In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in de procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Demir, en gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 13 augustus 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 augustus 2024. Eiseres heeft in deze procedure vorderingen ingesteld die eerder in een andere kort gedingprocedure zijn behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres geen belang heeft bij de toewijzing van de meeste gevorderde punten, omdat deze al eerder zijn toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vordering tot ontruiming van de woning wel toewijsbaar is. Eiseres heeft aangetoond dat er praktische problemen zijn bij de verkoop van de woning door het uitblijven van medewerking van gedaagde. De rechter heeft vastgesteld dat het belang van eiseres bij de ontruiming voldoende is onderbouwd. De gevorderde dwangsom is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat een extra prikkel nodig is voor de ontruiming.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen drie weken na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en deze in goede staat achter te laten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook al is er mogelijk nog beroep aangetekend.