ECLI:NL:RBROT:2024:10456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/684411 / KG ZA 24-798
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging beschikking rechtbank; wijze van verdeling woning en ondernemingsvermogen tussen ex-echtelieden

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, hebben partijen, ex-echtelieden, een kort geding aangespannen over de tenuitvoerlegging van een beschikking van de rechtbank. De beschikking, uitgesproken op 13 februari 2024, betreft de verdeling van de voormalige echtelijke woning en het ondernemingsvermogen van de vrouw. De vrouw heeft de woning verlaten en vordert dat de man meewerkt aan de verkoop van de woning, terwijl de man in reconventie vordert dat de vrouw stukken aanlevert voor de taxatie van de onderneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van beide partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man in principe moet meewerken aan de verkoop van de woning, en dat de vrouw binnen een bepaalde termijn moet aangeven of zij verdergaat met de taxatie van de onderneming. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten op 27 september 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/684411 / KG ZA 24-798
Vonnis in kort geding van 27 september 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. van den Eshoff te Maastricht,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.J.A. Bosch te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam vrouw] en [naam man] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 september 2024 met producties 1 tot en met 7
  • producties 7 (ter vervanging van de eerdere onvolledige productie 7), 8 en 9 van [naam vrouw]
  • de conclusie van antwoord met vordering in reconventie met producties 1 tot en met 8
  • een aanvulling op productie 3 van [naam man]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 18 september 2024
  • de pleitnota van [naam man] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 13 februari 2024 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 11 maart 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De rechtbank heeft in de echtscheidingsbeschikking ook nevenvoorzieningen getroffen. Onder andere is de (wijze van) verdeling bepaald van:
 de aan partijen in gemeenschappelijke eigendom toebehorende voormalige echtelijke woning aan de [adres 1] , [postcode] [plaats] (hierna: de woning); en
 het ondernemingsvermogen van BSO [naam 1] of [naam 2] (opm vzr: beide aanduidingen komen in de stukken voor).
2.3.
Van de beschikking van 13 februari 2024 is [naam man] in hoger beroep gekomen, meer in het bijzonder heeft hij een grief gericht tegen de wijze van verdeling van de woning. Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 10 juli 2024 de beschikking van 13 februari 2024 bekrachtigd.
2.4.
In de beschikking van 13 februari 2024 is, voor zover van belang, het volgende overwogen en beslist:
(…)

[ Afbeelding van beschikking met hierin adresgegevens van partijen ]

3.6.28.
Vast staat dat de eenmanszaak BSO [naam 1] tijdens het huwelijk door de vrouw werd gedreven en dat zij het na de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap heeft voortgezet. Het ondernemingsvermogen valt in de wettelijke gemeenschap van goederen, zodat de activa tussen partijen verdeeld moet worden en zij in beginsel bij helfte draagplichtig zijn voor de schulden. Tussen partijen is in geschil de waarde van de onderneming, waaronder hier bovengenoemde posten (g.) de bankrekening op naam van de BSO en (i.) het bedrijfspand aan de [adres 2] in Rotterdam. De rechtbank beschikt echter over onvoldoende gegevens om de waarde van de
onderneming te kunnen bepalen. Zij zal daarom beslissen dat partijen zich tot een deskundige moeten wenden die de waarde van de onderneming zal bepalen. De rechtbank zal hen daartoe de volgende instructies geven.
(…)
(…)
(…).
2.5.
[naam vrouw] heeft in juni 2024 de woning samen met de minderjarige zoon van partijen verlaten. [naam man] bewoont sindsdien de woning met zijn zoon uit een eerdere relatie. [naam vrouw] betaalt al langere tijd, en ook nu zij de woning niet meer bewoont, (een deel van) de eigenaars- en gebruikerslasten van de woning.
2.6.
[naam vrouw] heeft tweemaal eerder een kort geding tegen [naam man] aanhangig gemaakt over de gestelde weigerachtigheid van [naam man] om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning. Een van de twee kortgedingprocedures heeft zij voor het plaatsvinden van de zitting ingetrokken.
