ECLI:NL:RBROT:2024:10651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/684398 / JE RK 24-1815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 september 2024, wordt een verzoek behandeld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige verblijft momenteel in een gezinshuis. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 6 september 2024 gehouden, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan de opvoedbehoeften van de minderjarige te voldoen, ondanks eerdere hulpverlening. De minderjarige heeft positieve stappen gemaakt in het gezinshuis, maar er zijn zorgen over zijn ontwikkeling. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat de minderjarige de benodigde zorg en stabiliteit kan blijven ontvangen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de GI aangespoord om actiever betrokken te zijn bij de situatie van de minderjarige.

De beslissing houdt in dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd tot 24 maart 2025. De kinderrechter benadrukt het belang van een omgangsregeling die rekening houdt met de wensen van zowel de minderjarige als de ouders, en dat de GI de komende periode moet werken aan verbetering van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/684398 / JE RK 24-1815
Datum uitspraak: 6 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1] en [naam 2],
hierna te noemen: de ouders, wonende in [plaatsnaam] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 augustus 2024, ontvangen op dezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door een tolk in de Chinese taal, [naam 3] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 4] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van 21 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 24 september 2024.
2.4.
Bij beschikking van 9 februari 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 september 2024 verleend.

3.Het verzoek

De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek. De reden dat het verzoek een periode van zes maanden betreft is praktisch van aard, daardoor lopen de termijnen gelijk met de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing voor de broer van [minderjarige] , [naam 5] , die in hetzelfde gezinshuis verblijft. De afgelopen periode is er geen actieve betrokkenheid vanuit de GI geweest. [minderjarige] mist zijn ouders, maar een thuisplaatsing van [minderjarige] is niet mogelijk. De hulpverlening heeft daarin geen verandering weten te brengen. De komende periode dient het perspectief van [minderjarige] (en [naam 5] ) te worden bepaald. Daarnaast is het belangrijk dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld.

5.Het standpunt van de ouders

De ouders stemmen in met het verzoek en brengen ter zitting het volgende naar voren. De ouders hebben slechts één keer per twee weken een uur omgang met [minderjarige] en dat zorgt voor spanning. De ouders en [minderjarige] wensen een langere duur van de omgang. Daarnaast zou het prettig zijn als [minderjarige] een keer peer maand thuis kan slapen.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen over [minderjarige] zijn voornamelijk gelegen in de gebrekkige opvoedvaardigheden van de ouders. De kinderrechter verwijst hiervoor naar de beschikking van 9 februari 2024. De ouders zijn onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de (opvoed)behoeften van [minderjarige] en hem te bieden wat hij nodig heeft. De inzet van verschillende (intensieve) vormen van hulpverlening heeft daarin de afgelopen jaren geen verandering weten te brengen. De ouders hebben hun leerplafond bereikt en de hulpverlening is uitgeput.
6.2.
[minderjarige] verblijft sinds 9 februari 2024 weer in het gezinshuis en daar heeft hij sindsdien positieve stappen gemaakt. [minderjarige] volgt onderwijs, hij heeft sociale contacten en de zorgen over zijn persoonlijke verzorging en hygiëne zijn afgenomen. Daarnaast stelt [minderjarige] zich meewerkend op en houdt zich aan de regels. Hierdoor is er sprake van een positieve ontwikkeling.
6.3.
Om de positieve ontwikkeling voort te zetten en de rust en stabiliteit van [minderjarige] te waarborgen is het van belang dat zijn verblijfsplek in het gezinshuis gecontinueerd wordt. Daarnaast acht de kinderechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog passend en nodig om de regie te voeren en de veiligheid en het welzijn van [minderjarige] te bewaken, zodat hij zich op een positieve manier verder kan ontwikkelen.
6.4.
Voor de komende periode is het in het belang van [minderjarige] dat zijn perspectief wordt bepaald. Daarnaast is het noodzakelijk dat er samen met de ouders en [minderjarige] , met behulp van een tolk, een omgangsregeling op maat wordt bepaald die aan de wensen van zowel [minderjarige] als de ouders tegemoet komt en door [minderjarige] als prettig wordt ervaren. In dat verband is het van belang dat rekening wordt gehouden met de omgangsregeling tussen de ouders en [naam 5] en dat rivaliteit tussen de broers wordt voorkomen.
6.5.
Gelet op vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter is tevens van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
6.6.
De kinderrechter merkt tot slot op dat het betreurenswaardig is dat de GI de afgelopen periode onvoldoende uitvoering aan de ondertoezichtstelling heeft gegeven. Zo is er niet tot nauwelijks aandacht geweest voor de rol van de ouders en hun contact met [minderjarige] . Het moge duidelijk zijn dat de GI hiermee niet heeft gehandeld zoals van haar mag worden verwacht. Het is noodzakelijk de GI de komende periode aan de slag gaat om de situatie te veranderen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 24 maart 2025;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 maart 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 16 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.