ECLI:NL:RBROT:2024:10560

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685801 / JE RK 24-1991 & C/10/685976 / JE RK 24-2017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 24 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht met betrekking tot een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De moeder en de stiefvader zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er geen zicht is op haar verblijf en activiteiten. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen blijvende verbetering opgetreden. De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. De beslissing op het verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar is afgewezen, maar de machtiging is verlengd voor een kortere periode van zes maanden. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om voor de pro forma datum een rapportage te doen over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/685801 / JE RK 24-1991 & C/10/685976 / JE RK 24-2017
Datum uitspraak: 24 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam,
[naam 2] ,
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
Rotterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 12 september 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen van 17 september 2024.
1.2.
Op 24 september 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 3] en een stagiaire, [naam 4] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 5] .
De stiefvader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de stiefvader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de stiefvader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [naam groep] op het terrein van [naam instelling]
2.3.
Bij beschikking van 12 september 2024 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, met ingang van 12 september 2024 tot 12 december 2024. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overige aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken

ten aanzien van het spoedverzoek met zaaknummer C/10/685801 / JE RK 24-1991:
3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Op dit verzoek is bij beschikking van 12 september 2024 al beslist.
3.2.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. Over de periode tot 10 oktober 2024 is al beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot 12 december 2024.
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/685976 / JE RK 24-2017:
3.3.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft ter zitting de verzoeken. De Raad verwijst naar het raadsrapport en licht het volgende toe. De Raad heeft met de mentor van [minderjarige] bij [naam groep] gesproken. [minderjarige] staat achter de ondertoezichtstelling. De mentor heeft de indruk dat [minderjarige] de ouders wil dwarszitten. Positief is dat [minderjarige] goed contact heeft met de mentor en er een aantal keer positief contact is geweest tussen de ouders en [minderjarige] . Op de groep gaat het wisselend. Hoewel [minderjarige] niet meer is weggelopen en zij geen agressie meer heeft vertoond, is [minderjarige] wisselvallig in het nakomen van de afspraken. Daarnaast heeft [minderjarige] een nieuwe vriend waar zij vaak verblijft, maar waar geen zicht op is. Ook gaat [minderjarige] niet naar school en volgt [minderjarige] geen vervangende dagbesteding. [minderjarige] volgt therapie bij Horizon, maar de Raad vraagt zich af of Horizon haar voldoende kan bieden. De Raad hoopt dat [minderjarige] de motivatie houdt om zich aan de afspraken te houden. Het is noodzakelijk dat er stappen worden gezet en de GI zicht krijgt op de situatie van [minderjarige] . De Raad is met de moeder en haar advocaat van oordeel dat er duidelijkheid moet komen en [minderjarige] strakke kaders moet krijgen. Desgevraagd acht de Raad een tussentijds toetsingsmoment, zoals bepleit door de advocaat van de moeder, niet nodig. De jeugdbeschermer kan de situatie goed monitoren.
4.2.
De GI sluit zich ter zitting aan bij de verzoeken van de Raad. Het is belangrijk dat de regie bij de GI wordt gelegd, zodat er een strak plan kan worden gemaakt met de betrokken partijen en er stappen kunnen worden gezet. Het is onduidelijk wanneer er een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. De jeugdbeschermer kan de situatie monitoren en tijdig aan de bel trekken, waardoor een tussentijds toetsingsmoment niet nodig zal zijn.
4.3.
Door en namens de moeder wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling had nooit afgesloten moeten worden. Het is in het belang van [minderjarige] dat snel actie wordt ondernomen. [minderjarige] heeft duidelijke afspraken nodig, goede begeleiding en strakke kaders. De moeder heeft veel zorgen over [minderjarige] , maar voelt zich niet gehoord. De moeder heeft geen vertrouwen in de groep waar [minderjarige] momenteel verblijft. De moeder krijgt wisselende informatie over het verblijf van [minderjarige] . Er is onvoldoende zicht op [minderjarige] , waardoor ze teveel vrijheid heeft. [minderjarige] vertoont al jaren hetzelfde gedrag. Men lijkt niet in staat om de noodzakelijke hulp aan [minderjarige] te bieden. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing verzoekt de moeder om dit voor een kortere duur dan verzocht uit te spreken en het overige deel aan te houden, zodat beoordeeld kan worden of [minderjarige] wel op de goede plek zit.

5.De beoordeling

ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/685976 / JE RK 24-2017:
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] stelt zich al meerdere jaren zelfbepalend op, komt de afspraken niet na en accepteert geen hulpverlening. Er zijn zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] door het gedrag dat zij vertoont. [minderjarige] volgt geen onderwijs meer, heeft geen dagbesteding en is er geen zicht op waar zij overdag verblijft en met wie. Hoewel er de afgelopen jaren al veel hulpverlening is ingezet, heeft dit niet tot een blijvende verbetering geleid. Het is belangrijk dat met de betrokken partijen zo spoedig mogelijk een gedegen plan wordt opgesteld en dat er duidelijkheid ontstaat over wat [minderjarige] en de ouders nodig hebben. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] verder afglijdt. De kinderrechter acht de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk om passende hulp en ondersteuning in te zetten voor [minderjarige] en de ouders en om de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen. De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.4.
[minderjarige] verblijft al een aantal jaar bij [naam groep]. Gezien haar begeleidingsbehoefte acht de kinderrechter het in haar belang dat deze plaatsing gecontinueerd wordt. Het is wel zorgelijk dat het [naam groep] onvoldoende lukt om met [minderjarige] samen te werken en dat zij zich daar niet aan de afspraken houdt. De Raad en de moeder hebben twijfels over [naam groep] en vragen zich af of dit de meest passende plek is voor [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] dat de GI hier de komende tijd onderzoek naar gaat doen. Gelet hierop zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor een kortere periode dan is verzocht, te weten voor de duur van zes maanden. De beslissing op het verzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum een rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. R.A.F. Jansen) omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
ten aanzien van het spoedverzoek met zaaknummer C/10/685801 / JE RK 24-1991:
5.6.
Gelet op de beslissing inzake het verzoek met zaaknummer C/10/685976 / JE RK 24-2017 komt de kinderrechter niet meer toe aan de beoordeling van het aangehouden deel van het spoedverzoek van de Raad. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van het spoedverzoek met zaaknummer C/10/685801 / JE RK 24-1991;
6.1.
wijst het resterende deel van het verzoek af;
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/685976 / JE RK 24-2017:
6.2.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 24 september 2024 tot 24 september 2025;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 10 oktober 2024 tot 10 april 2025;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen
6.5.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 februari 2025 pro forma;
6.6.
bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. R.A.F. Jansen op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.7.
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de GI, de belanghebbenden en mr. R.A.F. Jansen) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 16 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.