Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Procesverloop
- verzoekster met haar hiervoor genoemde advocaat;
- de echtgenoot van verzoekster en de zoon van verzoekster;
- [persoon A] , zorgmedewerker, verbonden aan [naam zorginstelling] .
2.Feiten
2.1 Betrokkene is 28 maart 2024 opgenomen met een inbewaringstelling, omdat de thuissituatie niet langer houdbaar was. De specialist ouderengeneeskunde heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene sinds het begin van de opname rustig aanwezig is en tevreden oogt. Zij vertoont geen verzet tegen de opname. Ook de echtgenoot van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat, hoewel hij met alle liefde voor betrokkene zorgt, het thuis niet langer gaat. Hij verzet zich dan ook niet langer tegen een opname.
3.Verzoek en verweer
4.Beoordeling
Indien het CIZ, na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van oordeel is dat ten aanzien van de in bewaring gestelde persoon sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29, doet het voordat de geldigheidsduur van de inbewaringstelling is verstreken bij de rechter een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van die persoon. Indien het CIZ heeft besloten geen verzoekschrift in te dienen deelt het dit schriftelijk mee aan de zorgaanbieder van de accommodatie waarin de betrokkene verblijft.’ Het is de rechtbank niet bekend waarom het CIZ geen verzoek voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van 28 maart 2024 heeft ingediend. Evenmin is bekend of het CIZ dit heeft medegedeeld aan verweerder.