Uitspraak
politierechter Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis van de officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
- Het gebruik van het stroomstootwapen is slechts toegestaan om een persoon aan te houden én om direct gevaar voor het leven van personen of zwaar lichamelijk letsel te voorkomen. Dit volgt uit artikel 12c van de Ambtsinstructie. In dit geval wilde de agent het slachtoffer niet aanhouden, maar slechts een boete geven. Bovendien was er geen sprake van direct gevaar voor het leven van personen ofwel zwaar lichamelijk letsel. Het feit dat verdachte “fuck the police” zei en heen en weer liep maakt niet dat er sprake was van direct gevaar voor het leven van personen ofwel zwaar lichamelijk letsel.
- Daarnaast stelt de officier van justitie dat het handelen bekeken dient te worden in het licht van artikel 7 Politiewet. Hierbij is met name relevant of de inzet van het stroomstootwapen in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd is. Ook de bewoordingen en de opdrachten van de verdachte dienen in dit perspectief bekeken te worden. Naar het oordeel van het Openbaar Ministerie was er geen reden voor de inzet van het stroomstootwapen en daarmee was de reactie van verdachte buitenproportioneel.
We leren ze meer proportioneel te gaan werken. De mogelijke geweldsspiraal te doorbreken. We wachten vaak te lang met het inzetten van geweldsmiddelen, terwijl het geweld aan de kant van een verdachte voorkomen had kunnen worden door eerder het geweldsmiddel te gebruiken”. Dat er sprake was van een bewustzijn bij de verdachte van het te buiten gaan van zijn bevoegdheden wordt daardoor ontkracht en het verdere strafdossier biedt overigens ook geen, althans onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat een bewustzijn bij de verdachte aanwezig was van de normschending in het korte tijdsbestek (89 seconden blijkens het uitlezen van het stroomstootwapen) waarin hij het stroomstootwapen heeft gehanteerd. Dat achteraf en objectief bezien geoordeeld kan worden dat de verdachte een normschending heeft gepleegd is daarom, in het licht van het voorgaande, onvoldoende om in dit geval te komen tot “misbruik” van gezag in de zin van artikel 365 Sr.
5.Vordering benadeelde partij
6.Bijlagen
7.Beslissing
niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
hoofdagent bij de Politie, eenheid Rotterdam, door misbruik van gezag een persoon,
genaamd [slachtoffer] , gedwongen heeft iets te doen of te dulden,
te weten het op zijn rug gaan liggen in het gras, bestaande hieruit dat hij verdachte,
zijn stroomstootwapen heeft aangezet (waardoor de twee rode laserpunten van dat
stroomstootwapen zichtbaar zijn),
en aan [slachtoffer] , voornoemd, heeft getoond en/of op zijn borst en/of been heeft
gericht, althans op zijn lichaam heeft gericht en daarbij gezegd dat hij op zijn rug in
het gras moest gaan liggen,
tengevolge waarvan [slachtoffer] voornoemd op zijn rug in het gras is gaan liggen,
en waarna hij, verdachte (met het stroomstootwapen in zijn hand) de woorden
heeft gebezigd dat [slachtoffer] zijn stad onveilig maakte en/of zijn bek moest houden
danwel woorden van gelijke strekking;
( art 365 Wetboek van Strafrecht )