ECLI:NL:RBROT:2024:10496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/683996 / KG ZA 24-770
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van een woning in kort geding met betrekking tot afspraken tussen ex-partners

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de man vordert dat de vrouw medewerking verleent aan de verkoop van hun gezamenlijke woning aan een derde. De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat hij op 1 november 2024 een nieuwe woning zal betrekken en gebruik wil maken van de meeneemregeling van zijn hypotheek bij BLG Wonen. De vrouw verzet zich tegen de verkoop en stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de overdracht van de woning aan haar, mits de man niet in staat is om voor 1 juli 2024 een nieuwe woning te kopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een afspraak is gemaakt tussen partijen, zoals blijkt uit een Whatsappbericht van de vrouw. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de man om de woning aan een derde te verkopen in strijd is met deze afspraak. De vrouw heeft een groter belang bij het behoud van de woning, aangezien zij daar al woont en de hypothecaire lasten kan dragen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af en compenseert de proceskosten tussen partijen.

In reconventie vordert de vrouw medewerking van de man aan de levering van zijn aandeel in de woning aan haar. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft, omdat de afspraken tussen partijen nog nageleefd moeten worden. Ook deze vordering wordt afgewezen, met compensatie van de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683996 / KG ZA 24-770
Vonnis in kort geding van 1 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te Berkel en Rodenrijs,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. S.A. Ray te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. S.D. van de Kant te Amsterdam.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 september 2024, met producties 1 tot en met 20,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7,
  • de aanvullende stukken van de man,
  • de aanvullende producties 8 en 9 van de vrouw,
  • de spreekaantekeningen van mr. Van de Kant.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 september 2024.

2.De feiten

2.1.
In juni 2021 kopen partijen een woning aan [adres] (hierna: de woning). Partijen hebben op dat moment een affectieve relatie.
2.2.
BLG Wonen (hierna: BLG) verstrekt aan partijen een hypothecaire geldlening van € 390.000,00. De lening bestaat uit twee delen, te weten een leningdeel van € 290.000,00 met een rente van 1,75% en een leningdeel van € 100.000,00 met een rente van 1,95%. De lening heeft een looptijd van dertig jaar met een rentevaste periode van twintig jaar.
2.3.
Op 31 juli 2023 eindigt de relatie van partijen. De man vertrekt uit de woning en gaat bij zijn ouders wonen. De vrouw blijft in de woning wonen.
2.4.
In oktober 2023 verstrekken partijen aan taxateur [naam] van Sonny Vastgoed de opdracht om de woning te taxeren. In een taxatierapport van 21 oktober 2023 staat dat [naam] de woning op 3 oktober 2023 op € 468.000,00 heeft getaxeerd.
2.5.
Bij e-mail van 26 oktober 2023 schrijft de vrouw aan notariskantoor [naam notaris] dat zij een akte van verdeling wil laten opstellen. Daarbij laat de vrouw weten dat zij het aandeel van de man in de woning overneemt tegen betaling aan de man van de helft van de overwaarde, uitgaande van een taxatiewaarde van € 465.000,00. Een dag later informeert de notaris de vrouw per e-mail over onder andere de kosten voor het opmaken van een akte van verdeling. De vrouw zendt deze e-mail alsook haar e-mail van 26 oktober 2023 op 29 oktober 2023 aan de man.
2.6.
In december 2023 informeert de man bij BLG of het mogelijk is om de hypothecaire geldlening met de daarop van toepassing zijnde rentepercentages te splitsen tussen hem en de vrouw. Bij de aankoop van een nieuwe woning en het afsluiten van een nieuwe hypothecaire geldlening kunnen bij BLG de bestaande rente-afspraken worden ‘meegenomen’ (de zgn. meeneemregeling), mits de oude woning wordt verkocht.
2.7.
