ECLI:NL:RBROT:2024:10581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/686464 / JE RK 24-2069
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsopname

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 8 oktober 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in het kader van een gezinsopname. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die het verzoek indient voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, met als doel het contact tussen hen te herstellen. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de thuissituatie en de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er signalen zijn van ouderverstoting en dat [minderjarige] al vier jaar geen contact heeft met de vader. De kinderrechter oordeelt dat de gezinsopname noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De gezinsopname zal op 14 oktober 2024 starten en duurt vijf dagen. De moeder is ook betrokken bij de gezinsopname, zodat er meer inzicht kan worden verkregen in de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een rapportage op te stellen over de bevindingen van de gezinsopname en de ontwikkeling van [minderjarige]. De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader wordt aangehouden tot een latere zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/686464 / JE RK 24-2069
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[naam 3] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
te [plaatsnaam] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 september 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de bijzondere curator van 1 oktober 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van Jeugdstem van 1 oktober 2024;
  • het gezinsplan van 2 oktober 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • een brief van [minderjarige] aan de kinderrechter, ontvangen van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel te Leiden op 4 oktober 2024;
  • de e-mailberichten van de advocaat van de moeder inclusief producties van 2 oktober 2024, 4 oktober 2024 en 7 oktober 2024;
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • de bijzondere curator, via een teamsverbinding,
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 4] en [naam 5] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 26 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van 26 januari 2024 is [naam 3] benoemt tot bijzondere curator voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Met instemming van partijen heeft de GI ter zitting het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de gezinsopname en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarbij is afgesproken dat op zitting eerst alleen om een beslissing wordt verzocht over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de gezinsopname en het restant van het verzoek wordt aangehouden tot een later moment.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het gewijzigde verzoek en licht dit als volgt toe. De insteek van het verzoek is om de gezinsopname tussen [minderjarige] en de vader te kunnen bewerkstelligen. Het contact tussen [minderjarige] en de vader komt niet tot stand. Er is veel weerstand en [minderjarige] spreekt negatief over de vader. [minderjarige] is loyaal naar de moeder en er zijn signalen van ouderverstoting. Om [minderjarige] en de vader de kans te geven een relatie op te bouwen, lijkt een gezinsopname de laatste kans om dit mogelijk te maken. De gezinsopname van [minderjarige] en de vader kan starten op 14 oktober 2024. Om een algeheel beeld te krijgen en zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij de moeder, is het noodzakelijk dat ook de moeder samen met [minderjarige] aan de gezinsopname deelneemt. Er is langdurig sprake van veel schoolverzuim. Ook na de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing heeft dit nog niet geleid tot een substantiële verbetering. Het is onduidelijk in welke mate [minderjarige] en de moeder meewerken aan de hulpverlening. Tot op heden weigert de moeder mee te werken aan een gezinsopname. Mochten de resultaten van de gezinsopname positief zijn, is Pluryn beschikbaar om na de gezinsopname te starten met intensieve begeleiding voor het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder verzet zich niet tegen een korte machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de gezinsopname. Het is spijtig dat wordt gesteld dat de moeder nergens aan meewerkt. De moeder wil meewerken aan de gezinsopname, maar wil hierover eerst in gesprek gaan met de GI om praktische zaken te bespreken. De moeder kan niet vijf dagen vrij nemen van haar werk. Daarnaast wil de moeder niet de positieve ontwikkeling van [minderjarige] doorkruisen of doorbreken door haar vijf dagen van school te houden. Sinds [minderjarige] op de nieuwe school zit, is er sprake van een positieve ontwikkeling. [minderjarige] is meer aanwezig op school en er zijn geen achterstanden op school. De moeder erkent het belang van het opbouwen van een relatie tussen [minderjarige] en de vader. Desgevraagd verklaart de moeder mee te zullen werken aan een gezinsopname als de kinderrechter aangeeft dat dit van haar verlangd wordt.
4.3.
Door de vader wordt ter zitting aangegeven dat hij op 14 oktober 2024 graag wil starten met de gezinsopname. Ook na de gezinsopname wil de vader contact blijven houden met [minderjarige] . Wellicht dat het omgangshuis hiervoor een oplossing kan bieden. Op dit moment heeft de vader geen contact met [minderjarige] en mag hij [minderjarige] zelfs geen kaartjes sturen. [minderjarige] wordt belemmerd in haar ontwikkeling doordat zij al vijf jaar niet regelmatig naar school gaat.
4.4.
