Op 28 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, woonachtig in Rotterdam, had de wraking ingediend tegen mr. C.A. Hage, de rechter in een bestuurszaak met zaaknummer ROT AWB 23/6171 WPG R. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de sluiting van het onderzoek door de rechter, terwijl verzoeker nog niet had kunnen reageren op het verweerschrift dat hem na de zitting was toegestuurd. Verzoeker stelde dat deze gang van zaken de schijn van partijdigheid wekte en dat hij daardoor geen eerlijk proces had gehad.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De kamer benadrukte dat de beslissing tot het sluiten van het onderzoek een procesbeslissing is en dat deze beslissing op zich geen grond kan vormen voor wraking. De aangevoerde gronden van verzoeker werden niet als voldoende beschouwd om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld en dat de schijn van partijdigheid niet was aangetoond.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.