ECLI:NL:RBROT:2024:10498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot een weigerende schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoeker heeft vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente, met een totale schuldenlast van € 21.157,10. Hij heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij hij 9,99% aan de preferente en 4,99% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De meerderheid van de schuldeisers stemde in met deze regeling, met uitzondering van Overlastregistratie Nederland, die weigerde in te stemmen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Overlastregistratie Nederland slechts 3,43% van de totale schuldenlast bedraagt en dat veertien van de vijftien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat het voorstel goed gedocumenteerd is en is getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam. Verzoeker heeft geen betaald werk en ontvangt een PW-uitkering, en er is voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de toekomst niet in staat zal zijn om een hoger inkomen te verwerven.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van Overlastregistratie Nederland. Daarom is het verzoek om Overlastregistratie Nederland te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Overlastregistratie Nederland is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 9 oktober 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 1 juli 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Overlastregistratie Nederland B.V. (hierna: Overlastregistratie Nederland);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 2 oktober 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener);
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij het Leger des Heils;
  • de heer C. Maté en mevrouw M.A. van der Meijden, beiden werkzaam bij Van den Bosse Bewindvoeringen B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 21.157,10 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 20 februari 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 9,99% aan de preferente schuldeisers en 4,99% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn PW-uitkering. Verzoeker heeft op dit moment geen officiële ontheffing van de sollicitatieverplichting vanuit de gemeente. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Overlastregistratie Nederland stemt hier niet mee in. Zij heeft twee vorderingen op verzoeker met een totaal bedrag van € 725,24, welke 3,43% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Overlastregistratie Nederland geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Overlastregistratie Nederland bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Overlastregistratie Nederland in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Overlastregistratie Nederland een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,43%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de vijftien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker ontvangt een PW-uitkering. Vanuit de gemeente heeft verzoeker – op dit moment – geen officiële ontheffing van zijn sollicitatieverplichting. Uit overgelegde stukken blijkt dat de afdeling Werk&Inkomen van de gemeente Rotterdam gaat beoordelen of verzoeker vrijgesteld dient te worden van zijn sollicitatieverplichting. Ook heeft verzoeker stukken overgelegd aan de rechtbank van zijn huisarts, de GGZ en het Leger des Heils, waaruit voor de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker op dit moment geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Voldoende aannemelijk is ook dat hij dit de komende jaren niet zal kunnen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Overlastregistratie Nederland, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Overlastregistratie Nederland te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Overlastregistratie Nederland zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Overlastregistratie Nederland om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Overlastregistratie Nederland in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.