ECLI:NL:RBROT:2024:10733

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
11292260 VV EXPL 24-434
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontruiming van een woning in kort geding met betrekking tot huurbetalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Maseria B.V., eiseres, en een gedaagde die niet is verschenen. Maseria B.V. heeft de procedure aangespannen tegen de gedaagde en een medehuurder, waarbij de gedaagde verstek heeft laten verlenen. De eiseres vorderde ontruiming van de woning die door de gedaagde en de medehuurder werd gehuurd, met een ontruimingsdatum van 1 januari 2025, en een gebruiksvergoeding van € 850,- per maand vanaf 1 oktober 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er spoed aanwezig is voor de eis in kort geding en heeft het grootste deel van de vorderingen toegewezen, met uitzondering van de vergoeding voor de rest van de maand waarin de ontruiming plaatsvindt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de gebruiksvergoeding moet betalen tot het moment dat hij de woning heeft verlaten, en dat de wettelijke rente over deze vergoeding vanaf de eerste dag van de maand verschuldigd is. De partijen zijn veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat Maseria B.V. het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De beslissing van de kantonrechter is een belangrijke uitspraak in het kader van huurrecht en ontruimingsprocedures, waarbij de rechten van de verhuurder en de verplichtingen van de huurder centraal staan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11292260 VV EXPL 24-434
datum uitspraak: 7 oktober 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Maseria B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.A. Gobbens,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 september 2024, met bijlagen;
  • de brief van Maseria van 20 september 2024, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de zitting van 23 september 2024.
1.2.
Maseria is deze procedure gestart tegen [naam] en [gedaagde]. Op 23 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. [naam] is daar verschenen, maar [gedaagde] niet. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend. Tijdens de zitting hebben Maseria en [naam] vervolgens afspraken gemaakt. De zaak tegen haar is daardoor geëindigd. Daarom wordt in dit vonnis alleen [gedaagde] als gedaagde aangemerkt.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde] heeft samen met [naam] een woning gehuurd van Maseria. Volgens Maseria is de huurovereenkomst inmiddels geëindigd. Zoals hiervoor al staat heeft Maseria tijdens de zitting afspraken gemaakt met [naam]. Maseria wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning in ieder geval op 1 januari 2025 te ontruimen. Verder wil Maseria dat [gedaagde] wordt veroordeeld vanaf 1 oktober 2024 voor de 1e dag van elke maand een gebruiksvergoeding van € 850,- te betalen. Maseria eist dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen als dat niet gebeurt.
Bijna alle eisen worden toegewezen
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van Maseria volgt dat deze spoed aanwezig is. De kantonrechter wijst het grootste deel van de eis toe, omdat die niet onrechtmatig of ongegrond lijkt (artikel 139 Rv). De kantonrechter gaat hierna alleen in op het deel van de eis dat helemaal of voor een deel wordt afgewezen.
2.3.
[gedaagde] hoeft het bedrag van € 850,- per maand alleen te betalen voor zover [naam] dat nog niet heeft betaald op basis van de overeenkomst die zij met Maseria heeft gesloten. Hij moet die vergoeding betalen tot en met de dag dat hij en [naam] de woning met al hun spullen hebben verlaten (artikel 7:225 BW). Maseria heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand.
2.4.
De wettelijke rente over de € 850,- per maand wordt toegewezen vanaf de eerste dag van iedere maand waar de huur op ziet (artikel 6:83 onder a en 6:119 BW). Maseria heeft rente geëist vanaf de dag van de dagvaarding, maar op dat moment hoefde [gedaagde] dat bedrag nog niet te betalen.
De partijen dragen hun eigen proceskosten
2.5.
Uit de afspraak die Maseria en [naam] hebben gemaakt volgt dat Maseria geen vergoeding voor haar proceskosten wil. De kantonrechter bepaalt daarom dat de partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Maseria dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning op het adres [adres] binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich daarin bevinden, voor zover die zaken niet het eigendom van Maseria zijn, en de woning met alle sleutels en zaken die bij de woning horen, ter beschikking van Maseria te stellen;
3.2.
bepaalt dat Maseria dit vonnis voor 1 januari 2025 niet mag laten uitvoeren, zo lang [gedaagde] en [naam] voor of op de eerste dag van iedere maand in totaal € 850,- betalen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 oktober 2024 tot de dag dat de woning is ontruimd en opgeleverd aan Maseria te betalen € 850,- per maand, voor zover [naam] dat bedrag nog niet heeft betaald, met de wettelijke rente uit artikel 6:119 BW daarover vanaf de eerste dag van iedere maand waar de huur op ziet tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
bepaalt dat beide partijen de eigen proceskosten dragen;
3.5.
verklaart dit vonnis, met inachtneming van 3.2, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
33394