ECLI:NL:RBROT:2024:10543

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24-286
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met toepassing van de hardheidsclausule

Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van [verzoeker] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). [verzoeker] bevond zich in een problematische schuldensituatie en heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. Tijdens de zitting op 9 oktober 2024 zijn zowel [verzoeker] als zijn beschermingsbewindvoerder, mevrouw B. Balgobind, verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] voldoet aan de eisen voor toelating tot de WSNP, ondanks het feit dat er schulden zijn ontstaan die niet te goeder trouw zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verzoeker] sinds maart 2021 onder beschermingsbewind staat en dat er sinds september 2023 geen nieuwe schulden zijn ontstaan. Dit heeft geleid tot de conclusie dat [verzoeker] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding.

De rechtbank heeft de toepassing van de WSNP toegewezen, met inachtneming van de hardheidsclausule, omdat [verzoeker] de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 16 oktober 2024 en de einddatum op 16 april 2026. Tevens zijn de verplichtingen van [verzoeker] tijdens de WSNP uiteengezet, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. De rechtbank heeft ook een rechter-commissaris benoemd en een bewindvoerder aangesteld om toezicht te houden op de naleving van de verplichtingen. Het vonnis benadrukt dat strafrechtelijk gerelateerde schulden niet onder de werking van de schone lei vallen, en dat [verzoeker] zich hiervan bewust moet zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
16 oktober 2024
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres 1],
[woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 9 oktober 2024. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoeker],
- mevrouw B. Balgobind, beschermingsbewindvoerder.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
[verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw
2.3.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2.4.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke. Gebleken is dat [verzoeker] een aantal schulden heeft die zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn. [verzoeker] heeft schulden laten ontstaan bij de Belastingdienst. Deze vorderingen zijn aanslagen die betrekking hebben op omzetbelastingen van de onderneming van [verzoeker]. De laatste vordering heeft betrekking op het tweede kwartaal van 2023. Ook heeft [verzoeker] schulden laten ontstaan bij het CJIB. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan en staan in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. [verzoeker] staat sinds maart 2021 onder beschermingsbewind. Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaart dat een aantal schulden die zijn ontstaan tijdens het beschermingsbewind betrekking hebben op een periode voor het beschermingsbewind. Ook zijn er schulden tijdens het beschermingsbewind ontstaan die – naar eigen zeggen – niet bewust zijn ontstaan. Sinds september 2023 zijn er geen nieuwe schulden meer ontstaan, wat betekent dat [verzoeker] gedurende een periode van één jaar geen nieuwe schulden meer heeft laten ontstaan. Gebleken is dat [verzoeker] niet daadwerkelijk een eigen onderneming heeft gedreven, maar alleen sprake is geweest van een proefperiode waarna hij zich niet heeft afgemeld bij de Belastingdienst, waardoor de omzetbelasting is doorgelopen. Alles met betrekking tot de onderneming van [verzoeker] is (inmiddels) afgerond. Verder is [verzoeker] niet meer in het bezit van een auto, waardoor het ontstaan van nieuwe boetes bij het CJIB niet meer te verwachten is. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij een oplossing wenst voor zijn schulden. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [verzoeker] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat [verzoeker] de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.6.
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.7.
Als [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen.
Vordering uitgesloten van de schone lei
2.8.
De rechtbank wijst erop dat strafrechtelijk gerelateerde schulden, zoals genoemd in artikel 358, vierde lid van de Faillissementswet, niet onder de werking van de schone lei vallen. Indien een dergelijke vordering ouder is dan vijf jaar, kan de schuldenaar wel worden toegelaten tot de WSNP, maar blijven deze vorderingen bij een positieve afsluiting van de WSNP uitgesloten van de schone lei. Op grond van artikel 7 van de Insolventieverordening geldt dat het recht van de lidstaat waar de procedure wordt geopend, bepaalt onder welke voorwaarden deze procedure wordt geopend, verloopt en wordt beëindigd. Dit betekent dat ook strafrechtelijk gerelateerde schulden uit andere EU-landen, zoals België, niet onder de werking van de schone lei vallen.
2.9.
[verzoeker] heeft een schuld van € 77.886,31 aan Financiën-Debiteurenbeheer Stad Antwerpen. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat deze vordering is ontstaan uit een strafrechtelijke veroordeling in België, onder andere voor drugs gerelateerde feiten en mishandeling. Voor de rechtbank is onvoldoende bekend geworden waar deze vordering precies op ziet. Over deze vordering zijn ook geen nadere stukken overgelegd. Wel heeft de rechtbank met [verzoeker] besproken dat hij er rekening mee moet houden dat de schone lei – gelet op de vorige rechtsoverweging – niet werkt ten aanzien van de vordering van Financiën-Debiteurenbeheer Stad Antwerpen. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard, ondanks het voorgaande, (alsnog) te willen worden toegelaten tot de WSNP in verband met zijn andere schulden.
Postblokkade
2.10.
De eerste dertien maanden van het traject geldt een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker]. Als de schuldsaneringsregeling eerder eindigt, stopt ook de postblokkade.
Bevoegdheid rechtbank
2.11.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Franken
en tot bewindvoerder A. Noordzij,
gevestigd te [adres 2]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 16 oktober 2024 en de einddatum op 16 april 2026;
- draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in samenwerking met
S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.