Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen. Eiseres, die gedupeerd is in de toeslagenaffaire, had eerder een forfaitair bedrag van € 30.000,- ontvangen. De Dienst Toeslagen had op 28 juli 2021 compensatie van € 24.796,- toegekend voor de jaren 2012 en 2013, maar op 6 november 2023 werd dit bedrag verhoogd naar € 28.194,-. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Dienst Toeslagen, waarin zij betoogde dat de rentevergoeding onjuist was berekend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 augustus 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de rentevergoeding, zoals bedoeld in artikel 2.2, onder g, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), niet moet worden berekend tot de datum van het bestreden besluit. Eiseres had al op 21 mei 2021 het forfaitaire bedrag ontvangen, en het bestreden besluit leidde niet tot een nabetaling. De rechtbank concludeert dat de rentevergoeding niet verder moet worden berekend dan tot de datum van de compensatie, en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep ongegrond is.