In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de plaatsing van zijn aanvraag voor een parkeervergunning op de wachtlijst. Eiser had op 17 november 2023 een aanvraag ingediend, die gedeeltelijk werd goedgekeurd door hem op de wachtlijst te plaatsen. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 14 december 2023, waartegen eiser beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de plaatsing op de wachtlijst beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser is op de wachtlijst geplaatst omdat het maximaal aantal vergunningen is bereikt. De rechtbank concludeert dat de aanvraag volgens de geldende regels is behandeld. Eiser komt wel in aanmerking voor een parkeervergunning, maar deze wordt pas toegewezen wanneer hij aan de beurt is. Eiser heeft aangevoerd dat zijn werkzaamheden een bijzondere situatie creëren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt echter dat de situatie van eiser niet voldoende afwijkt van die van anderen in vergelijkbare posities, waardoor de hardheidsclausule niet van toepassing is. Eiser heeft alternatieve oplossingen, zoals het aanvragen van een tijdelijke vergunning in een nabijgelegen sector, die de rechtbank ook in overweging neemt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de plaatsing op de wachtlijst terecht is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.