ECLI:NL:RBROT:2024:10511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende documentatie en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 30.376,66. Verzoeker had een regeling aangeboden aan zijn twaalf concurrente schuldeisers, waarbij hij een betaling van 6,21% van de totale schuldenlast tegen finale kwijting voorstelde. Echter, twee schuldeisers, aangeduid als [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], stemden niet in met deze regeling. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Faillissementswet, specifiek artikel 287a, en geconcludeerd dat het aanbod van verzoeker niet goed en controleerbaar was gedocumenteerd. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wogen dan die van verzoeker, omdat hun vorderingen samen 55,1% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een incomplete crediteurenlijst en dat er nieuwe schulden waren ontstaan die niet in het aanbod waren meegenomen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat het aanbod aan de schuldeisers voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen en zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 augustus 2024
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 5 juni 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1] (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2] (hierna: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Boeder Incasso Gerechtsdeurwaarders heeft namens Gotthard Vastgoed B.V. voorafgaand aan de zitting op 29 juli 2024 een verweerschrift ingediend. Boeder Incasso Gerechtsdeurwaarders heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
Ter zitting van 7 augustus 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw L.C.A. van Dam, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer A. Afkeran, werkzaam bij Erasmus Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat het verweerschrift afkomstig is van Gotthard Vastgoed B.V., maar dat dit in feite dezelfde partij betreft als [schuldeiser 1]. [schuldeiser 1] is een vastgoedbeheerder. In het vonnis zal de weigerende schuldeiser worden aangeduid als [schuldeiser 1].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twaalf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 30.376,66 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 4 maart 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 6,21% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast was op dat moment € 29.445,73. Op 27 maart 2024 is aan de schuldeisers een heroverweging gezonden, inhoudende een betaling van 6,31% aan de concurrente schuldeisers. De schuldenlast was op dat moment € 29.001,18. Uit het verzoekschrift WSNP blijkt dat het aanbod aan de schuldeisers lager is geworden, inhoudende een betaling van 6,03% aan de concurrente schuldeisers. De schuldenlast is hoger geworden, namelijk € 30.376,66.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op zijn WW-uitkering. Verzoeker is momenteel bezig met het solliciteren naar een baan. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Ter zitting heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat het wellicht beter is om verzoeker door te leiden naar de WSNP omdat het schuldenoverzicht niet compleet is. Er hebben zich de afgelopen maanden nog een aantal schuldeisers bij schuldhulpverlening gemeld, welke schulden niet zijn meegenomen in het aanbod.
Tien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. De vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bedragen tezamen € 16.732,70, dit is 55,1% van de totale schuldenlast.

3.Het verweer

In haar verweerschrift stelt [schuldeiser 1] zich op het standpunt dat verzoeker zich niet maximaal inspant om zoveel mogelijk baten voor zijn schuldeisers te verwerven. Uit het verzoekschrift wordt niet duidelijk of verzoeker aan het solliciteren is. Ook is er niet aangetoond dat verzoeker binnen drie jaar niet redelijkerwijs een betaalde baan kan vinden. De beweerde inspanningen om werk te vinden zijn niet onderbouwd en worden nadrukkelijk betwist. Voorts stelt [schuldeiser 1] dat de aangeboden regeling niet goed en betrouwbaar is gedocumenteerd. Een opgave van de goederen van verzoeker, met vermelding van eventueel daarop rustende pand-, hypotheek- en retentierechten die daarop kunnen worden uitgeoefend, ontbreekt. Ook ontbreekt een gespecificeerde opgave van de vaste lasten van verzoeker. Ten slotte stelt [schuldeiser 1] dat niet is toegelicht hoe wordt gecontroleerd of er gedurende de looptijd van het prognoseakkoord aantoonbare inspanningen worden geleverd om inkomsten te behouden of te vergroten. Ook ontbreekt een toelichting op de wijze waarop wordt nagegaan of de aflossingscapaciteit periodiek wordt bepaald en volledig wordt ingebracht. In een wettelijke schuldregeling is verzoeker onderworpen aan intensief, streng en onafhankelijk toezicht, wat ten goede komt aan de schuldeisers. [schuldeiser 1] stelt zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 2] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten schriftelijk dan wel mondeling toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een aanzienlijk aandeel vormen in de totale schuldenlast (te weten 55,1% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Ter zitting heeft schuldhulpverlening te kennen gegeven dat de crediteurenlijst niet compleet is. Na het aanbod is gebleken dat er sprake is van schulden die niet eerder bekend waren en derhalve niet zijn meegenomen in het aanbod. In de aanbiedingsbrief is weliswaar vermeld dat het voorstel een prognose is en dat afhankelijk van de reserveringsmogelijkheden van verzoeker het uiteindelijke resultaat hoger of lager kan uitvallen, maar de rechtbank is van oordeel dat de schuldeisers er geen rekening mee hoefden te houden dat het uiteindelijke resultaat lager zou worden doordat de schuldenlast gedurende het minnelijk traject zou toenemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.A. Kuijvenhoven, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.