Op 29 december 2023 bericht de vrouw via Whatsapp aan de man:
“Op 29 december 2023 hebben we de volgende afspraken gemaakt:
  • Jay heeft tot 1 juli 2024 de tijd om een eigen huis te vinden;
  • Jay heeft tot 1 juli 2024 de tijd om ervoor te zorgen dat de BLG bank akkoord is om zijn deel van de hypotheek tegen de toen afgesloten rente mee te nemen;
  • wanneer het bovenstaande niet is gelukt voor 1 juli 2024 gaat de volledige hypotheek aan [adres] over op [gedaagde] ;”
In reactie daarop vraagt de man of partijen tot 1 juli 2024 kunnen onderhandelen over een compensatie voor het niet kunnen meenemen van de rente. De vrouw laat weten dat partijen het in januari nog kunnen hebben over een compensatie, maar daarna niet meer.
2.8.
In januari 2024 wijst BLG het verzoek van de man tot splitsing van de hypothecaire geldlening af.
2.9.
Op 29 januari 2024 bericht de man via Whatsapp aan de vrouw dat zijn verzoek aan BLG niets heeft opgeleverd. Verder vraagt hij of de vrouw al heeft laten toetsen of zij een volledige hypotheek voor € 468.000,00 kan krijgen tegen een rente van 1,8%. Daarbij merkt hij op dat het belangrijk is dat de vrouw in de woning kan blijven wonen en door de acceptatie bij de bank heen komt.
2.10.
Bij e-mail van 22 februari 2024 schrijft de man aan de vrouw dat het hem niet lukt om een nieuwe woning te kopen, omdat hij niet weet van welke financiële voorwaarden hij uit moet gaan. Hij doet de vrouw een voorstel met twee opties. De eerste optie houdt in dat de vrouw het aandeel van de man in de woning overneemt en dat de man daarbij afziet van zijn voordeel om € 195.000,00 mee te nemen met een rente van 1,8%. De vrouw moet hem dan een vergoeding van € 49.497,00 betalen naast de helft van de overwaarde. De tweede optie betreft de verkoop van de woning aan een derde.
2.11.
Bij e-mail van 4 maart 2024 vraagt mr. Van de Kant aan de man of de hypotheek op naam van de vrouw kan worden gezet, waarbij de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. Verder schrijft hij dat er geen reden is voor compensatie van een eventueel renteaandeel, maar dat de vrouw desondanks bereid is om een gezamenlijke schuld aan haar ouders volledig op zich te nemen.
2.12.
Bij e-mail van 15 maart 2024 bericht mr. Ray dat de schuld aan de ouders van de vrouw wordt betwist en dat de man naast de overwaarde aanspraak maakt op een vergoeding vanwege het niet kunnen meenemen van de gunstige rentevoorwaarden.
2.13.
Bij brief van 31 mei 2024 verzoekt de man BLG om alsnog akkoord te gaan met een splitsing van de hypothecaire geldlening. Bij e-mail van 20 juni 2024 laat BLG weten geen reden te zien om van haar eerdere standpunt af te wijken.
2.14.
Op 17 juli 2024 koopt de man een nieuwe woning. In de koopovereenkomst staat dat de akte van levering op 1 november 2024 wordt gepasseerd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vrouw veroordeelt tot medewerking aan de verkoop en overdracht van de woning aan een derde, onder oplegging van een dwangsom.
3.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van de man in de proceskosten.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de man veroordeelt tot medewerking aan de levering van zijn aandeel in de woning aan haar, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat zijn nieuwe woning op 1 november 2024 wordt geleverd en hij dan aanspraak wil kunnen maken op de meeneemregeling van BLG. De man heeft toegelicht dat het voor BLG voldoende is als de woning te koop staat en er nog geen getekende koopovereenkomst hoeft te zijn.
4.2.
De man vordert op grond van artikel 3:178 BW verkoop van de woning aan een derde. Hij stelt dat hij daar belang bij heeft, omdat hij dan aanspraak kan maken op de meeneemregeling van BLG. De toedeling van de woning aan de vrouw is voor de man onbespreekbaar zolang de vrouw niet bereid is om hem te compenseren.
