ECLI:NL:RBROT:2024:10636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685585 / KG ZA 24-861
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hervatting werkzaamheden en nakoming koopovereenkomst in kort geding tussen vennoten van een VOF

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiser dat gedaagde 1 zijn werkzaamheden in de pub hervat en dat gedaagde 2 de koopovereenkomst voor de overname van het aandeel van eiser in de VOF nakomt. Eiser en gedaagde 1 zijn vennoten in een VOF die een Ierse pub exploiteert en chalets verhuurt. Gedaagde 1 heeft zijn werkzaamheden in de pub gestaakt en gedaagde 2 heeft de koopovereenkomst voor de overname van het aandeel van eiser in de VOF opgezegd. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld in kort geding, waarbij eiser zijn vorderingen heeft onderbouwd met bewijsstukken en correspondentie tussen de partijen. De rechter heeft vastgesteld dat er geen onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat de vereiste toestemming van de Rabobank voor de overname niet is verkregen. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. De rechter heeft geoordeeld dat de situatie van gedaagde 1, die zich ziek heeft gemeld, en de opzegging van de VOF-akte door gedaagde 1, een belangenafweging in zijn voordeel rechtvaardigt, waardoor de vordering tot hervatting van werkzaamheden ook is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685585 / KG ZA 24-861
Vonnis in kort geding van 23 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rozenburg,
eiser,
advocaten mr. M.H.G. de Neef en mr. R. Bravenboer te Oud-Beijerland,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te Rozenburg,
gedaagden,
advocaten mr. P.J.E.M. Nuiten en mr. J.H. Huybens te Dordrecht.
Partijen worden hierna [eiser], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 september 2024, met producties 1 t/m 12;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 9;
  • de producties 13 t/m 16 van [eiser];
  • de mondelinge behandeling op 4 oktober 2024;
  • de pleitnota van [eiser];
  • de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven. Op 10 oktober 2024 hebben partijen schriftelijk laten weten geen schikking te hebben getroffen en heeft [eiser] om vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde 1] zijn met ingang van 18 februari 2009 vennoten van [naam bedrijf] (hierna: de VOF). Daartoe hebben zij op 5 mei 2009 een ‘Akte Vennootschap onder Firma’ (hierna: de VOF-akte) gesloten en op 13 oktober 2017 een ‘Allonge’.
2.2.
De VOF exploiteert een Ierse pub in het pand aan [adres] (hierna: de pub). [eiser] en [gedaagde 1] zijn gezamenlijk eigenaar van dat pand en het daaraan grenzende perceel grond. De vennoten hebben werkafspraken gemaakt. Die houden in dat [eiser] de administratie verzorgt en dat [gedaagde 1] de pub runt.
2.3.
In de coronaperiode hebben [eiser] en [gedaagde 1] op het perceel grond vijf chalets (hierna: het onroerend goed) gebouwd en deze worden verhuurd. Het onroerend goed is opgenomen in de jaarrekeningen van de VOF.
2.4.
In 2023 en 2024 hebben [eiser] en [gedaagde 2] gesprekken gevoerd over de overname van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed door [gedaagde 2]. [eiser] heeft opdracht gegeven aan [naam 1] (hierna: [naam 1]) van Bureau IGOO B.V. en [naam 2] (belastingadviseur, hierna: [naam 2]) om het verkoopproces te begeleiden.
2.5.
Bij e-mail van 12 juni 2024 heeft [naam 1] het volgende aan [eiser] en [gedaagde 2] bericht:
“Mondeling zijn jullie overeengekomen dat [eiser] [vzr: [eiser]] zijn aandeel in de [naam bedrijf] overdraagt aan [gedaagde 2] [vzr: [gedaagde 2]]. De totale koopsom is vastgesteld op €.250.000,00 en als datum van overdracht 1 juli a.s.
(…)
Medewerking/toestemming [gedaagde 1]
(…) De medewerking/toestemming van [gedaagde 1] [vzr: [gedaagde 1]] voor de overgang is vereist. Om die reden staat ook [gedaagde 1] vermeld in de documenten.
Hypothecaire schuld van de V.O.F.