Door de bijzondere curator wordt ter zitting naar voren gebracht dat de gezinsopname het laatste redmiddel is om het contact tussen [minderjarige] en haar vader te herstellen, hetgeen belangrijk is voor haar ontwikkeling. [minderjarige] heeft al vier jaar geen contact met de vader. De wijze waarop [minderjarige] over de vader spreekt, is zorgelijk en wijst op ouderverstoting. Hoewel de moeder aangeeft dat zij wil meewerken, komt de hulpverlening door toedoen van de moeder toch niet van de grond omdat zij over alles vragen en eisen blijft stellen. De hulpverleners zullen de regie moeten nemen om ervoor te zorgen dat de moeder daadwerkelijk gaat meewerken. De bijzondere curator maakt zich grote zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] ervaart veel spanningen, heeft verschillende angsten en heeft medische klachten. Daarnaast is er al langere tijd een gebrek aan reguliere schoolgang. Proclarum heeft hierin een sturende rol, maar lijkt zich terug te trekken. Na de gezinsopnamen moet duidelijk worden of de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zal zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
[minderjarige] woont bij de moeder. Hoewel [minderjarige] al lang bij de moeder woont, is er weinig zicht op de thuissituatie en zijn er grote zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] heeft angsten en last van spanningen. Daarnaast is er al lange tijd sprake van veel schoolverzuim en is er op dit moment onvoldoende duidelijkheid in hoeverre de algehele ontwikkeling van [minderjarige] hieronder lijdt. Daarnaast is een hele grote zorg dat [minderjarige] al vier jaar geen enkele vorm van contact heeft en wilt met de vader. Het is een feit van algemene bekendheid dat het ontbreken van omgang met een ouder een negatieve invloed heeft op de algehele ontwikkeling van een kind. [minderjarige] praat opvallend negatief over de vader, zonder dat zij kan uitleggen wat de reden hiervan is. Dit duidt op signalen van ouderverstoting, mogelijk gevoed door de afwijzende houding van de moeder richting de vader. Ondanks dat er door de rechtbank in 2020 een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader is vastgesteld, is de omgang zonder aanwijsbare reden stopgezet. Het contact zou vervolgens door middel van het sturen van kaartjes worden opgebouwd, maar ook dit is misgelopen. Ook andere initiatieven om de omgang te herstellen komen niet van de grond. De GI heeft [minderjarige] en de vader daarom aangemeld voor een gezinsopname bij Mereo. Om [minderjarige] en de vader de mogelijkheid te bieden een relatie op te bouwen, acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de gezinsopname gaat plaatsvinden. De gezinsopname zal op 14 oktober 2024 starten en duurt vijf dagen. Het is belangrijk dat ook de moeder deel gaat nemen aan de gezinsopname met [minderjarige] , teneinde meer inzicht te krijgen in de opvoedsituatie bij de moeder en de dynamiek tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder heeft ter zitting aangegeven hieraan mee te zullen werken. Met de bevindingen van de gezinsopname zal verder onderzocht moeten worden welke mogelijkheden er zijn voor het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. De kinderrechter verwacht van de GI dat, bij een positief verloop van de gezinsopname van [minderjarige] en de vader, de GI de regie neemt en er daadwerkelijk stappen worden gezet in het contact tussen [minderjarige] en de vader. Het belang van [minderjarige] is hierbij leidend.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de gezinsopname van zowel [minderjarige] en de vader als [minderjarige] en de moeder de komende weken moet plaatsvinden, waarna bekeken dient te worden welke vervolgstappen in het belang van [minderjarige] passend zijn. De vader zal op 14 oktober 2024 starten met de gezinsopname. Hoewel nog onduidelijk is op welke datum de moeder kan starten met de gezinsopname, zal dit vrij snel na de gezinsopname van de vader en [minderjarige] plaatsvinden. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (Mereo) verlenen, met ingang van 14 oktober 2024 voor de duur van drie weken. De beslissing op het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader, zal voor het overige worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum, welke met instemming van de aanwezigen ter zitting is bepaald.
5.4.
Tot slot zijn er twee punten uitgebreid op zitting besproken die door de GI nader onderzocht moeten worden.
5.5.
Ten eerste ontbreekt een helder eenduidig overzicht van de school over de verzuimcijfers en de cognitieve ontwikkeling van [minderjarige] op school. De kinderrechter wil dat de GI zelf deze informatie opvraagt en schriftelijk inbrengt.
5.6.
Daarnaast stelt de kinderrechter grote vraagtekens bij de door de moeder ingeschakelde hulpverlening door Preclarum. In deze complexe casus waar ouders strijd voeren, [minderjarige] klem zit en aanwijzingen zijn voor ouderverstoting, zou een vorm van systeemtherapie nodig zijn, waarbij ook de omgang van [minderjarige] en de vader een belangrijk onderdeel is. Uit een eenvoudige zoektocht op internet blijkt dat Preclarum zich presenteert als een onderwijsorganisatie met een groep van remedial teachers. Remedial teacher is een niet beschermd beroep, hetgeen dus niet een bepaalde opleiding vereist. Op de site van Preclarum blijkt dat geen van de remedial teachers (afgestudeerd) psycholoog is (met BIG registratie), terwijl zij in brieven aan de rechtbank wel ondertekenen als psycholoog. De kinderrechter wil heel goed uitgezocht hebben wat hier aan de hand is en of dit een erkende organisatie is die passende hulpverlening kan geven, afgestemd op de complexiteit van de casus.
5.7.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum een uitgebreide rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de moeder, de vader, mr. A.J.C. van Bemmel en de bijzondere curator) omtrent de bevindingen van de gezinsopname van zowel [minderjarige] en de vader als [minderjarige] en de moeder, het schoolverzuim en de algehele ontwikkeling (zowel cognitief als sociaal) van [minderjarige] op school, de geschiktheid van Preclarum als betrokken hulpverlener en de dan huidige stand van zaken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 14 oktober 2024 tot 4 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing met betrekking tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de vader, de moeder, mr. A.J.C. van Bemmel en de bijzondere curator in deze zaak zal plaatsvinden op
2 december 2024 te 14.45 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam;
6.4.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.A. van der Laan-Kuijt;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de vader, de moeder, mr. A.J.C. van Bemmel en de bijzondere curator;
6.6.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
6.7.
verzoekt de GI de kinderrechter uiterlijk twee weken voor genoemde datum (met afschrift daarvan aan de vader, de moeder, mr. A.J.C. van Bemmel en de bijzondere curator) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024 door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 17 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.