ECLI:NL:RBROT:2024:10657

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 24/8808 en ROT 24/8809
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024, wordt het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) behandeld. Eiser had zijn aanvraag voor een VOG ingediend voor een Taxibranche chauffeurskaart, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op basis van informatie uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Eiser had een aantal strafbare feiten op zijn naam staan, waaronder openlijke geweldpleging, waarvoor hij nog niet was veroordeeld. De staatssecretaris oordeelde dat de verdenking van een ernstig strafbaar feit niet verenigbaar was met de verkrijging van een VOG.

De voorzieningenrechter concludeert dat er aan het objectieve criterium voor de afgifte van een VOG is voldaan, maar dat de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van het subjectieve criterium in het nadeel van eiser heeft kunnen laten uitvallen. Eiser betwist de verdenking van openlijke geweldpleging en stelt dat hij eerder wel een VOG heeft gekregen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de staatssecretaris de recente strafbare feiten en de verdenking mocht meewegen in zijn beslissing. Eiser heeft voldoende spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiser geen VOG krijgt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het geheven griffierecht wordt teruggestort aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8808 en ROT 24/8809

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. K. Cras),
en
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Dienst Justis, de staatssecretaris
(gemachtigde: mr. E.H.U.S. Pütz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 26 maart 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld (ROT 24/8808). Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen (ROT 24/8809).
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de waarnemer voor de gemachtigde van eiser mr. E.K.B. Bel en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
2. Eiser heeft een VOG aangevraagd voor een Taxibranche chauffeurskaart bij KIWA Register B.V. te Rijswijk. De staatssecretaris heeft het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) geraadpleegd. In dit systeem worden alle misdrijven en een groot aantal overtredingen van natuurlijke personen en rechtspersonen geregistreerd. Bij de aanvraag van een chauffeurskaart geldt in het JDS een terugkijktermijn van vijf jaar. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit rekening gehouden met de volgende informatie over eiser uit het JDS:
“- Bij strafbeschikking van 1 mei 2024 is u een geldboete opgelegd van € 420,- wegens het inhalen van een voertuig valk voor of op een voetgangersoversteekplaats (artikel 12 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Tegen deze strafbeschikking heeft u verzet ingesteld.
- Volgens registratie in het JDS bent u op 8 juli 2023 in Pijnacker met politie/Justitie in aanraking gekomen wegens openlijke geweldpleging (artikel 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht). Deze zaak staat nog open.
- Bij strafbeschikking van 12 april 2023 is u een geldboete opgelegd van € 700,- wegens het overtreden van de Wet personenvervoer (artikel 82a/82b Wp 2000 Artikel 2.2 Verordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi’s ’s-Hertogenbosch).
- Op 13 maart 2023 is jegens u een zaak wegens overschrijden van de maximumsnelheid (artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) geseponeerd op grond van “oud feit”.
- Bij strafbeschikking van 5 december 2022 is u een geldboete opgelegd van € 410,- wegens het overtreden van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (artikel 49 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990).
- Bij strafbeschikking van 15 juni 2022 is u een geldboete opgelegd van € 410,- wegens het negeren van een stopteken (artikel 83 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990).”
De staatssecretaris vindt deze (verdenking van) delicten niet verenigbaar met de verkrijging van een VOG voor een chauffeurskaart, waardoor de staatssecretaris de aanvraag voor een VOG heeft geweigerd.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag voor een VOG. Niet in geschil is dat aan het objectieve criterium is voldaan. Eiser stelt ten aanzien van het subjectieve criterium dat de staatssecretaris terughoudend om moet gaan met de verdenking van openlijke geweldpleging, omdat eiser dit ontkent en hij nog niet is veroordeeld door een strafrechter. Ook tegen de strafbeschikking van het feit van 1 mei 2024 heeft eiser verzet aangetekend. Daarnaast is er geen sprake van recidive, aangezien alle feiten in het JDS op zichzelf staand zijn en eiser niet eerder in verband is gebracht met een geweldsdelict. Verder heeft eiser eerder wel een VOG gekregen en heeft de staatssecretaris onvoldoende rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij wordt behandeld als ware hij in het bezit van een VOG.
Heeft eiser een spoedeisend belang?
4.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
4.2.
Eiser stelt dat hij al langere tijd werkzaam is als taxichauffeur. Door de weigering van de VOG kan hij zijn werkzaamheden niet langer uitvoeren, terwijl zijn hoge (bedrijfs)lasten en privé lasten wel doorlopen. Als eiser nog langer zonder chauffeurskaart zit is het faillissement van zijn onderneming niet meer af te wenden. De voorzieningenrechter vindt dat eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorlopige voorziening. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Kortsluiten
5. De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat zij nu een oordeel kan geven in de beroepszaak. De voorzieningenrechter zal daarom beslissen op het verzoek om voorlopige voorziening en in het beroep. Dit kan op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de toepasselijke regels?
7. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Het wettelijk systeem werkt als volgt: wanneer de aanvrager van een VOG in de justitiële documentatie voorkomt, wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van een objectief en een subjectief criterium. Met het objectieve criterium wordt beoordeeld of de aangetroffen justitiële gegevens, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak, dan wel bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Bij het subjectieve criterium wordt beoordeeld of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het eerder genoemde risico voor de samenleving. Als dat zo is, wordt de VOG afgegeven, ook al wordt voldaan aan het objectieve criterium. Bij de toepassing van het subjectieve criterium worden als relevante omstandigheden betrokken de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
Waarom verklaart de voorzieningenrechter het beroep ongegrond?
9. Tussen partijen is niet in geschil dat aan het objectieve criterium is voldaan. De voorzieningenrechter moet vervolgens beoordelen of de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van het subjectieve criterium in het nadeel van eiser heeft kunnen laten uitvallen. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat dat zo is. De staatssecretaris mocht daarom de aanvraag van eiser voor een VOG afwijzen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
9.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij ziet dat eiser belang heeft bij het krijgen van een VOG. Daartegenover staat echter dat er jegens eiser een verdenking van een ernstig strafbaar feit bestaat. De staatssecretaris heeft deze verdenking mogen meewegen en gewicht mogen toekennen aan de verdenking. Volgens vaste rechtspraak [1] van de Afdeling baseert de staatssecretaris, gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, een besluit op een aanvraag om afgifte van een VOG namelijk op de in het JDS vermelde gegevens. Dit houdt in dat de aanvrager een strafbaar feit heeft gepleegd of vermoedelijk heeft gepleegd. De weigering van een VOG mag op de enkele verdenking van een strafbaar feit worden gebaseerd. De stelling van eiser dat terughoudender had moeten worden omgegaan met de verdenking jegens hem omdat hij die verdenking betwist, kan hem naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet baten. De staatssecretaris gaat immers niet over de vraag of eiser schuldig is aan de tegen hem ontstane verdenking en kan ook niet op de strafzaak vooruit lopen. Het Openbaar Ministerie heeft aan de staatssecretaris de informatie verstrekt dat eiser gedagvaard zal worden vanwege de verdenking van openlijke geweldpleging. De staatssecretaris heeft mogen overwegen dat er daarom sprake is van een redelijke verdenking.
9.2.
De staatssecretaris heeft verder bij zijn oordeel mogen betrekken dat sprake is van een kort tijdsverloop sinds de gestelde pleegdatum van het strafbare feit en de aanvraag. Voor de aanvraag van een VOG voor een chauffeurskaart geldt een terugkijktermijn van vijf jaar. Binnen de terugkijktermijn zijn meerdere (verkeers)overtredingen genoteerd en de verdenking van openlijke geweldpleging van 8 juli 2023. De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aangetroffen feiten daarom te kort geleden zijn om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen om toewijzing van de VOG te rechtvaardigen. Ook is eiser vaker in contact gekomen met justitie. Hoewel deze antecedenten geen geweldsdelicten betreffen, maakt dat niet dat die gegevens uit het JDS niet meegenomen mogen worden. Dat eiser eerder wel een VOG heeft gekregen toen de overige (verkeers)overtredingen ook al bekend waren bij de staatssecretaris maakt niet dat hij tot een ander oordeel had moeten komen. Op de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat de verdenking van openlijke geweldpleging de doorslag heeft gegeven voor de weigering van de VOG. Gelet op bovenstaande vaste rechtspraak dat een weigering van een VOG enkel gebaseerd kan worden op een verdenking van een strafbaar feit kan de voorzieningenrechter dit volgen. De staatssecretaris heeft verder het persoonlijke belang van eiser meegewogen. Eiser werkt met veel plezier als taxichauffeur en heeft veel kosten voor zijn studie, levensonderhoud en taxionderneming. De staatssecretaris heeft daarin echter geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat het belang van eiser bij de afgifte van een VOG zwaarder moet wegen dan het belang van beperking van de risico’s voor de samenleving. Hij heeft er daarbij gewicht aan mogen toekennen dat het strafbare feit waarvan eiser wordt verdacht zich niet verenigt met het werk van een taxichauffeur. Daar komt bij dat niet is gebleken dat eiser geen andere werkzaamheden zou kunnen doen om zijn (studie)kosten te dragen. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat uit het cv van eiser blijkt dat hij in het verleden ook andere bijbanen heeft gehad.
9.3.
Op de zitting heeft eiser verwezen naar een interne mail van (een medewerker van) de staatssecretaris die onderdeel uitmaakt van het dossier. In de mail stelt een medewerker van de staatssecretaris voor dat aan eiser het voordeel van de twijfel gegeven kan worden. De voorzieningenrechter overweegt dat deze mail niet afdoet aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien de mail slechts een voorstel van een enkele medewerker van de staatssecretaris betreft. De staatssecretaris heeft uiteindelijk een andere afweging gemaakt, die naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onnavolgbaar is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen VOG krijgt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiser een beroep heeft gedaan op betalingsonmacht. Door een fout bij de rechtbank heeft dit verzoek de voorzieningenrechter niet bereikt en heeft eiser de benodigde formulieren om het verzoek te onderbouwen niet ontvangen. Er heeft dus geen beoordeling van het beroep op betalingsonmacht plaatsgevonden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op dit moment van de procedure hierover nog een uitvraag te doen bij eiser. Eiser heeft het griffierecht in de voorlopige voorziening en het griffierecht in het beroep op enig moment betaald. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het geheven griffierecht van tweemaal € 187,- (in totaal € 374,-) terug te storten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de griffier van de rechtbank het geheven griffierecht van tweemaal € 187,- (totaal € 374,-) terugstort.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
[…]
3. Onze Minister betrekt niet in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.

