ECLI:NL:RBROT:2024:10719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
11005534 CV EXPL 24-7976
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies en zorgkosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zelf procedeert, voor het betalen van zorgpremies en zorgkosten. De vordering betreft een totaalbedrag van € 678,05, bestaande uit onbetaalde premies van januari en februari 2023, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde heeft de vordering betwist door te stellen dat er geen zorgverzekeringsovereenkomst zou zijn en dat zij wegens gemoedsbezwaren niet verzekerd wil zijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Zilveren Kruis voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de zorgverzekeringsovereenkomst, en dat de gedaagde deze overeenkomst onvoldoende heeft betwist. Tevens is niet aangetoond dat de gedaagde in het bezit is van een ontheffing wegens gemoedsbezwaren, wat betekent dat zij verplicht is om een zorgverzekering te hebben.

De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat Zilveren Kruis het vonnis direct kan uitvoeren zonder dat de gedaagde daartegen bezwaar heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11005534 CV EXPL 24-7976
datum uitspraak: 22 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Leiden,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 maart 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de nadere producties van Zilveren Kruis van 14 oktober 2024.
1.2.
Op 22 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mr. A.M. van Oorsouw namens de gemachtigde van Zilveren Kruis aanwezig. [gedaagde] is, hoewel zij daarvoor op de juiste wijze is opgeroepen, zonder bericht, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Volgens Zilveren Kruis heeft zij met [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] elke maand premie aan Zilveren Kruis betalen. Zij moet ook eigen risico en eigen bijdrage betalen wanneer zij zorgkosten maakt en Zilveren Kruis die kosten voorschiet. Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] de premie over januari en februari 2023 en andere zorgkosten niet betaald. Het gaat om een bedrag van € 552,50 en Zilveren Kruis eist dat [gedaagde] dat betaalt. Omdat zij niet op tijd heeft betaald, worden ook buitengerechtelijke incassokosten van € 100,28 en wettelijke rente van € 25,27 gevorderd. Zilveren Kruis vordert in totaal € 678,05 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Uit de door haar ingediende stukken van Vereniging [naam vereniging] volgt dat zij betwist een zorgverzekeringsovereenkomst te hebben gesloten met Zilveren Kruis. Verder voert zij aan dat zij wegens gemoedsbezwaren niet verzekerd wil zijn.
2.3.
De vordering van Zilveren Kruis wordt toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] € 678,05 aan Zilveren Kruis moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Wel een zorgverzekeringsovereenkomst, geen ontheffing
2.4.
Zilveren Kruis heeft aan de hand van polisbladen voldoende onderbouwd dat zij met [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst heeft. [gedaagde] heeft het bestaan van deze overeenkomst onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] de overeenkomst met Zilveren Kruis heeft opgezegd.
2.5.
Het uitgangspunt is dat iedereen die in Nederland woont of werkt verplicht is om een zorgverzekering af te sluiten. Dat is anders indien een ontheffing is verleend wegens gemoedsbezwaren. Niet is gebleken dat [gedaagde] in het bezit is van een dergelijke ontheffing.
2.6.
Gelet op het voorgaande staat dus vast dat [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst heeft met Zilveren Kruis. Omdat zij de hoogte van de vordering verder niet heeft betwist, moet zij de premies en andere zorgkosten nog betalen. Het bedrag van € 552,50 aan hoofdsom zal dus worden toegewezen.
Incassokosten
2.7.
De incassokosten van € 100,28 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
2.8.
De verschenen wettelijke rente van € 25,27 wordt toegewezen, omdat [gedaagde] de verschuldigde premies en zorgkosten niet op tijd heeft betaald. [gedaagde] is dus in verzuim geraakt. Zij is daarom op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd over de tijd dat zij met de betaling in verzuim is geweest. Zilveren Kruis heeft gesteld dat de wettelijke rente tot 4 maart 2024 € 25,27 is en [gedaagde] heeft dat niet betwist.
Proceskosten
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Zilveren Kruis moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 328,- aan griffierecht, € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 802,89. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Zilveren Kruis dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen € 678,05 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 552,50 vanaf 4 maart 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Zilveren Kruis worden begroot op € 802,89;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
53954