ECLI:NL:RBROT:2024:10657
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024, wordt het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) behandeld. Eiser had zijn aanvraag voor een VOG ingediend voor een Taxibranche chauffeurskaart, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op basis van informatie uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Eiser had een aantal strafbare feiten op zijn naam staan, waaronder openlijke geweldpleging, waarvoor hij nog niet was veroordeeld. De staatssecretaris oordeelde dat de verdenking van een ernstig strafbaar feit niet verenigbaar was met de verkrijging van een VOG.
De voorzieningenrechter concludeert dat er aan het objectieve criterium voor de afgifte van een VOG is voldaan, maar dat de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van het subjectieve criterium in het nadeel van eiser heeft kunnen laten uitvallen. Eiser betwist de verdenking van openlijke geweldpleging en stelt dat hij eerder wel een VOG heeft gekregen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de staatssecretaris de recente strafbare feiten en de verdenking mocht meewegen in zijn beslissing. Eiser heeft voldoende spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiser geen VOG krijgt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het geheven griffierecht wordt teruggestort aan eiser.