ECLI:NL:RBROT:2024:10670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
11278933 CV EXPL 24-21162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand door verhuurder met betalingsregeling

In deze zaak vorderde Aegon Levensverzekering N.V. betaling van een huurachterstand van € 3.705,58 van gedaagden, die een woning van Aegon huurden. Gedaagde sub 1 heeft erkend dat er huurachterstand is, terwijl gedaagde sub 2 niet heeft gereageerd op de dagvaarding. De kantonrechter heeft op basis van artikel 140 Rv een vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de huurachterstand is toegewezen. Gedaagde sub 1 heeft een betalingsregeling van € 100,- per maand met Aegon getroffen, die in het vonnis is opgenomen. De kantonrechter heeft bepaald dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente, en dat de proceskosten voor hun rekening komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Aegon het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagden in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de proceskosten en heeft de betalingsregeling bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11278933 CV EXPL 24-21162
datum uitspraak: 25 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Aegon Levensverzekering N.V.,
vestigingsplaats: ‘s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde 1]
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde sub 1,
die zelf procedeert,
[gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde sub 2,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna afzonderlijk ‘Aegon’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden tezamen aangeduid als ‘gedaagden’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 13 augustus 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van Aegon van 27 augustus 2024 waarbij zij haar eis heeft verminderd;
  • het antwoord van [gedaagde 1] ;
1.2.
Hoewel de kantonrechter op de rolzitting van 29 augustus 2024 heeft bepaald dat Aegon in de gelegenheid wordt gesteld om op de rolzitting van 24 september 2024 (bij voorkeur schriftelijk) op het antwoord van [gedaagde 1] te reageren, is vanuit de rechtbank op 30 augustus 2024 abusievelijk een brief uitgegaan waarin staat vermeld dat er een mondelinge behandeling zou worden bepaald.
1.3.
Door Aegon is op de rolzitting van 24 september 2024 een akte met bijlage ingediend. Gelet op het antwoord van [gedaagde 1] en de inhoud van de door Aegon ingediende akte heeft de kantonrechter geen aanleiding gezien alsnog een mondelinge behandeling te houden.

2.De beoordeling

Verstekverlening
2.1.
[gedaagde 2] heeft, in tegenstelling tot [gedaagde 1] , niet gereageerd, waarna de kantonrechter verstek tegen haar heeft verleend. [gedaagde 2] heeft geen gebruik gemaakt van het recht van zuivering van het verstek. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt er één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Waar gaat de zaak inhoudelijk over?
2.2.
Gedaagden huurden een woning van Aegon en hebben de huur niet (op tijd) betaald. De huurovereenkomst is inmiddels beëindigd. Aegon wil dat gedaagden (na eisvermindering) een bedrag van € 3.705,58 aan haar betalen met rente en proceskosten. Het bedrag van € 3.705,58 bestaat uit € 2.959,52 aan huurachterstand, € 630,52 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 115,81 aan vervallen rente. [gedaagde 1] heeft erkend dat er niet is betaald en stelt dat hij al een betalingsregeling met Aegon heeft getroffen voor een bedrag van € 100,- per maand. [gedaagde 1] verzoekt om voortzetting van deze betalingsregeling.
Gedaagden moeten € 3.705,58 betalen
2.3.
[gedaagde 1] heeft de hoogte en verschuldigdheid van de huurachterstand als zodanig niet betwist. In rechte wordt dan ook van de juistheid van deze huurachterstand uitgegaan. Ook heeft [gedaagde 1] geen verweer gevoerd tegen de geëiste buitengerechtelijke incassokosten en rente. De incassokosten zijn toewijsbaar, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Ook de rente is toewijsbaar, omdat Aegon genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde 1] dat niet heeft betwist. Dit leidt ertoe dat gedaagden worden veroordeeld om een bedrag van € 3.705,58 aan huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en vervallen rente aan Aegon te betalen.
[gedaagde 1] en Aegon hebben een betalingsregeling afgesproken.
2.4.
[gedaagde 1] en Aegon hebben kenbaar gemaakt dat zij een betalingsregeling met elkaar hebben afgesproken voor een bedrag van € 100,- per maand, telkens te betalen uiterlijk op de 25e van de maand, en dat zij bereid zijn deze betalingsregeling voort te zetten. Dat betekent dat [gedaagde 1] de huurachterstand met rente en kosten niet in één keer aan Aegon hoeft te betalen, zolang hij zich aan de regeling houdt en vanaf vandaag iedere maand de aflossing van € 100,- per maand betaalt (telkens uiterlijk op de 25e van de maand). Daarbij geldt dat per jaar zal worden bezien of [gedaagde 1] in staat is om een hogere maandelijkse aflossing te betalen. Daarvoor moet [gedaagde 1] jaarlijks, voor het eerst op 25 augustus 2025, inzage geven in zijn inkomsten en uitgaven.
2.5.
[gedaagde 2] is in deze procedure niet verschenen en geen partij bij deze minnelijke regeling. Dit laat onverlet dat zij wel hoofdelijk aansprakelijk is voor het te betalen bedrag aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente.
Gedaagden moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagden, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van
€ 496,- aan griffierecht en € 271,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt voor het opstellen van de dagvaarding) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 902,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als het vonnis wordt betekend. [gedaagde 1] moet daarnaast een bedrag van € 136,- aan salaris gemachtigde betalen (0,5 punt voor de akte), omdat die kosten alleen zijn gemaakt door zijn verweer, en een bedrag van € 137,47 vanwege de aan hem uitgebrachte dagvaarding. [gedaagde 2] moet daarnaast een bedrag van € 137,47 betalen vanwege de aan haar uitgebrachte dagvaarding.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Aegon dat eist en gedaagden daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de andere tot de hoogte van die betaling van zijn betalingsverplichting is bevrijd, om aan Aegon te betalen € 3.705,58, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dag van dagvaarding aan hoofdsom telkens, na elke debet- en creditmutatie, heeft uitgestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling van zijn betalingsverplichting is bevrijd, in de proceskosten van
€ 902,- (griffierecht, 1 punt gemachtigdensalaris voor het opstellen van de dagvaarding en de nakosten);
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan Aegon van € 273,47 (dagvaardingskosten en 0,5 punt gemachtigdensalaris);
3.4.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Aegon van € 137,47 (dagvaardingskosten);
3.5.
staat [gedaagde 1] toe om het totaal van de door hem aan Aegon verschuldigde bedragen te betalen in maandelijkse termijnen van € 100,- (telkens te betalen uiterlijk op de 25e van iedere maand) met ingang van 1 november 2024;
3.6.
wijst al het andere af;
en, als [gedaagde 1] een maandelijkse termijn niet of te laat betaalt:
3.7.
bepaalt dat het ingevolge dit vonnis nog verschuldigde bedrag geheel en ineens opeisbaar is;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
495