ECLI:NL:RBROT:2024:10473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685552 / KG ZA 24-860
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van een verbod op uitlatingen en rectificatie op Instagram in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2024 een vonnis gewezen in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. van Zanten, en gedaagde, die niet is verschenen. Eiser, die feitelijk in Dubai woont, heeft gedaagde aangeklaagd wegens onrechtmatige uitlatingen op Instagram die schadelijk zijn voor zijn reputatie en onderneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiser een internationaal karakter hebben, aangezien de schade zich in Nederland voordoet. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser spoedeisend zijn en heeft het gevraagde verstek verleend. De rechtbank heeft de uitlatingen van gedaagde als onrechtmatig gekwalificeerd en heeft gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van beledigende en bedreigende uitlatingen op Instagram. Daarnaast is gedaagde verplicht om een rectificatie te plaatsen op zijn Instagram-account. De rechtbank heeft ook contact- en gebiedsverboden opgelegd voor een periode van zes maanden, met een beperking tot een straal van drie kilometer van de woonplaats van eiser in Nederland. De dwangsom is gematigd en gemaximeerd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685552 / KG ZA 24-860
Vonnis in kort geding van 17 september 2024
in de zaak van
[eiser],
die woonplaats heeft gekozen op het kantooradres van zijn advocaat,
eiser,
advocaat mr. B. van Zanten te Hardinxveld-Giessendam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 september 2024 met producties 1 tot en met 5
  • de mondelinge behandeling gehouden op 10 september 2024
  • de spreekaantekeningen met aanvulling eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
Eiser heeft in de spreekaantekeningen de eis verduidelijkt. Een wijziging of vermeerdering van de eis of de grondslagen daarvan is op grond van het bepaalde in artikel 130 lid 3 Rv uitgesloten indien gedaagde niet is verschenen, tenzij eiser de wijziging tijdig bij exploot aan de gedaagde kenbaar heeft gemaakt. Dat eiser dat laatste heeft gedaan is gesteld noch gebleken. Nu geen sprake is van een vermeerdering of wijziging, maar slechts van een verduidelijking neemt de voorzieningenrechter de oorspronkelijke eis tot uitgangspunt, uitgelegd zoals volgens de verduidelijking, die in overeenstemming is met de tekst, is bedoeld.
2.3.
Eiser woont feitelijk in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten. Gedaagde woont in Rotterdam. De vorderingen dragen dus een internationaal karakter. De vorderingen van eiser vinden hun grondslag in (beweerdelijk) onrechtmatig handelen door gedaagde. Eiser stelt dat de schade die hij lijdt en dreigt te lijden met name in Nederland zal optreden; zijn internetonderneming richt zich met name op Nederland en de bedreigingen richten zich (onder meer) tegen de ouders van eiser in Nederland en tegen eiser zelf als hij in Nederland verblijft. Op grond van artikel 4 lid 1 Verordening Rome II en artikel 10:159 BW is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet. Omdat in voldoende mate is gebleken dat dit Nederland is, is Nederlands recht van toepassing.
2.4.
Gelet op de woonplaats van gedaagde is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd.
2.5.
Eiser heeft, gelet op de aard van de vorderingen, een voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
2.6.
Voor zover het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is, wordt het toegewezen. Voor het overige wordt als volgt overwogen.
2.6.1.
Voorshands is aannemelijk dat de uitlatingen van gedaagde op Instagram onrechtmatig zijn omdat zij geen behoorlijke feitelijke basis hebben en zijn gesteld in onnodig grievende bewoordingen en ten dele redelijkerwijs als bedreigend zijn te beschouwen. De vordering om gedaagde te veroordelen uitlatingen over eiser en de zijnen te verwijderen en verwijderd te houden wordt daarom alleen toegewezen voor zover het beledigende en/of bedreigende uitlatingen op Instagram betreft. Voor het overige is de vordering te ruim geformuleerd. Dat gedaagde voor zijn uitlatingen andere sociale media kanalen of whatsapp heeft gebruikt of dat zonder meer redelijk voorzienbaar is dat hij deze voor het doen van onrechtmatige uitlatingen over eiser en de zijnen zal gaan gebruiken, is niet aannemelijk. Een algeheel verbod om welke uitlating dan ook over eiser en de zijnen te doen, vormt een disproportionele inbreuk op het grondrecht van de vrije meningsuiting.
2.6.2.
De gevorderde rectificatie wordt toegewezen. Een rectificatie heeft als doel om de schade veroorzaakt door de onrechtmatige uitlatingen te herstellen. Volgens eiser bestaat zijn schade uit reputatieschade en financiële schade. Voldoende aannemelijk is, mede gelet op het ontbreken van verweer, dat eiser enige financiële schade (als gevolg van het mislopen van klanten) en reputatieschade leidt. De rectificatie wordt daarom toegelaten op een termijn als na te melden.
2.6.3.
In verband met de eisen van proportionaliteit worden het gevorderde contactverbod en het gevorderde gebiedsverbod beperkt toegewezen en wel voor de duur van zes maanden. Eiser heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is van zodanige uitzonderlijke omstandigheden dat nu al aanleiding bestaat om deze verboden - die inbreuk maken op door internationale verdragen gegarandeerde grondrechten - voor vijf jaar toe te wijzen. Het door eiser gevorderde gebiedsverbod is bovendien te ruim geformuleerd. Gelet op de nadere toelichting op zitting, feitelijk neerkomend op een toelaatbare vermindering van eis, wordt het gebied waarvoor het verbod geldt beperkt tot een straal van drie kilometer gerekend vanaf zijn woonplaats in Nederland bij zijn ouders. Daarbij wordt opgemerkt dat gedaagde bekend is met die woonplaats van de ouders en dat eiser heeft verklaard daar meestal te verblijven als hij in Nederland is.
2.6.4.
De gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd toegewezen.
2.7.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde tot het binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis verwijderen en verwijderd te houden van alle openbare beledigende en/of bedreigende uitlatingen op zijn Instagram account over eiser en de zijnen, te weten zijn vriendin, kind, ouders en advoca(a)t(en),
3.3.
veroordeelt gedaagde om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het volgende bericht, of een bericht van vergelijkbare strekking, op zijn Instagram-account te plaatsen, voor de duur van minstens vijf dagen:

De afgelopen weken heb ik mij zeer negatief uitgelaten over [eiser] . Hierbij laat ik weten dat mijn uitlatingen over hem veel te ver zijn gegaan en ongegrond zijn geweest. Ik heb mijn Instagram-account ten onrechte gebruikt voor een doel waarvoor het niet bestemd is.”,
3.4.
verbiedt gedaagde gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in een straal van drie kilometer van de vaste verblijfplaats van eiser als hij in Nederland verblijft, te weten het -bij gedaagde bekende- adres van eisers’ ouders in Nederland,
3.5.
verbiedt gedaagde gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis anders dan via zijn advocaat - persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met eiser,
3.6.
veroordeelt gedaagde om aan eiser een dwangsom te betalen van € 100,00 voor ieder(e) dag(deel) dat hij niet aan de in 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.1734/106