3. Het geschil in conventie
3.1.
[naam vrouw] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat makelaar [persoon A] , werkzaam bij Ooms Makelaars te Schiedam, in opdracht en voor rekening van beide partijen zal bemiddelen bij de verkoop van de woning, waarbij ieder der partijen de helft van de kosten van de verkoop, waaronder begrepen de courtage van de aan te wijzen makelaar, draagt, en met bepaling dat de aan te wijzen makelaar een vraagprijs van € 325.000,00 zal hanteren en de makelaar een minimumlaatprijs zal bepalen die niet lager ligt dan € 300.000,00;
2.
primair: [naam man] te veroordelen om binnen één week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot ondertekening van een door de aangewezen makelaar ter hand gestelde overeenkomst van opdracht tot verkoop-bemiddeling, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat [
de voorzieningenrechter begrijpt dat waar in het petitum ‘de vrouw’ staat, bedoeld is en gelezen moet worden:] [naam man] nalaat geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen;
subsidiair: te bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis [
in plaats van: arrest] in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of hand-tekening van [naam man] tot het geven van opdracht tot verkoopbemid-deling voor de woning aan de aangewezen makelaar;
3. [naam man] te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan het toelaten van de aangewezen makelaar en eventuele potentiële kopers die samen met de makelaar de woning willen bezichtigen, op straffe van verbeurte van een dwang-som van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat [naam man] nalaat geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen;
4. [naam man] te verbieden bij bezoeken van de makelaar met eventuele potentiële kopers in de woning aanwezig te zijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat [naam man] nalaat geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen;
5. [naam man] te veroordelen om, indien een bod wordt gedaan dat boven de door de aangewezen makelaar vastgestelde minimum laatprijs ligt, dit bod te accepteren en de koopovereenkomst te ondertekenen, met bepaling dat bij gebreke van medewerking van [naam man] om binnen vijf dagen na schriftelijk verzoek van de makelaar aan deze veroordeling te voldoen, het in dezen te wijzen vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [naam man] zal vervangen;
6. [naam man] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis en vervolgens na eerste oproep daartoe door [naam vrouw] , alle benodigde medewerking te verlenen aan de goederenrechtelijke levering van de woning aan de koper waarmee een koopovereenkomst is gesloten,
primaironder bepaling dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats wordt gesteld van de medewerking van [naam man] indien deze niet binnen vijf dagen na eerste oproep van [naam vrouw] alle benodigde medewerking verleent aan de goederenrechtelijke levering van de woning aan de koper,
subsidiairop straffe van verbeurte van een dwangsom voor [naam man] van € 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat [naam man] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 150.000,00;
7. [naam man] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[naam man] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam vrouw] in de kosten van de procedure.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[naam man] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam vrouw] te veroordelen vóór 15 oktober 2024 de gevraagde stukken aan de uitgekozen deskundige aan te leveren en binnen twee maanden na deze datum, vóór 15
december 2024, een taxatie van de onderneming opgesteld door deze deskundige aan
[naam man] over te leggen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt, met veroordeling van [naam vrouw] in de kosten van de procedure.
4.2.
[naam vrouw] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [naam man] in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling

Inleiding

5.1.
De issues die tussen partijen spelen zijn een uitvloeisel van hun echtscheiding.
In de door het gerechtshof op 10 juli 2024 bekrachtigde beschikking van 13 februari 2024 is onder 4.2 beslist over de wijze van verdeling van de woning en van het ondernemingsvermogen van de eenmanszaak van [naam vrouw] . De rechtbank heeft hiertoe overwogen in 3.6.18 tot en met 22 en 3.6.27 tot en met 31, zoals hiervoor geciteerd. De beschikking van 13 februari 2024 dient in de beoordeling als uitgangspunt.
5.2.
