ECLI:NL:RBROT:2024:10621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
11315754 VV EXPL 24-458
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding met betrekking tot huurachterstand en gemeentelijke belastingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, die aanvankelijk werd vertegenwoordigd door mr. C.A. Gobbens maar thans zelf procedeert, een vordering heeft ingesteld tegen gedaagde, die niet is verschenen. Eiser vordert ontruiming van de woonruimte en betaling van achterstallige huurpenningen en gemeentelijke belastingen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 9 oktober 2024, en op 17 oktober 2024 is de zaak besproken tijdens een zitting waarbij gedaagde niet aanwezig was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien eiser financiële problemen ondervindt en de bank dreigt de woonruimte executoriaal te verkopen. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde niet in staat is om de huurachterstand in te lopen en de lopende huur te betalen. Gedaagde heeft sinds maart 2024 geen huur meer betaald en heeft aangegeven per 1 november 2024 te zullen verhuizen, maar heeft deze toezegging niet nagekomen. De kantonrechter heeft het belang van eiser bij ontruiming zwaarder laten wegen dan het belang van gedaagde bij behoud van de woning, mede gezien de aanwezigheid van twee minderjarige kinderen in de woning.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, gemeentelijke belastingen, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11315754 VV EXPL 24-458
datum uitspraak: 24 oktober 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam 1],
eiser,
die aanvankelijk mr. C.A. Gobbens als gemachtigde had, maar thans zelf procedeert,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam 2],
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 oktober 2024, met 6 producties;
  • het overzicht beslagstukken van eiser, met 4 producties.
1.2.
Op 17 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting met eiser besproken. Gedaagde is niet verschenen.

2.De vordering

2.1.
Eiser vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
i. gedaagde te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, althans
per in goede justitie te bepalen termijn, de woonruimte gelegen aan [adres] te ontruimen en te verlaten met alle daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van eiser zijn en onder afgifte van alle sleutels en verdere bij het gehuurde behorende zaken blijvend ter vrije en algehele beschikking van eiser te stellen;
ii. gedaagde te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans per in redelijke justitie te bepalen datum, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan eiser te voldoen een bedrag van € 13.801,62, ter zake van achterstallige huurpenningen en bijdrage in gemeentelijke belastingen, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) per datum dagvaarding, althans per in redelijke justitie te bepalen datum, steeds tot aan de dag van algehele voldoening;
iii. gedaagde te veroordelen om steeds uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, wegens verschuldigde huurpenningen aan eiser te voldoen een bedrag van € 2.475,00 voor iedere maand, vanaf oktober 2024 tot en met de maand waarin de gehuurde woonruimte zal zijn ontruimd en opgeleverd, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW per eerste dag van iedere in te treden maand, althans per in redelijke justitie te bepalen datum, steeds tot aan de dag van algehele voldoening;
iv. gedaagde te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans per in redelijke justitie te bepalen datum, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan eiser te voldoen een bedrag van € 913,02 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW per datum van het wijzen van vonnis, althans per in redelijke justitie te bepalen datum, steeds tot aan de dag van algehele voldoening;
althans subsidiair
v. (een) zodanige voorziening(en) te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
zowel primair als subsidiair
vi. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagde verstek wordt verleend.
3.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoedeisend belang heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat spoedeisend belang is hier aanwezig. Eiser heeft gesteld dat hij schulden bij de bank heeft en dat de bank dreigt de woonruimte executoriaal te verkopen.
3.3.
