
  • de kerstvakantie nader vast te stellen, waarbij de minderjarige in de even jaren in de eerste week en in de oneven jaren in de tweede week bij de man zal zijn
  • de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de zorgregeling, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de vrouw in gebreke blijft;
  • te bepalen dat de vrouw de man in de gelegenheid stelt op eerste kerstdag, nieuwjaarsdag en de verjaardag van de minderjarige met haar te videobellen, op de dagen dat zij niet bij de man is, op straffe van een dwangsom van € 100,- per keer dat de vrouw niet meewerkt.
3.5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man uitgelegd dat het voor hem niet haalbaar is om de minderjarige op maandagochtend naar school te brengen, omdat hij vroeg in de ochtend begint met werken en de reistijd naar de school van de minderjarige 45 minuten is. De rechtbank beslist dan ook dat de zorgregeling op dit punt niet wordt gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank is een verwijzing naar het RO, zoals de vrouw heeft gevraagd, niet aan de orde, omdat er al omgang is tussen de man en de minderjarige. De rechtbank begrijpt dat de onderlinge communicatie een probleem is tussen partijen en dat de minderjarige hieronder lijdt. Het RO biedt geen oplossing voor de strijd tussen partijen. Partijen moeten zich beter gaan gedragen en voorkomen dat (hevige) discussies ontstaan. Zij dienen dit zelf op te lossen en zij kunnen bij de GI vragen om begeleiding daarbij. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de verzoeken van de vrouw af.
3.5.4.
Ten aanzien van het verzoek van de man om de vakantieregeling te wijzigen, ziet de rechtbank niet in waarom hij niet en de vrouw wel meer vrije dagen zou moeten opnemen om de minderjarige op te vangen. Vast staat dat beide partijen gebonden zijn aan de vakantiedagen die zij van hun werkgever krijgen. De rechtbank oordeelt dat partijen ieder voor zich opvang moeten regelen als zij de minderjarige niet kunnen opvangen.
Verdeling kerstvakanties
3.5.5.
Met betrekking tot de verdeling van de kerstvakantie verzoekt de man nagenoeg hetzelfde als waarop in voornoemde beschikking van 16 november 2022 al is beslist. De rechtbank wijst dit verzoek wegens een gebrek aan belang af.
Verjaardagen ouder
3.5.6.
De rechtbank acht het van belang dat de minderjarige aanwezig is bij de verjaardag van één van haar ouders. Om die reden zal de rechtbank dit verzoek van de man toewijzen. De rechtbank acht het redelijk om dit dan ook voor de verjaardag van de vrouw vast te stellen.
Videobellen
3.5.7.
De rechtbank acht het videobellen zoals de man verzoekt, niet in het belang van de minderjarige, omdat er teveel strijd is tussen partijen. Het lijkt de rechtbank voor de minderjarige daarom niet ontspannen om te videobellen. Daarom zal de rechtbank geen videobelregeling vaststellen. Het staat echter partijen vrij om daarover zelf afspraken te maken.
Dwangsom
3.5.8.
Voor het veroordelen van de vrouw tot medewerking aan de zorgregeling is vereist dat zij de zorgregeling structureel niet nakomt. Volgens de rechtbank heeft de man dat niet voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen.
3.6.
Vervangende toestemming buitenlandse reizen, paspoort/identiteitskaart en gecombineerde geslachtsnaam
3.6.1.
De vrouw verzoekt om haar vervangende toestemming te verlenen
- voor een vakantie met de minderjarige op de volgende data:
o van 5 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 naar Egypte,
o van 22 juli 2024 tot en met 4 augustus 2024 naar Boston of van 13 augustus 2024 tot en met 20 augustus 2024 naar Marokko,
o van 24 oktober 2024 tot en met 29 oktober 2024 naar Boston;
  • voor de aanvraag dan wel de verlenging van het paspoort en de identiteitskaart van de minderjarige;
  • om de achternaam van de minderjarige te wijzigen naar [naam 4] dan wel toestemming te geven voor het aanvragen van de naamswijziging bij Justis.
