ECLI:NL:RBROT:2024:10617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
11276844 CV EXPL 24-21045
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijke huurprijswijzigingsbepalingen en verstek in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over een huurovereenkomst. De eiser vorderde primair dat de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] zou eindigen op 31 augustus 2024, en subsidiair dat de huurovereenkomst zou worden ontbonden. Tevens eiste de eiser dat de gedaagde de woning zou ontruimen en een bedrag van € 5.377,89 aan achterstallige huur zou betalen. De gedaagde is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een huurachterstand heeft van € 5.377,89, die is ontstaan na een eerdere veroordeling tot betaling van een huurachterstand in een andere procedure. De eiser heeft de gedaagde schriftelijk geïnformeerd over de beëindiging van de huurovereenkomst, maar de gedaagde heeft niet ingestemd met deze opzegging. Hierdoor bleef de huurovereenkomst doorlopen, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden vanwege de ernstige huurachterstand van de gedaagde.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 1.650,- per maand te betalen. De kantonrechter heeft ook de incassokosten en rente afgewezen, omdat de bepalingen in de huurovereenkomst als oneerlijk zijn beoordeeld. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11276844 CV EXPL 24-21045
datum uitspraak: 17 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaatsnaam 1],
eiser,
gemachtigde: Velthoven De Koning Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam 2],
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna “[eiser]” en “[gedaagde]” genoemd.

1.De procedure

[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair dat voor recht wordt verklaard dat de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan [adres] zal eindigen of is geëindigd op 31 augustus 2024 en subsidiair dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Daarnaast eist [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld de woning te ontruimen en de in de dagvaarding van 20 augustus 2024 genoemde bedragen, waarin begrepen € 5.377,89 aan achterstallige huur tot en met augustus 2024, aan [eiser] te betalen.
Tegen [gedaagde] is verstek verleend.

2.De beoordeling

[gedaagde] moet een huurachterstand van € 5.377,89,- betalen
2.1.
Voorafgaand aan deze procedure heeft [eiser] [gedaagde] al eerder gedagvaard omdat [gedaagde] een huurachterstand had laten ontstaan. Dat heeft er toe geleid dat de kantonrechter in de procedure met zaaknummer 10812930 CV EXPL 23-31597 op 18 april 2024 vonnis heeft gewezen. In dat vonnis is onder meer de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst vernietigd en is bepaald dat de eerste (kale) huurprijs is blijven gelden waardoor de huur vanaf september 2023 maandelijks € 1.650,- (inclusief servicekosten) bedraagt. In dat vonnis is [gedaagde] ook veroordeeld (onder meer) de huurachterstand tot en met november 2023 te betalen.
2.2.
Uit de deze procedure inleidende dagvaarding van 20 augustus 2024 volgt dat [eiser] in de onderhavige procedure ook van de laatstgenoemde (en juiste) maandelijkse huurprijs van
€ 1.650,- is uitgegaan. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld een bedrag van € 5.377,89,- aan huurachterstand over de periode van december 2023 tot en met augustus 2024 aan [eiser] te betalen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
[eiser] stelt dat hij aan [gedaagde] schriftelijk heeft medegedeeld dat de huurovereenkomst op 31 augustus 2024 afloopt en niet verlengd zal worden. [eiser] heeft de brief van 18 juni 2024, waarin dit is opgenomen en die bij exploot van 26 juni 2024 aan [gedaagde] is betekend, bij de dagvaarding in het geding gebracht. Uit de dagvaarding blijkt dat [gedaagde] niet heeft ingestemd met de opzegging van [eiser]. Op grond van artikel 7:272 lid 1 BW is de huurovereenkomst daarom, ondanks de opzegging, blijven doorlopen. De primair gevorderde verklaring van recht dat de huurovereenkomst op 31 augustus 2024 is geëindigd kan dan ook niet worden toegewezen. De huurovereenkomst eindigt pas nadat onherroepelijk is beslist op een vordering van de verhuurder tot beëindiging van de overeenkomst op grond van artikel 1:272 lid 2 BW. Een dergelijke vordering heeft [eiser] in dit geval echter niet ingesteld.
2.4.
Subsidiair heeft [eiser] een beroep gedaan op ontbinding van de huurovereenkomst.
De huurovereenkomst wordt in dit geval ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter heeft er in dit geval ook rekening mee gehouden dat [gedaagde] ook op 18 april 2024 al is veroordeeld tot betaling van een eerdere huurachterstand.
2.5.
[eiser] heeft heeft gesteld dat zij op 6 mei 2024 de hoogte van de huurachterstand van [gedaagde] aan de gemeente heeft gemeld. Dat is ruim drie maanden voordat hij tot dagvaarding is overgegaan. Daarmee is voldoende gebleken dat [eiser] heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2 Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.6.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 1.650,- per maand betalen (artikel 7:225 BW). [eiser] heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.7.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In de huurovereenkomst (artikel 11.2) staat hierover namelijk een bepaling, die op basis van de huidige lijn in de rechtspraak oneerlijk is. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag [eiser] daar geen beroep op doen en kan hij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [1] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete moet betalen als hij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. [eiser] wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
2.8.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 136,71 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 339,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 858,71. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen 5.377,89,- aan achterstallige huur berekend over de periode van december 2023 tot en met augustus 2024;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf september 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan [eiser] te betalen € 1.650,- per maand;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 858,71;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)