Tot het ondernemingsvermogen behoort onder meer een hypothecaire schuld aan de Rabobank. Het openstaande bedrag van deze hypotheekschuld bedraagt volgens de balans €.83.618. Voor deze schuld zijn [eiser] en [gedaagde 1] allebei aansprakelijk. Deze hypotheek blijft op het bedrijfspand rusten, want de hypotheekschuld aan de Rabobank wordt niet afgelost. Het is voor alle betrokkenen van belang dat de Rabobank voor het passeren van de akte [eiser] ontslaat uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. (…)
Medewerking bank i.v.m. tweede hypotheekrecht
De medewerking van de Rabobank is daarnaast ook nodig omdat tot meerdere zekerheid voor de betaling van de koopsom/geldlening een recht van tweede hypotheek aan [eiser] wordt verstrekt. Dit te vestigen hypotheekrecht voor [eiser] komt na het eerste hypotheekrecht van de Rabobank doch daarvoor is wel de goedkeuring van de Rabobank nodig. In het geval die toestemming niet wordt gevraagd c.q. verleend, kan de Rabobank de hypothecaire geldlening ineens opeisen.
(…)
Ten aanzien van de vestiging van een recht van tweede hypotheek op de woning van [gedaagde 2] geldt ook dat de eerste hypotheekhouder, hiervoor medewerking gevraagd dient te worden. In dit kader worden de banken door de notaris benaderd.
(…)
Concept documenten
Bijgaand treffen jullie de volgende concept documenten aan:
1. de koopovereenkomst/contractsoverneming voor het aandeel van [eiser] in de V.O.F.;
2. de akte van levering van het onroerend goed;
3. de overeenkomst van geldlening;
4. de bijbehorende hypotheekakte;
5. de overnamebalans, opgemaakt door [naam 2];
6. het betalingsschema voor de rente en aflossing van de geldlening, opgemaakt door [eiser].
Passeerafspraak
(…) het voorstel is om op woensdag 3 juli a.s. om 11.00 uur de akten te passeren in Rotterdam. Als voorwaarde hierbij geldt dat alsdan de hiervoor bedoelde toestemming van de Rabobank dient te zijn verstrekt.
Graag verneem ik of jullie instemmen met de inhoud van de conceptstukken.
(…)”
2.6.
Bij antwoordmail van 16 juni 2024 deelt [gedaagde 2] aan [naam 1] en [eiser] mee:
“Ik heb alles door gelezen en mijn akkoord”
2.7.
Op 30 juni 2024 heeft [gedaagde 1] ondertekende volmachten afgegeven aan [naam 1] en de notariskantoor om namens hem op te treden in het kader van de overname van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed door [gedaagde 2].
2.8.
Bij e-mail van 5 juli 2024 aan [naam 1], [naam 2], [eiser] en [gedaagde 1] heeft [gedaagde 2] het volgende meegedeeld:
“Het een en ander loopt niet zoals verwacht. Allereerst wil ik melden dat het voor mij nog steeds de bedoeling is om [eiser] zijn aandeel over te nemen en daar ook (bijna) alles voor te regelen wat nodig is.
Maar met een een aantal dingen die er nu gebeuren ga ik mij toch zorgen maken en wil dat die eerst worden weg genomen voordat ik ga tekenen. Ik ben echter al wel met [eiser] overeen gekomen om vanaf 1 Jullie de dagelijkse gang van zaken over te nemen met ondersteuning van hem tot dat het met de Rabobank geregeld is.
De afspraak was ik en [gedaagde 1] nemen de Rabobank hypotheek over plus een min van max € 25.000.00 van af 1 jullie, [gedaagde 1] is daar ook mee akkoord gegaan en heeft daar ook voor getekend om de overdracht op 3 jullie te laten passeren bij de notaris ( Dus hij moet opnieuw gaan tekenen voor de volgende Datum ) Hij gaat op dit moment niet meer akkoord wegens zijn eigen motieven, die [eiser] vervolgens gedeeltelijk weg wuift. Ik wil dat deze zaken gewoon eerst echt geregeld worden met een derde persoon daarbij. ( heeft te maken met de kosten verdeling van de bouw van t eerste huisje)
Ik ga nu even benoemen wat ik zag in de boekhouding wat ook eerst opgelost moet worden voor dat er getekend wordt.
