ECLI:NL:RBROT:2024:10729

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 23/8633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing op de wachtlijst voor een parkeervergunning

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de plaatsing van zijn aanvraag voor een parkeervergunning op de wachtlijst. Eiser had op 17 november 2023 een aanvraag ingediend, die gedeeltelijk werd goedgekeurd door hem op de wachtlijst te plaatsen. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 14 december 2023, waartegen eiser beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de plaatsing op de wachtlijst beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser is op de wachtlijst geplaatst omdat het maximaal aantal vergunningen is bereikt. De rechtbank concludeert dat de aanvraag volgens de geldende regels is behandeld. Eiser komt wel in aanmerking voor een parkeervergunning, maar deze wordt pas toegewezen wanneer hij aan de beurt is. Eiser heeft aangevoerd dat zijn werkzaamheden een bijzondere situatie creëren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt echter dat de situatie van eiser niet voldoende afwijkt van die van anderen in vergelijkbare posities, waardoor de hardheidsclausule niet van toepassing is. Eiser heeft alternatieve oplossingen, zoals het aanvragen van een tijdelijke vergunning in een nabijgelegen sector, die de rechtbank ook in overweging neemt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de plaatsing op de wachtlijst terecht is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8633

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

21 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de plaatsing van zijn aanvraag voor een parkeervergunning op de wachtlijst.
1.1.
Bij besluit van 17 november 2023 is de aanvraag van eiser in zoverre toegekend dat hij op de wachtlijst is geplaatst onder de mededeling dat zijn parkeervergunning automatisch wordt toegewezen zodra zijn aanvraag aan de beurt is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 14 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de plaatsing van de aanvraag voor een parkeervergunning van eiser op de wachtlijst. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Eiser is op de wachtlijst geplaatst omdat het maximaal aantal vergunningen is bereikt. Verweerder heeft de aanvraag volgens de geldende regels behandeld. Dit houdt in dat eiser wel in aanmerking komt voor een (tweede) parkeervergunning, maar dat deze pas automatisch wordt toegewezen als deze aan de beurt is voor toewijzing. Het college heeft de mogelijkheid om met toepassing van de hardheidsclausule toch een vergunning te verlenen. Eiser is van mening dat verweerder hier gebruik van moet maken aangezien de aard van zijn werkzaamheden voor een bijzondere situatie zorgt. Eiser heeft aangevoerd dat hij de bedrijfsauto van het Waterschap nodig heeft voor zijn werk en dat hij als hij storingsdienst heeft, binnen een afgesproken aanrijtijd bij de storing moet zijn.
4.2.
Doordat het maximaal aantal vergunningen is bereikt is de plaatsing op de wachtlijst op zichzelf terecht gedaan. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te oordelen dat zijn situatie zich in voldoende mate onderscheid van die van andere mensen met hetzelfde probleem waardoor verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. In de situatie van eiser is er een aantal oplossingen waar hij zelf voor kan zorgen. Zo kan eiser een tijdelijke vergunning in de nabijgelegen sector aanvragen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in sector 31 nog genoeg ruimte is om een tijdelijke vergunning te krijgen. Het parkeren in deze sector is mogelijk zelfs dichterbij dan wanneer eiser op een grotere afstand van zijn eigen huis in zijn eigen sector moet parkeren. Daarnaast kan eiser gebruik maken van abonnementen in nabijgelegen parkeergarages. Eiser kan een aantal keer per jaar de eerste parkeervergunning omzetten voor de bedrijfsauto en hij kan de auto ook betaald in zijn sector parkeren. Daarom wordt eiser niet onevenredig door het besluit geraakt. Verweerder heeft eiser dan ook terecht op de wachtlijst geplaatst.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiser terecht op de wachtlijst heeft geplaatst. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024 door
mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.