Volgens [naam vrouw] komt [naam man] de beschikking van 13 februari 2024 niet na voor wat betreft de wijze van verdeling van de woning. [naam man] betwist dat en stelt zich daartegenover op het standpunt dat het [naam vrouw] is die zich niet houdt aan de beschikking voor wat betreft de wijze van verdeling van het ondernemingsvermogen. Dat laatste betwist [naam vrouw] . Over deze kwesties bestaat al langere tijd geschil tussen partijen. Het verwijt van [naam man] dat [naam vrouw] rauwelijks tot dagvaarden is overgegaan door hem geen gelegenheid te geven haar eisen te beoordelen of minnelijk met haar te overleggen voordat hij in deze procedure werd betrokken, houdt onder die omstandigheden geen stand en zal dus ook niet leiden (indien en voor zover [naam man] hieraan die formele consequentie bedoelt te verbinden) tot een niet-ontvankelijkverklaring van [naam vrouw] in haar vorderingen.
5.3.
Bij de tenuitvoerlegging van de beschikking van 13 februari 2024 kan in beginsel worden aangenomen dat partijen in conventie en in reconventie voldoende spoedeisend belang hebben. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
In conventie
5.4.
De wijze van verdeling van de woning
5.4.1.
Op de zitting heeft [naam man] verklaard dat zijn enige bezwaar tegen het gevorderde onder 1 de minimum laatprijs van € 300.000,00 is. Zo begrepen acht hij het reëel en bovendien in de huidige marktomstandigheden wenselijk dat de makelaar als minimum laatprijs een bedrag van € 315.000,00 hanteert. [naam vrouw] heeft hiermee ingestemd.
5.4.2.
[naam man] heeft verder verklaard dat hij ermee instemt dat een daartoe strekkend vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats zal treden van zijn toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening voor de verkoop(-bemiddeling) en levering van de woning. Daarmee liggen de vorderingen onder 1, 2 subsidiair, onder 5 en 6 aanhef en primair voor toewijzing gereed als na te melden. Nu het vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van [naam man] , is, indien en voor zover aan de orde, voor de gevorderde dwangsommen geen plaats.
5.4.3.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om gemelde vorderingen gecombineerd toe te wijzen op de wijze als hierna in het dictum bepaald. Met de toewijzing van deze vorderingen heeft [naam man] overigens nog steeds de mogelijkheid om zelf de noodzakelijke documenten (bemiddelingsopdracht, koopovereenkomst en de notariële leveringsakte) te tekenen, indien en voor zover de voortgang van het verkoop- en leveringsproces hierdoor geen vertraging oploopt. Die omstandigheid vraagt van [naam vrouw] (en de makelaar via het digitaal dossier) aanhoudende goede communicatie met [naam man] - zo nodig ook in een andere taal dan Nederlands - over het verkoop- en leveringstraject.
5.4.4.
De overige vorderingen in conventie worden afgewezen. [naam vrouw] heeft onvoldoende met stukken onderbouwd, terwijl [naam man] heeft betwist, dat hij structureel weigert zijn medewerking te verlenen aan de te verrichten uitvoeringshandelingen voor de verkoop en levering van de woning aan een derde. Dat [naam man] in de visie van [naam vrouw] niet snel genoeg reageert, kan niet aangemerkt worden als structurele weigerachtigheid. Duidelijk is in elk geval dat [naam man] wel verschillende keren belangstellende aspirant-kopers in de woning heeft toegelaten.
Dit verwijt van [naam vrouw] aan het adres van [naam man] verliest ook aan gewicht nu het erop lijkt dat zij op haar beurt de vertraagde voortgang in de verdeling van het ondernemingsvermogen (waarover hierna nader) mede heeft veroorzaakt. Opmerking verdient daarbij dat ook het verwijt van [naam man] dat [naam vrouw] slecht communiceert over het verkooptraject geen stand houdt. Ter zitting is aan [naam man] voorgehouden dat hij alle berichten over bezichtigingen en biedingen etc. ontvangt en dat hij de laatste stand van zaken altijd in het voor hem vrij toegankelijke digitale dossier bij de makelaar kan inzien. Dat heeft hij niet weersproken.