(…)”
2.9.
Bij e-mail van 9 juli 2024 aan [naam 1], [naam 2], [eiser] en [gedaagde 2] heeft [gedaagde 1] het volgende meegedeeld:
“Hallo allen,
Vanochtend heb ik een telefoongesprek gevoerd met [gedaagde 2]. Gezien de laatste ontwikkelingen, het afzeggen van de afspraak tussen [gedaagde 2] en [eiser] (vanuit [eiser]) en de volledige stilte. Onbereikbaarheid en geen respons van [eiser], geeft [gedaagde 2] aan niet verder te willen gaan met deze overeenkomst. Voor hem zijn er te veel plotselinge kosten die doorgeduwd en weggeschoven worden.
Voor de rest wil ik ook mededelen dat gezien mijn uitbetaling van de [naam bedrijf] steeds uitblijft, ik geen werkzaamheden meer zal verrichten tbv de [naam bedrijf] vanaf 14-07-2024.”
2.10.
Bij brieven van 14 augustus 2024 heeft [eiser] [gedaagde 2] gesommeerd om de koopovereenkomst na te komen en [gedaagde 1] gesommeerd om zijn werkzaamheden voor de VOF te hervatten.
2.11.
Op 16 september 2024 heeft [gedaagde 1] zich ziek gemeld.
2.12.
Bij brief van 30 september 2024, die op dezelfde dag per deurwaardersexploot aan [eiser] is betekend, heeft [gedaagde 1] de VOF-akte opgezegd tegen 31 december 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. [gedaagde 1]
te gebieden om:
1. binnen twee na dagen na betekening van het te wijzen vonnis alle verplichtingen na te komen die uit hoofde van de VOF-akte op hem rusten en tot 1 juli 2024 gebruikelijk waren, met name de verplichting om op grond van artikel 3 lid 1 van die overeenkomst onder meer maar niet beperkt tot zijn arbeid in de VOF in te (blijven) brengen. Concreet houdt dit in dat [gedaagde 1] zijn werkzaamheden hervat en in ieder geval de pub met inachtneming van de geldende openingstijden (dinsdag tot en met donderdag van 16:00 tot 01:00 en vrijdag en zaterdag van 16:00 tot 02:00) opent, sluit en bardiensten draait en daarnaast – indien nodig ook buiten de voornoemde openingstijden – de inkoop verzorgt, eventueel personeel aanstuurt en de pub schoonmaakt;
te verbieden om:
2. tijdens geldende openingstijden van de pub werkzaamheden te verrichten voor [gedaagde 2] of anderen dan de VOF;
en, voor zover noodzakelijk en vereist om de overname door [gedaagde 2] van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed dan wel eventuele verdere onderhandelingen daarover ongehinderd doorgang te laten vinden,
[gedaagde 1] te gebiedenom binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis:
3. alle benodigde medewerking te verlenen aan de (notariële) overdracht aan [gedaagde 2] van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed;
4. alle benodigde documenten te ondertekenen en volledig te voldoen aan alle daarin voor hem opgenomen verplichtingen, waaronder in ieder geval het als productie 4 overgelegde document met als titel ‘Contractsoverneming in [naam bedrijf]’ dan wel een geüpdatete versie daarvan;
5. uitvoering te geven aan de door [gedaagde 1] afgegeven en als productie 6 overgelegde volmachten dan wel aangepaste of hernieuwde volmachten af te geven en te ondertekenen;
6. op eerste verzoek mee te werken aan de uitschrijving van [eiser] als vennoot van de VOF uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dan wel eventuele andere (openbare) registers en, wanneer [gedaagde 1] niet uiterlijk binnen 5 dagen na het verzoek daartoe de vereiste medewerking verleent, [eiser] te machtigen om de uitschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en eventuele andere (openbare) registers (mede) namens [gedaagde 1] te verrichten;
7. alle benodigde medewerking te verlenen om (i) de rekening-courantschuld en de hypotheekschuld van [eiser] aan de Rabobank door [gedaagde 2] over te laten nemen, (ii) ten behoeve van [eiser] en ten laste van [gedaagde 2] een recht van tweede hypotheek te vestigen op het onroerend goed en (iii) [eiser] door de Rabobank uit zijn hoofdelijkheid ter zake van de rekening-courantschuld en de hypotheekschuld te laten ontslaan;
8. alle benodigde medewerking te verlenen om [eiser] door alle (overige) crediteuren van de VOF uit zijn hoofdelijkheid te laten ontslaan en alle relaties van de VOF te melden dat [eiser] uit de VOF is getreden;
