In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de man vordert dat de vrouw medewerking verleent aan de verkoop van hun gezamenlijke woning aan een derde. De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat hij op 1 november 2024 een nieuwe woning zal betrekken en gebruik wil maken van de meeneemregeling van zijn hypotheek bij BLG Wonen. De vrouw verzet zich tegen de verkoop en stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de overdracht van de woning aan haar, mits de man niet in staat is om voor 1 juli 2024 een nieuwe woning te kopen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een afspraak is gemaakt tussen partijen, zoals blijkt uit een Whatsappbericht van de vrouw. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de man om de woning aan een derde te verkopen in strijd is met deze afspraak. De vrouw heeft een groter belang bij het behoud van de woning, aangezien zij daar al woont en de hypothecaire lasten kan dragen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af en compenseert de proceskosten tussen partijen.
In reconventie vordert de vrouw medewerking van de man aan de levering van zijn aandeel in de woning aan haar. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft, omdat de afspraken tussen partijen nog nageleefd moeten worden. Ook deze vordering wordt afgewezen, met compensatie van de proceskosten.