Wat van alle verwijten over en weer ook zij, de houding van beide partijen (en hun advocaten) draagt niet bij aan een spoedige oplossing van de geschillen. Dat een snelle oplossing noodzakelijk is, ligt voor de hand nu redelijkerwijs aannemelijk is dat van [naam vrouw] niet veel langer gevergd kan worden om alleen de lasten van de woning te betalen. [naam vrouw] heeft sinds juni 2024 naar wordt aangenomen dubbele woonlasten, terwijl [naam man] , die met zijn zoon uit een eerdere relatie in de woning woont, met een netto inkomen van € 2.245,17 per maand weinig bijdraagt. Dat is uit balans. Hoewel de aanslag(en) voor de gemeentelijke belastingen die [naam vrouw] niet betaalt en die [naam man] zal moeten betalen ziet/zien op een relatief groot bedrag is daarmee de balans niet hersteld. De niet met concrete stukken onderbouwde stelling van [naam man] dat hij geen geld heeft en dat hij en zijn zoon honger lijden, heeft hij, gelet op zijn inkomen en de omstandigheid dat [naam vrouw] de woonlasten al lange tijd vrijwel geheel voldoet, niet aannemelijk gemaakt. De financiële problemen die [naam man] kennelijk ondervindt, onderstrepen het belang van het voortvarend afwikkelen van de verdeling en de verkoop van de woning.
[naam man] heeft nog aandacht gevraagd voor het probleem dat hij niet over andere huisvesting voor hem en zijn zoon beschikt. In het algemeen is te verwachten dat tussen het sluiten van de koopovereenkomst en de daadwerkelijke levering (en daarmee lege oplevering) zes tot acht weken verstrijken. Ook als dat, als gevolg van toevallige omstandigheden, niet zo zou zijn doet dat niet af aan de toewijsbaarheid van de vorderingen. Niet alleen weet [naam man] al zeven maanden dat de woning verkocht zal worden, maar te verwachten valt voorts dat hij met zijn deel van de overwaarde van de woning ook gemakkelijker een nieuw onderkomen zal kunnen vinden.
In reconventie
5.5.
Wijze van verdeling van het ondernemingsvermogen
Tijdens de zitting is aannemelijk geworden dat in het verdelingstraject van het ondernemingsvermogen vertragingen zijn opgetreden. In het licht van de afwikkeling van de echtscheiding en de wens van [naam vrouw] om de woning zo spoedig mogelijk te verkopen is de wens van [naam man] om tot spoedige verdeling van het ondernemingsvermogen over te gaan evenzeer begrijpelijk en reëel. Nog daargelaten dat onduidelijk is gebleven of de lijst van deskundigen van [naam vrouw] inderdaad binnen twee maanden na 13 februari 2024 bij [naam man] is aangekomen is ook onduidelijk waarom de kwestie maanden heeft stilgelegen, nadat [naam man] zijn keuze had gemaakt. [naam vrouw] heeft dat ter zitting niet verklaard, anders dan dat de aangeschreven deskundige op vakantie was en zij geen invloed kan uitoefenen op de agenda van de deskundige. Het had op haar weg gelegen om in lijn met de voorgeschreven wijze van verdeling van het ondernemingsvermogen in de beschikking van 13 februari 2024, in overleg met [naam man] , toen de aangezochte deskundige niet inhoudelijk reageerde een nieuwe deskundige te benaderen. Teneinde de voortgang vanaf nu te bewaken heeft [naam man] gevraagd om de vordering in reconventie toe te wijzen in de vorm van een tijdsschema. [naam vrouw] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter acht dit redelijk en praktisch en zal hierin voorzien, waarbij het stappenplan zoals gegeven in de beschikking van 13 februari 2024 voor het overige in stand blijft. De vordering in reconventie wordt toegewezen op de wijze als hierna in het dictum bepaald. Omdat bij de uitvoering van de taxatie de agenda van de aan te wijzen deskundige is betrokken die door partijen vooraf niet te bepalen of te beïnvloeden valt en ook een actieve houding van [naam man] bij de uitvoering van het schema is vereist, wordt de gevorderde dwangsom afgewezen. In de beschikking van 13 februari 2024 is reeds beslist dat dat rapport bindend tussen partijen is.