9. alle benodigde (verdere) medewerking te verlenen op welke wijze dan ook en aan wie dan ook, waaronder maar niet beperkt tot de notaris, de Rabobank en crediteuren van de VOF, om het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed aan [gedaagde 2] over te dragen en [eiser] ter zake van de VOF en het onroerend goed uit zijn (hoofdelijke) aansprakelijkheden te ontslaan;
en om [gedaagde 1] te verbieden om:
10. de door [gedaagde 1] afgegeven en als productie 6 overgelegde volmachten in te trekken;
11. de overname door [gedaagde 2] van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed dan wel de verdere onderhandelingen daarover tussen [eiser] en [gedaagde 2] op welke wijze dan ook te belemmeren;
en om [gedaagde 1] te veroordelen:
12. tot betaling van een dwangsom van € 10.000,00 per keer dat [gedaagde 1] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan de gevorderde veroordelingen onder 1. tot en met 11. hiervoor, te vermeerderen met een bedrag van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, althans door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedragen;
B. [gedaagde 2]
primair
te gebiedenom binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis:
13. het aandeel van [eiser] in de VOF en in de onroerende zaken alsnog over te nemen en aan die (notariële) overdracht alle noodzakelijke medewerking te verlenen;
14. alle benodigde documenten te ondertekenen en daaraan volledig uitvoering te (blijven) geven, waaronder in ieder geval de als productie 4 overgelegde documenten met als titel ‘Contractsoverneming in [naam bedrijf]’ en ‘Overeenkomst van geldlening’ dan wel geüpdatete versies daarvan;
15. tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de door [eiser] aan [gedaagde 2] te verstrekken geldlening de zekerheden te vestigen die staan beschreven in de als productie 4 overgelegde concept-hypotheekakte van 12 juni 2024 met als titel ‘Hypotheek’ dan wel een geüpdatete versie daarvan;
16. zichzelf als vennoot van de VOF in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel dan wel in eventuele andere (openbare) registers;
17. alle benodigde medewerking te verlenen om (i) de rekening-courantschuld en de hypotheekschuld van [eiser] aan de Rabobank over te nemen en (ii) [eiser] door de Rabobank uit zijn hoofdelijkheid ter zake van de rekening-courantschuld en de hypotheekschuld te laten ontslaan en [eiser] te vrijwaren;
18. alle benodigde medewerking te verlenen om [eiser] door alle (overige) crediteuren van de VOF uit zijn hoofdelijkheid te laten ontslaan, die aansprakelijkheid van [eiser] over te nemen en [eiser] te vrijwaren;
19. alle noodzakelijke (verdere) medewerking te verlenen op welke wijze dan ook en aan wie dan ook, waaronder maar niet beperkt tot de notaris, de Rabobank en crediteuren van de VOF, die nodig is om het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed over te nemen en [eiser] ter zake van de VOF en het onroerend goed uit zijn (hoofdelijke) aansprakelijkheden te ontslaan;
en om [gedaagde 2] te verbieden om:
20. de levering door [eiser] op welke wijze dan ook te belemmeren;
21. [gedaagde 1] in te huren tijdens de geldende openingstijden van de pub dan wel op andere tijdstippen waardoor [gedaagde 1] niet in de pub werkzaam kan zijn;
en om [gedaagde 2] te veroordelen tot:
22. betaling van een bedrag van € 25.000,00 terzake het contante deel van de koopsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 1 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
23. betaling van een dwangsom van € 10.000,00 per keer dat [gedaagde 2] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan de gevorderde veroordelingen onder 13. tot en met 21. hiervoor, te vermeerderen met een bedrag van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, althans door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedragen;
subsidiair
voor het geval in dit kort geding onvoldoende zou komen vast te staan dat er tussen [eiser] en [gedaagde 2] een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen, verzoekt [eiser] de voorzieningenrechter