3.6.2.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt:
  • te bepalen dat hij te allen tijde, tijdens zijn vakanties met de minderjarige, naar Polen kan afreizen, zolang geen negatief reisadvies is afgegeven;
  • hem vervangende toestemming de verlenen voor de volgende concrete vakanties:
o van 23 december 2024 tot en met 28 december 2024 naar Polen;
o van 15 mei 2025 tot en met 18 mei 2025 naar Polen, waarbij hij de minderjarige op 15 mei 2025 ophaalt uit school en haar op 18 mei 2025 om 20.00 uur zal terugbrengen naar de vrouw;
o van 28 juli 2025 tot en met 10 augustus 2025 naar Spanje;
o van 20 juli tot en met 2 augustus 2026 naar Polen.
Buitenlandse reizen
3.6.3.
De verzoeken ten aanzien van de vakanties van de vrouw in mei 2024 en in juli/augustus 2024 zijn achterhaald, zodat de rechtbank deze verzoeken zal afwijzen.
3.6.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man toestemming gegeven voor de reis van de vrouw met de minderjarige naar Boston van 24 oktober 2024 tot en met 29 oktober 2024 en heeft de vrouw toestemming gegeven voor de reizen van de man met de minderjarige naar Polen van 23 december 2024 tot en met 28 december 2024 en van 15 mei 2025 tot en met 18 mei 2025. Gelet op de strijd tussen partijen, waarbij het niet ondenkbaar is dat zij hun eerder verleende toestemming intrekken, zal de rechtbank in het belang van de minderjarige voor de zekerheid alsnog vervangende toestemming verlenen voor deze reizen.
3.6.5.
De reis van de man met de minderjarige naar Spanje van 28 juli 2025 tot en met 10 augustus 2025 valt in de weken dat de minderjarige volgens de in voornoemde beschikking van 16 november 2022 bepaalde vakantieregeling bij de man verblijft. De rechtbank acht deze reis in het belang van de minderjarige, zodat de rechtbank aan de man ook voor deze vakantie vervangende toestemming zal geven.
3.6.6.
De vakantie in 2026 is te ver in toekomst, waardoor de rechtbank het niet in het belang van de minderjarige acht om hiervoor al vervangende toestemming te verlenen. Het verzoek zal worden afgewezen. Het verzoek van de man om tijdens zijn vakanties altijd met de minderjarige naar Polen te mogen reizen, acht de rechtbank te onbepaald en zal de rechtbank afwijzen.
3.6.7.
Aangezien de man toestemming krijgt om met de minderjarige op reis te gaan, gaat de rechtbank ervan uit dat de man te zijner tijd ook toestemming zal verlenen aan de vrouw, zodat zij met de minderjarige op reis kan.
Paspoort en identiteitskaart
3.6.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven al toestemming te hebben gegeven om het paspoort van de minderjarige aan te vragen dan wel te verlengen. Gelet op de bestaande strijd tussen partijen zal de rechtbank de vrouw voor de zekerheid alsnog vervangende toestemming verlenen.
Gecombineerde geslachtsnaam
3.6.9.
De vrouw stelt dat zij de afgelopen jaren de meeste zorg en opvoeding van de minderjarige op zich heeft genomen. Voor haar is het van belang dat de minderjarige ook de achternaam van de vrouw heeft. Met de gecombineerde geslachtsnaam kan de minderjarige zich naast verbondenheid met de afkomst van de man ook meer verbonden voelen met de afkomst van de vrouw. Bovendien zou de minderjarige met de achternaam van de vrouw wellicht een visum voor de Verenigde Staten kunnen krijgen.
3.6.10.
De man voert verweer en stelt dat dit verzoek geen juridische grondslag kent in de wet.
3.6.11.
Met ingang van 1 januari 2024 is artikel 1:5 BW gewijzigd, inhoudende dat ouders voor kinderen die geboren zijn vanaf 1 januari 2024 kunnen kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam. Deze regeling houdt in dat ouders op het moment van erkenning, huwelijk of geregistreerd partnerschap gezamenlijk kunnen kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam voor hun kind(eren). In de wet is ook geregeld welke naam een kind krijgt indien ouders geen keuze maken.
3.6.12.
Voor kinderen geboren tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2024 is het overgangsrecht van toepassing. In artikel IIIB van het overgangsrecht staat:
1. Tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen kinderen van dezelfde ouders de geslachtsnaam van beide ouders in een door hen te bepalen volgorde verkrijgen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde;
b) het oudste kind dat in familierechtelijke betrekking tot beide ouders staat, is geboren op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
c) de verklaring betreft alle kinderen van dezelfde ouders.
