Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 oktober 2024, met 6 producties;
- het overzicht beslagstukken van eiser, met 4 producties.
2.De vordering
3.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, die aanvankelijk werd vertegenwoordigd door mr. C.A. Gobbens maar thans zelf procedeert, een vordering heeft ingesteld tegen gedaagde, die niet is verschenen. Eiser vordert ontruiming van de woonruimte en betaling van achterstallige huurpenningen en gemeentelijke belastingen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 9 oktober 2024, en op 17 oktober 2024 is de zaak besproken tijdens een zitting waarbij gedaagde niet aanwezig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien eiser financiële problemen ondervindt en de bank dreigt de woonruimte executoriaal te verkopen. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde niet in staat is om de huurachterstand in te lopen en de lopende huur te betalen. Gedaagde heeft sinds maart 2024 geen huur meer betaald en heeft aangegeven per 1 november 2024 te zullen verhuizen, maar heeft deze toezegging niet nagekomen. De kantonrechter heeft het belang van eiser bij ontruiming zwaarder laten wegen dan het belang van gedaagde bij behoud van de woning, mede gezien de aanwezigheid van twee minderjarige kinderen in de woning.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, gemeentelijke belastingen, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.