om [gedaagde 2] te gebiedenom binnen twee na dagen na betekening van het te wijzen vonnis:
24. te goeder trouw en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid met [eiser] verder te onderhandelen over de nadere uitwerking van de tussen partijen bereikte overeenstemming over de overname door [gedaagde 2] van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed voor € 275.000,00 tegen (hypothecaire) zekerheden, waarbij de inhoud van de als productie 4 overgelegde documenten als basis en uitgangspunt dienen, alsmede daartoe benodigde overeenkomsten en volmachten te ondertekenen;
en om [gedaagde 2] te verbieden om:
25. de verdere onderhandelingen met [eiser] op welke wijze dan ook te belemmeren;
26. [gedaagde 1] in te huren tijdens de geldende openingstijden van de pub dan wel op andere tijdstippen waardoor [gedaagde 1] niet in de pub werkzaam kan zijn;
en om [gedaagde 2] te veroordelen tot:
27. betaling van een dwangsom van € 10.000,00 per keer dat [gedaagde 2] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan de gevorderde veroordeling onder 24. tot en met 26. hiervoor, te vermeerderen met een bedrag van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, althans door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedragen;
C. [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
28. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen althans zijn vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen tegen [gedaagde 1] strekken er kort gezegd toe dat [gedaagde 1] de overeengekomen werkzaamheden in de pub hervat en dat hij alle medewerking verleent die nodig is voor de overname van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed door [gedaagde 2]. De (primaire) vorderingen tegen [gedaagde 2] strekken er kort gezegd toe dat [gedaagde 2], ter nakoming van de koopovereenkomst, alle medewerking verleent die nodig is voor het overnemen van het aandeel van [eiser] in de VOF en het onroerend goed en een bedrag van € 25.000,00 als deel van de koopsom betaalt. Subsidiair vordert [eiser] om [gedaagde 2] te gebieden met [eiser] verder te onderhandelen over de nadere uitwerking van de voorwaarden van de overname.
4.2.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst de vorderingen tegen [gedaagde 2] te behandelen en daarna die tegen [gedaagde 1].
[gedaagde 2]
4.3.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij met [gedaagde 2] wilsovereenstemming heeft bereikt over de essentialia van de overeenkomst tot overname van zijn aandeel in de VOF en het onroerend goed. Nu [gedaagde 2] geen opschortende of ontbindende voorwaarde heeft bedongen, is volgens [eiser] een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand gekomen.
4.4.
[gedaagde 2] voert primair aan dat er geen spoedeisend belang is en de vorderingen zich niet lenen voor een behandeling in kort geding. Subsidiair voert hij aan dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen. Indien wel sprake is van een koopovereenkomst meent [gedaagde 2] meer subsidiair dat deze met wederzijds goedvinden is beëindigd. Nog meer subsidiair doet hij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW en onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 BW.
Spoedeisend belang? Geschikt voor kort geding?
4.5.
[gedaagde 2] voert op dit punt aan dat [gedaagde 1] heeft opgezegd tegen 31 december 2024 en dat [eiser] in dat geval op grond van artikel 10 van de VOF-akte de keuze heeft om de onderneming alleen of met anderen voort te zetten dan wel de VOF te liquideren. Die keuze dient binnen twee maanden na de ontbinding van de VOF te worden doorgegeven. Hierdoor is een nieuwe situatie ontstaan waarin er geen spoedeisend belang bestaat bij een niet meer aan de orde zijnde overname door [gedaagde 2].
Daarnaast lenen de vorderingen zich niet voor behandeling in kort geding. Enerzijds vanwege het definitieve karakter ervan, anderzijds omdat bewijslevering nog nodig is voor de vaststelling van de feiten.
4.6.
Het betoog van [gedaagde 2] wordt niet gevolgd.