Beleidsregels VOG-NP-RP 2024

Paragraaf 3
Voor de beoordeling van een aanvraag voor een VOG kan het COVOG verschillende soorten gegevens ontvangen van verschillende partijen, namelijk justitiële gegevens via Justid, justitiële gegevens via ECRIS en politiegegevens van de politie.
[…]
Wanneer op naam van de aanvrager wel justitiële gegevens staan, wordt de vraag of de VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium, zie paragraaf 3.1. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG.
[…]
Paragraaf 3.1.3.
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
[…]
Paragraaf 3.1.3.1.
Alle justitiële gegevens die binnen de gehanteerde terugkijktermijn worden aangetroffen, kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de VOG-aanvraag, behoudens justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.
Ook de inhoud van een dagvaarding, een kennisgeving van (niet) verdere vervolging en beleidssepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag. Ten aanzien van sepots geldt dat alleen sepotbeslissingen die op beleidsmatige gronden zijn genomen (de zogenoemde beleidssepots) in de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken. Sepotbeslissingen die zijn genomen omdat processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan (de zogenoemde technische sepots) worden niet in de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken.
Paragraaf 3.1.4.1
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
−de afdoening van de strafzaak;
−het tijdsverloop;
−de hoeveelheid antecedenten.
[…]

Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens

Artikel 7
1. Voorzover van toepassing worden als justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 9 aangemerkt:
a. alle beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van:
1°.de beslissing tot niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt;
2°.de beslissing tot niet vervolgen na vaststelling van een rechtmatige geweldsaanwending van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren;
[…]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:744.