In conventie en in reconventie
5.6.
In procedures tussen ex-echtgenoten is het uitgangspunt dat de proceskosten gecompenseerd worden, in die zin dat beiden de eigen kosten dragen. Onder bijzondere omstandigheden kan in dergelijke procedures toch reden zijn voor een proceskostenveroordeling, bijvoorbeeld wanneer de een de ander bewust heeft genoodzaakt om een procedure aanhangig te maken of wanneer de een de ander nodeloos in rechte heeft betrokken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dergelijke bijzondere omstandigheden hier niet aan de orde. Van rauwelijks dagvaarden is ook geen sprake. [naam man] wordt weliswaar in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en [naam vrouw] in reconventie, maar niet kan worden geoordeeld dat partijen zich zodanig obstructief hebben opgesteld dat zij de wederpartij hebben genoodzaakt om de ander in rechte te betrekken. De over en weer gevraagde proceskostenveroordeling wordt afgewezen. De proceskosten in deze zaak worden in conventie en in reconventie tussen partijen gecompenseerd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
6.1.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [naam man] tot:
het geven van opdracht tot verkoopbemiddeling voor de woning aan de [adres 1] , [postcode] [plaats] aan makelaar [persoon A] , werkzaam bij Ooms Makelaars te Schiedam, in opdracht en voor rekening van partijen, waarbij ieder der partijen de helft van de kosten van de verkoop, waaronder begrepen de courtage van de makelaar, draagt, en met bepaling dat de makelaar een vraagprijs van € 325.000,00 zal hanteren en een minimum laatprijs van € 315.000,00;
het accepteren van een bod op de woning rekening houdende met de minimum laatprijs van € 315.000,00;
het verlenen van medewerking aan alles wat nodig is om tot de ondertekening van de koopovereenkomst van de woning te komen;
het verlenen van medewerking aan alles wat nodig is om tot de ondertekening van de notariële akte tot levering van de woning te komen,
In reconventie
6.2.
veroordeelt [naam vrouw] om :
a. binnen twee weken na heden aan [naam man] te laten weten of ter zake van de taxatie van de onderneming BSO [naam 1] of - pret met de reeds aangeschreven deskundige verder wordt gegaan;
als met die deskundige wordt verdergegaan dient [naam vrouw] vervolgens één week daarna (dus uiterlijk binnen 3 weken na heden) die (tweede) deskundige te hebben aangeschreven met het verzoek om binnen twee weken nadien de opdracht al dan niet te aanvaarden;
als niet met de oorspronkelijke deskundige wordt verdergegaan dient [naam man] binnen één week na het bericht van [naam vrouw] een andere deskundige van het lijstje te hebben gekozen en die keuze aan [naam vrouw] kenbaar te hebben gemaakt ; in dat geval dient [naam vrouw] vervolgens één week daarna (dus uiterlijk binnen 4 weken na heden) die (tweede) deskundige te hebben aangeschreven met het verzoek om binnen twee weken nadien de opdracht al dan niet te aanvaarden;
zowel in geval a (oorspronkelijke deskundige) als b (tweede deskundige): als de deskundige de opdracht niet aanvaardt moet de opdracht worden verstrekt aan de derde deskundige van de lijst, die daartoe binnen één week na de eventuele weigering door [naam vrouw] moet worden aangeschreven;
op het moment dat de aangeschreven deskundige de opdracht tot taxatie heeft aanvaard, dienen partijen binnen twee weken daarna alle stukken die nodig zijn voor de taxatie te hebben aangeleverd bij die deskundige en dient [naam vrouw] de deskundige te hebben gevraagd zo spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen twee maanden na het moment van aanlevering van de stukken, het taxatierapport op te leveren, waarna het rapport, dat tussen partijen bindend is, tegelijk aan beide partijen moet worden overgelegd,
In conventie en in reconventie
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure in conventie en in reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.1734/106