4.7.
Juist omdat de overgebleven vennoot bij ontbinding van de VOF binnen twee maanden dient aan te geven of de onderneming wordt voortgezet of geliquideerd, heeft [eiser] er een spoedeisend belang bij om duidelijkheid te krijgen over de vraag of de door hem gestelde koopovereenkomst tussen hem en [gedaagde 2] tot stand is gekomen. Immers, in de situatie dat [gedaagde 2] uit hoofde van de koopovereenkomst gehouden is om het aandeel van [eiser] in de VOF over te nemen, is niet [eiser] maar [gedaagde 2] de overgebleven vennoot en ligt de beslissing om de onderneming van de VOF voort te zetten of te liquideren bij [gedaagde 2].
4.8.
De omstandigheid dat toewijzing van een vordering feitelijk tot onomkeerbare schade of andere gevolgen leidt, hoeft geen beletsel te zijn voor toewijzing in kort geding (HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036). Ook indien bewijslevering nog nodig is voor de vaststelling van feiten, staat dat er niet aan in de weg dat in kort geding voorlopige voorzieningen kunnen worden getroffen op basis van de aannemelijkheid van de stellingen van partijen en een belangenafweging.
Rechtsgeldige koopovereenkomst?
4.9.
[eiser] stelt dat hij met [gedaagde 2] wilsovereenstemming heeft bereikt over de essentialia van de overeenkomst tot overname van zijn aandeel in de VOF en het onroerend goed. Hij verwijst daartoe naar de mail van [gedaagde 2] van 16 juni 2024, waarin [gedaagde 2] akkoord is gegaan met de door [naam 1] opgestelde concept-documenten (zie 2.6.).
4.10.
[gedaagde 2] betwist dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Hij voert aan dat voor de effectuering van de koop en de levering nog door diverse partijen toestemming moest worden verleend. Die vereiste toestemming heeft te gelden als opschortende voorwaarden. Zonder die toestemming kan [gedaagde 2] niet nakomen.
4.11.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat met de gemotiveerde en onderbouwde verweren van [gedaagde 2] onvoldoende aannemelijk is geworden dat, zoals [eiser] stelt, een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Daartoe is het volgende van belang.
4.12.
Het akkoord van [gedaagde 2] had betrekking op de e-mail van [naam 1] van 12 juni 2024 en de daarin meegestuurde concept-documenten (zie 2.5.). Uit die mail kan worden afgeleid dat de overname alleen te realiseren was indien andere partijen daartoe hun medewerking verleenden. [gedaagde 1] diende als mede-vennoot in te stemmen met de overdracht. Verder was nodig dat de Rabobank meewerkte aan het ontslag van [eiser] uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld én ermee instemde dat op het onroerend goed een tweede hypotheek zou worden gevestigd ten gunste van [eiser]. Dat laatste was nodig omdat [gedaagde 2] voor de financiering van de koopsom een geldleningsovereenkomst zou aangaan met [eiser], waarvoor [eiser] hypothecaire zekerheid wilde. Onderaan de mail van [naam 1] is vermeld dat voor het passeren van de akten als voorwaarde gold dat de toestemming van de Rabobank diende te zijn verstrekt. Daarmee valt niet uit te sluiten dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat partijen hebben bedoeld de toestemming van de Rabobank aan te merken als een opschortende voorwaarde. Zeker ook omdat [gedaagde 2] zonder die toestemming financieel niet in staat was om het aandeel van [eiser] over te nemen.
Vaststaat dat de Rabobank de vereiste toestemming niet heeft gegeven. De laatste correspondentie van de Rabobank dateert van 11 juli 2024, waarin zij om meer stukken heeft verzocht en nadere voorwaarden heeft gesteld (productie 9 van [gedaagden]).
Vooralsnog is dus niet voldaan aan de opschortende voorwaarde voor de totstandkoming van de koopovereenkomst.
4.13.
Dat betekent dat de primaire vorderingen jegens [gedaagde 2] worden afgewezen.
Gebod tot verder onderhandelen
4.14.