4.3.
De vrouw verzet zich tegen verkoop van de woning aan een derde. Zij stelt dat partijen hebben afgesproken dat de man tot 1 juli 2024 de tijd krijgt om een huis te kopen en zijn deel van de hypotheek tegen de in 2021 afgesloten rente mee te nemen. Nu de man daar niet in is geslaagd, dient hij zijn aandeel in de woning aan de vrouw over te dragen.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat de voorzieningenrechter zich bij de beslissing van het hem voorgelegde geschil dient te richten naar de waarschijnlijke uitkomst van de bodemprocedure. Dat betekent in dit geval dat een voorlopig oordeel moet worden gevormd over het bestaan van de door de vrouw gestelde afspraak. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat uit het Whatsappbericht van de vrouw van 29 december 2023 (zie 2.7. hiervoor) voldoende kan worden afgeleid dat partijen op die datum zijn overeengekomen dat de man tot 1 juli 2024 de tijd kreeg om een eigen huis te vinden en ervoor te zorgen dat hij gebruik kon maken van de meeneemregeling. Ook blijkt daaruit dat als dit niet lukt, het de bedoeling van partijen is dat de woning aan de vrouw wordt toebedeeld. Hoewel de man de afspraken in de Whatsappcorrespondentie van 29 december 2023 niet met zoveel woorden heeft bevestigd, laat hij in een Whatsappbericht van 29 januari 2024 weten dat het belangrijk is dat de vrouw in de woning kan blijven wonen. Daarnaast is tijdens de zitting gebleken dat de man zich bewust was van het belang van de datum van 1 juli 2024. Dit geeft steun aan de hiervoor weergegeven bedoeling van partijen. Daarmee doorkruist de vordering van de man om de woning aan een derde te verkopen de afspraak van partijen dat de man tot 1 juli 2024 de tijd kreeg om een woning te kopen en gebruik te maken van de meeneemregeling en dat de woning anders aan de vrouw wordt toebedeeld. Dit leidt ertoe dat de vordering van de man moet worden afgewezen.
4.5.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Hoewel de man een belang heeft bij verkoop van de woning aan een derde weegt dit belang minder zwaar dan het belang van de vrouw om in de woning te kunnen blijven wonen. Het belang van de man betreft louter een financieel belang, terwijl toewijzing van de vordering voor de vrouw verstrekkende gevolgen heeft. Zij zal dan immers nieuwe woonruimte moeten vinden, terwijl zij in de woning wil blijven wonen en in staat is om de hypothecaire lasten volledig te dragen. Voor de man geldt dat niet. Hij had sowieso uit de woning moeten vertrekken.
4.6.
In geschillen tussen ex-partners is het gebruikelijk dat de kosten worden gecompenseerd. Dat houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.7.
De vrouw stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat zij al meer dan een jaar bezig is om tot een verdeling van de woning te komen en verder wil. De voorzieningenrechter volgt de vrouw hier niet in. Naar zijn oordeel is geen sprake van een voldoende spoedeisend belang. Het feit dat de kwestie nog niet is afgewikkeld is onder meer het resultaat van de afspraak tussen partijen. Partijen zijn immers overeengekomen dat de man tot 1 juli 2024 de tijd kreeg om een nieuwe woning te vinden en aanspraak te maken op de meeneemregeling van BLG. Pas daarna kreeg de vrouw aanspraak op het aandeel van de man in de woning. Daar komt bij dat de vrouw al in de woning zit en daar ook kan blijven. Daarmee is dus geen sprake van een situatie waarin de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Bovendien kunnen in een bodemprocedure alle twistpunten, waaronder de verrekening van een eventuele schuld van partijen aan de ouders van de vrouw, worden beoordeeld.
4.8.
In geschillen tussen ex-partners is het gebruikelijk dat de kosten worden gecompenseerd. Dat houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
[2971/1980]