In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoeker heeft vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente, met een totale schuldenlast van € 21.157,10. Hij heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij hij 9,99% aan de preferente en 4,99% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De meerderheid van de schuldeisers stemde in met deze regeling, met uitzondering van Overlastregistratie Nederland, die weigerde in te stemmen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Overlastregistratie Nederland slechts 3,43% van de totale schuldenlast bedraagt en dat veertien van de vijftien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat het voorstel goed gedocumenteerd is en is getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam. Verzoeker heeft geen betaald werk en ontvangt een PW-uitkering, en er is voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de toekomst niet in staat zal zijn om een hoger inkomen te verwerven.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van Overlastregistratie Nederland. Daarom is het verzoek om Overlastregistratie Nederland te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Overlastregistratie Nederland is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan.