ECLI:NL:RBROT:2024:10648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
11031676
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incassozaak tussen ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. en onbekende gedaagde

In deze incassozaak heeft ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. (hierna: ASR) een vordering ingesteld tegen een gedaagde zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats. De zaak is behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, die op 27 september 2024 uitspraak deed. ASR vorderde betaling van een hoofdsom van € 238,71, vermeerderd met rente en proceskosten. De gedaagde heeft erkend dat hij het bedrag verschuldigd is, waardoor de hoofdsom en de rente zijn toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde ook de proceskosten moet betalen, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 472,38, inclusief dagvaardingskosten, griffierecht en salaris voor de gemachtigde. Het verweer van de gedaagde, dat hij de kosten niet kan betalen en dat hij dakloos is, werd niet gehonoreerd. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, omdat ASR dat had verzocht en de gedaagde daar geen bezwaar tegen had gemaakt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de gedaagde om ervoor te zorgen dat hij correspondentie ontvangt, ook al is hij dakloos.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11031676 CV EXPL 24-9098
datum uitspraak: 27 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Amersfoort.
eiseres,
gemachtigde: mr. M.T.O. Bakker, GGN Mastering Credit BV..
tegen
[gedaagde],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde,
gemachtigde: [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘ASR’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2024, met bijlagen 1 en 2;
  • de mail waarmee [persoon A] zich gesteld heeft als gemachtigde en om uitstel voor antwoord heeft gevraagd;
  • de rolbeslissing;
  • het antwoord, met bijlage (machtiging);
  • de repliek, met vermindering van eis en met bijlagen 3 tot en met 5;
  • de dupliek.

2.De beoordeling

Waar gaat het (nog) om?
2.1.
Gezien de dagvaarding, het antwoord en de reactie daarop bij repliek, waarin te kennen is gegeven dat ASR afstand doet van de geëiste incassokosten, eist ASR veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van € 238,71 aan hoofdsom, € 18,15 aan verschuldigd geworden rente tot aan de dagvaarding, de rente nadien, en de proceskosten.
Toewijzing hoofdsom met rente
2.2.
De hoofdsom van € 238,71 wordt toegewezen, omdat [gedaagde] erkent het bedrag nog verschuldigd te zijn aan ASR. De rente wordt ook toegewezen, omdat deze niet is betwist. Het gaat om € 18,15 en de rente over € 238,71 vanaf 19 maart 2024.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.3.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt de kosten die [gedaagde] aan ASR moet betalen vast op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal
€ 472,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.4.
Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt dus niet gehonoreerd, want de omstandigheid dat hij de kosten niet kan betalen, doet niet af aan de verschuldigdheid ervan.
Dat [gedaagde] dakloos is geworden en post hem hierdoor niet heeft bereikt, kan ASR niet met succes worden tegengeworpen, want [gedaagde] had er in deze situatie voor zorg moeten dragen dat brieven en aanmaningen hem wel (tijdig) zouden bereiken, bijvoorbeeld door een postadres aan ASR door te geven. Anders dan [gedaagde] aanvoert is niet snel tot dagvaarden overgegaan, want ASR heeft onderbouwd gesteld dat meerdere sommaties verzonden zijn naar het adres waar [gedaagde] stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Op 6 maart 2024 is ook nog een sommatie verzonden naar het adres van zijn gemachtigde, welk adres toen vermeld werd in de basisadministratie als briefadres. Op dat moment was nog voldoende gelegenheid om tot betaling over te gaan, zodat [gedaagde] de procedure en de daarmee gemoeide kosten had kunnen voorkomen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat ASR dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ASR te betalen € 256,86 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 238,71 vanaf 19 maart 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van ASR worden vastgesteld op € 472,38;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465