Gedaagde huurt van eiser de woonruimte gelegen aan [adres]. Gezien de financieel slechte situatie waarin gedaagde verkeert, is eiser ingevolge artikel 2 Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening in beginsel verplicht om minimaal twee maanden vóór het uitbrengen van de dagvaarding de contactgegevens van gedaagde en de hoogte van de achterstand te verstrekken aan het college voor schuldhulpverlening. Dat is niet gebeurd. De toenmalig gemachtigde heeft gedaagde slechts gewezen op de mogelijkheid om zich aan te melden voor schuldhulpverlening en aangeboden om ter zake van de problematiek desgewenst een melding te doen. Dat is niet voldoende. Echter, in dit geval heeft eiser ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde niet in staat is de huurachterstand op korte termijn in te lopen en de lopende huur te betalen. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat gedaagde sinds maart 2024 niets meer heeft betaald, maar ook uit de telefoonopname die eiser ter zitting heeft laten horen. Op die opname is te horen dat gedaagde aan eiser meedeelt dat hij financiële problemen heeft, maar dat hij bepaalde bedragen zal gaan betalen. Ook heeft gedaagde tijdens dat telefoongesprek verklaard dat hij inmiddels een andere woning heeft gevonden en dat hij tegen 1 november 2024 uit de woonruimte zal vertrekken. Eiser heeft gegronde redenen om te twijfelen dat gedaagde zich aan de toegezegde ontruiming gaat houden. Gedaagde is zijn toezegging om te betalen niet nagekomen. Bovendien heeft gedaagde eerder laten weten per 1 oktober 2024 uit de woonruimte te zullen vertrekken, maar heeft dat niet gedaan. Dit alles bij elkaar genomen, dient het belang van eiser bij ontruiming van de woonruimte zwaarder te wegen dan het belang van gedaagde bij behoud van de woning. Daarbij heeft de kantonrechter ook meegewogen het belang van twee minderjarige kinderen in de leeftijden van omstreeks 10 tot 12 jaar waarvan eiser desgevraagd ter zitting heeft medegedeeld dat zij met gedaagde en diens partner in de woning verblijven. Eiser heeft daarover verder medegedeeld dat hij gedaagde mede gelet op dat belang al veel eerder het aanbod heeft gedaan om het gezin een andere, aanzienlijk goedkopere woning te laten betrekken. Op dat aanbod wilde gedaagde niet ingaan. De kantonrechter gaat ervan uit dat gedaagde inmiddels, zoals hij zelf aan eiser heeft medegedeeld, per 1 november 2024 over andere woonruimte beschikt. Ook als dat niet het geval is, is het in de gegeven omstandigheden echter onacceptabel dat gedaagde de onderhavige woning blijft bewonen zonder de lopende huur zelfs maar gedeeltelijk te betalen als gevolg waarvan eiser steeds verder in financiële problemen raakt. De gevorderde ontruiming wordt dan ook toegewezen.
3.4.
Eiser heeft ter zitting de gevorderde geldbedragen aan huurachterstand, de gemeentelijke belastingen en de buitengerechtelijke kosten nader toegelicht. Deze vorderingen zijn niet onrechtmatig of ongegrond en worden daarom toegewezen (artikel 139 Rv).
3.5.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van eiser betalen (artikel 237 Rv). Die proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 706,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.520,72
Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiser dat vordert (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
4.2.
veroordeelt gedaagde om, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, de woonruimte gelegen aan [adres] te ontruimen en te verlaten met alle daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van eiser zijn en onder afgifte van alle sleutels en verdere bij het gehuurde behorende zaken blijvend ter vrije en algehele beschikking van eiser te stellen;
4.3.
veroordeelt gedaagde om, binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen een bedrag van € 13.801,62 ter zake van achterstallige huurpenningen berekend tot en met september 2024 en bijdrage in gemeentelijke belastingen, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt gedaagde om steeds uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, wegens verschuldigde huurpenningen aan eiser te voldoen een bedrag van € 2.475,00 voor iedere maand, vanaf oktober 2024 tot en met de maand waarin de gehuurde woonruimte zal zijn ontruimd en opgeleverd, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW per eerste dag van iedere in te treden maand, steeds tot aan de dag van algehele voldoening;
4.5.
veroordeelt gedaagde om, binnen 7 dagen na de betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen een bedrag van € 913,02 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
4.6.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 1.520,72, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als het vonnis wordt betekend, moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen;
4.7.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. N. Doorduijn.
775 / 1729