Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van [verzoeker] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). [verzoeker] bevond zich in een problematische schuldensituatie en heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, ondanks dat er nog maar gedeeltelijk sprake was van een wending ten goede in de situatie van [verzoeker].
De procedure begon met een zitting op 9 oktober 2024, waar [verzoeker], zijn beschermingsbewindvoerder mevrouw M. Baaij-Kok en schuldhulpverlener de heer K. Lensink aanwezig waren. De rechtbank beoordeelde of [verzoeker] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldeed, met name of hij te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank concludeerde dat [verzoeker] aan de eisen voldeed, ondanks dat er schulden waren ontstaan binnen de driejaarstermijn.
De rechtbank overwoog dat [verzoeker] sinds 23 januari 2023 onder beschermingsbewind staat en dat er sindsdien geen nieuwe schulden zijn ontstaan, afgezien van verkeersboetes. De beschermingsbewindvoerder verklaarde dat er een verkeerde beslagvrije voet was gehanteerd door het UWV, wat heeft geleid tot een terugvordering. De rechtbank had vertrouwen in de goede trouw van [verzoeker] en zijn bereidheid om zijn verplichtingen na te komen.
De rechtbank benoemde mr. M.C. Franken tot rechter-commissaris en stelde de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 16 oktober 2024, met een einddatum op 16 april 2026. De rechtbank legde ook de verplichtingen op waaraan [verzoeker] moet voldoen tijdens de WSNP, waaronder de informatieverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.