2. (…)
3. Een gemeenschappelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze op.
4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege het gezag als bedoeld in artikel 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek over het kind uitoefenen.
3.6.13.
Volgens artikel IIIB van het overgangsrecht is voor een gecombineerde geslachtsnaam een gemeenschappelijke verklaring van de ouders nodig. Omdat de man niet instemt met naamswijziging, ontbreekt deze gemeenschappelijke verklaring. Er bestaat geen wettelijke basis om hiervoor vervangende toestemming te verlenen. De bijkomende omstandigheden die de vrouw heeft gesteld, maken dit niet anders. De vrouw is daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek.
3.7.
Onderhoudsbijdrage
3.7.1.
De man verzoekt wijziging van voornoemde beschikking van 16 november 2022 in die zin, dat de in die beschikking vastgestelde kinderbijdrage met ingang van 1 oktober 2024 wordt bepaald op een bedrag van € 57,- per maand.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.7.2.
Omdat de gewone verblijfplaats van de vrouw in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van de Alimentatieverordening bevoegd kennis te nemen van dit verzoek.
3.7.3.
De Nederlandse rechter past op grond van artikel 3 van het Haags Alimentatieprotocol Nederlands recht op het verzoek toe.
3.7.4.
Het zelfstandig verzoek van de man tot wijziging van de kinderbijdrage is niet inhoudelijk behandeld tijdens de mondelinge behandeling omdat ten tijde van die mondelinge behandeling de aan de vrouw gegeven termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen dat verzoek nog niet was geëindigd. De vrouw is dus nog in de gelegenheid om op dit verzoek te reageren.
3.7.5.
Om deze reden wordt de behandeling van dit verzoek aangehouden en zal na de ontvangst van het verweerschrift van de vrouw een afzonderlijke mondelinge behandeling worden bepaald voor het behandelen van dit verzoek.
3.8.
Proceskosten
3.8.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank in de zaak 676235 dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
3.8.2.
Omdat ten aanzien van het gezag, de informatie- en consultatieregeling en de kinderbijdrage nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt in de zaak 672232 nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
in zaak 676235
4.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming voor
  • een vakantie met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] in de periode van 24 oktober 2024 tot en met 29 oktober 2024 naar Boston, Verenigde Staten, en
  • het aanvragen dan wel verlengen van het paspoort en de identiteitskaart van de minderjarige;
4.2.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de man;
4.3.
verleent de man vervangende toestemming voor een vakantie met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats]
  • in de perioden van 23 december 2024 tot en met 28 december 2024 en 15 mei 2025 tot en met 18 mei 2025 naar Polen, en
  • in de periode van 28 juli 2025 tot en met 10 augustus 2025 naar Spanje;
4.4.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vrouw;
4.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.7.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vervangende toestemming voor de wijziging van de geslachtsnaam;
4.8.
wijst de verzoeken van de vrouw tot vervangende toestemming voor de overige vakanties af;
4.9.
wijst de overige verzoeken van de man tot vervangende toestemming voor de vakanties af;
in zaak 672232
4.10.
stelt vast dat de minderjarige op de verjaardag van de jarige ouder bij die ouder zal zijn van 9.00 uur tot 20.00 uur. Indien dit op een doordeweekse dag valt, is de minderjarige na school tot 19.00 uur bij die ouder. Die ouder zal zorgdragen voor het halen en brengen;
4.11.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.12.
wijst af de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de zorgregeling;
4.13.
wijst af de overige verzoeken van de man, met uitzondering van de verzoeken die worden aangehouden;
en alvorens verder te beslissen:
4.14.
bepaalt dat de behandeling van de zaak 672232 ten aanzien van het gezag, de informatie- en consultatieregeling en de kinderbijdrage wordt aangehouden tot de mondelinge behandeling van
4 december 2024 te 9:45 uur (zodat een eventuele verleningsverzoek van de ondertoezichtstelling ook kan worden behandeld);
4.15.
bepaalt dat de zaak op laatstgenoemde mondelinge behandeling, behoudens onvoorziene omstandigheden, zal worden behandeld door mr. A. Buizer, rechter tevens kinderrechter.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Buizer, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. C.A. Sedoc, griffier, op 16 oktober 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.