De voorzieningenrechter ziet ook onvoldoende grond om [gedaagde 2] te verplichten met [eiser] verder te onderhandelen om de koopovereenkomst tot stand te brengen.
4.15.
Duidelijk is dat de situatie waaronder [gedaagde 2] in juni 2024 het aandeel van [eiser] nog wilde overnemen, sinds juli 2024 wezenlijk is gewijzigd met de ziektemelding van [gedaagde 1] en zijn opzegging van de VOF-akte. [gedaagde 2] heeft onweersproken gesteld dat hij vooral geïnteresseerd was in het aandeel van [eiser] vanwege de verhuuropbrengsten van het onroerend goed, maar feit is dat in de VOF ook de pub zit. Met het vertrek van [gedaagde 1] komt de exploitatie van de pub en daarmee de voortzetting van (een deel van) de onderneming van de VOF in het geding.
4.16.
Verder is van belang dat [gedaagde 2] begin juli 2024 op verschillende posten in de boekhouding is gestuit, die bij hem twijfel doen rijzen over de financiële situatie van de VOF. Bij e-mail van 5 juli 2024 (zie 2.8.) heeft hij dit ook kenbaar gemaakt tegenover [eiser]. [gedaagde 2] betoogt dat [eiser] hem onvolledige en onjuiste informatie heeft verstrekt. Ter onderbouwing van die stelling heeft [gedaagde 2] een schriftelijke verklaring overgelegd van [naam 1] (productie 8 van [gedaagden]), die dat bevestigt. Of de verwijten van [gedaagde 2] terecht zijn, kan in dit kort geding niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. [eiser] heeft deze verwijten gemotiveerd betwist. Dit geschilpunt zal in een bodemprocedure, waar ruimte is voor nadere bewijslevering, moeten worden beoordeeld. Dat neemt echter niet weg dat, behalve de situatie van [gedaagde 1], ook de boekhouding van de VOF een punt is dat partijen verdeeld houdt.
4.17.
Bij die stand van zaken kan redelijkerwijs niet van [gedaagde 2] worden gevergd om te worden verplicht de onderhandelingen met [eiser] over de overname voort te zetten. De subsidiaire vorderingen jegens [gedaagde 2] worden eveneens afgewezen.
[gedaagde 1]
Medewerking aan de overname
4.18.
Met het voorgaande oordeel dat er geen onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen, is er geen rechtsgrond om [gedaagde 1] te verplichten medewerking te verlenen aan het realiseren van de overname van het aandeel van [eiser] door [gedaagde 2].
De vorderingen 3. t/m 11. die daarop zien, liggen voor afwijzing gereed.
Hervatting van werkzaamheden
4.19.
[eiser] vordert dat [gedaagde 1] zijn aandeel in de VOF-akte nakomt door de overeengekomen werkzaamheden in de pub te hervatten. [gedaagde 1] stelt echter dat hij ziek is en daardoor niet in staat is om te werken in de pub. [eiser] betwist dat [gedaagde 1] ziek is. Op zitting heeft [eiser] zijn vordering beperkt tot de periode van heden tot 31 december 2024, dit vanwege het feit dat [gedaagde 1] de VOF-akte per die datum heeft opgezegd.
4.20.
[gedaagde 1] heeft de door hem gestelde arbeidsongeschiktheid nauwelijks onderbouwd. Aan de andere kant is niet in geschil dat hij al jaren een hartpatiënt is en is er duidelijk sprake van een conflict tussen [gedaagde 1] en [eiser] over de financiële situatie van de VOF welke situatie ongetwijfeld stress oplevert voor [gedaagde 1]. Bovendien heeft [gedaagde 1] de VOF-akte opgezegd tegen 31 december 2024, zodat hij in ieder geval na die datum niet verplicht is om werkzaamheden te verrichten in de pub. Gelet op de ziektemelding, het conflict tussen partijen en het naderende vertrek van [gedaagde 1], dient een belangenafweging in het voordeel van [gedaagde 1] uit te vallen. De gevorderde hervatting van werkzaamheden wordt derhalve afgewezen.
Proceskosten
4.21.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagden] veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 1.325,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.610,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.610,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.
2091 / 1876