Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde voorbedachten rade (moord);
- bewezenverklaring van de onder 1 impliciet ten laste gelegde doodslag en het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een wapen;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10.278085.21.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
1.doodslag;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
6.Strafbaarheid verdachte
verdedigingtegen een wederrechtelijke aanranding, kan een beroep op noodweer niet worden aanvaard wanneer de gedraging van degene die zich hierop beroept, op grond van zijn bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend. In een dergelijk geval kan ook een beroep op noodweerexces of putatief noodweer niet slagen.
7.Motivering straf
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
9.Vordering tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezen, dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde doodslag en het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) jaren;
€ 18.902,64 (zegge: achttienduizend negenhonderdtwee euro en vierenzestig cent),bestaande uit € 1.402,64 aan materiële schade en € 17.500,- aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen
€ 18.902,64 (zegge: achttienduizend negenhonderdtwee euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
130 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 23.879,60 (zegge: drieëntwintigduizend achthonderdnegenenzeventig euro en zestig cent), bestaande uit € 6.379,60 aan materiële schade en € 17.500,- aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen
€ 23.879,60 (zegge: drieëntwintigduizend achthonderdnegenenzeventig euro en zestig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
155 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 17 februari 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) weken (parketnummer: 10.278085.21).