ECLI:NL:RBROT:2024:10452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685646 / KG ZA 24-866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming huurkoopovereenkomst met onvoldoende spoed

In deze zaak, die op 16 oktober 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen DCC, vertegenwoordigd door mr. R.F. Jager, en C.D. Cars B.V., vertegenwoordigd door mr. S.J. Nauta. DCC vordert nakoming van een huurkoopovereenkomst voor de aankoop van een Seat Ibiza, waarbij de inruil van een Opel Astra aan de orde is. De partijen hebben een geschil over de nakoming van deze overeenkomst, waarbij DCC stelt dat C.D. Cars tekortschiet in zijn verplichtingen. De procedure is gestart na een dagvaarding op 18 september 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 oktober 2024. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen van DCC, omdat de huurkoopovereenkomst al sinds 18 maart 2024 bestaat en de levering van de auto niet heeft plaatsgevonden. De rechter heeft vastgesteld dat DCC nog steeds de beschikking heeft over de Opel en dat de schade die DCC stelt te lijden, grotendeels zelf is veroorzaakt door haar keuzes. De vorderingen van DCC zijn afgewezen en DCC is veroordeeld in de proceskosten van C.D. Cars, die zijn begroot op € 1.795,00. De reconventionele vorderingen van C.D. Cars zijn niet verder besproken omdat de voorwaarde waaronder deze zijn ingesteld niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685646 / KG ZA 24-866
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2024
in de zaak van
[eiser]
h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende te Leeuwarden,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.F. Jager te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C.D. CARS B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.J. Nauta te Barendrecht.
Partijen worden hierna [eiser] of DCC en C.D. Cars genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 september 2024 met producties 1 tot en met 15
  • akte overlegging producties van DCC met producties 16 en 17
  • een e-mail van 30 september 2024 van C.D. Cars met als bijlage 1 het voorblad van een conclusie van antwoord in conventie, alsmede de eis in reconventie, en met de producties 1 tot en met 12
  • een e-mail van 1 oktober 2024 van C.D. Cars met productie 13
  • de mondelinge behandeling gehouden op 2 oktober 2024
- een ter zitting overgelegde conclusie van antwoord in conventie en voorwaardelijke eis in reconventie tevens houdende pleitaantekeningen / akte wijziging / aanvulling van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert de [handelsnaam].
2.2.
C.D. Cars exploiteert een automobielhandel voor de in- en verkoop van gebruikte auto’s.
2.3.
Op 7 maart 2024 ontving C.D. Cars via AutoTrack (een advertentiesite voor Nederlandse autozoekers) namens DCC een aanvraag voor het aankopen van een Seat Ibiza 1.0 Style Plus met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Seat) en werd door DCC ter inruil aangeboden een Opel Astra 1.5 CDTI Elegance (diesel) met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Opel). In de aanvraag stond het volgende:

Ik wil mijn huidige auto inruilen
Kenteken: [kenteken 2]
Kilometerstand: 140.000
Staat auto: Netjes, kleine gebruikssporen
Opmerkingen: Water pomp lekt”
2.4.
Op 8 maart 2024 heeft C.D. Cars als volgt op de aanvraag gereageerd:
“de seat ibiza is nog beschikbaar
de inruil waarde voor u[w] opel astra diesel ligt tussen
de 13000/14500
ik stel voor een bezoek te brengen aan onze showroom
zodat we u[w] inruil auto beter kunnen beoordelen”
2.5.
Daarop heeft [naam], namens DCC, eveneens op 8 maart 2024, gereageerd met : “Bij deze auto is verkocht! Mocht wat zijn kunnen iets aanpassen. Graag factuur mailen naar [handelsnaam] (…)”.
2.6.
Op 13 maart 2024 heeft C.D. Cars aan DCC een factuur verzonden. Hieruit blijkt dat C.D. Cars de Seat voor een bedrag van € 18.500,00 heeft verkocht aan DCC en dat DCC de kooprijs deels zou voldoen door inruil van de Opel tegen een bedrag van € 13.000,00. Het resterende bedrag van € 5.500,00 diende DCC via een overboeking te voldoen.
Op 18 maart 2024 is de koopovereenkomst gewijzigd in een huurkoopovereenkomst tussen DCC, C.D. Cars en Financial Lease Nederland (hierna: FLN). FLN heeft zich daarin ver-bonden de restant koopprijs van € 5.500,00 aan C.D. Cars te voldoen. Dat heeft FLN op 18 maart 2024 gedaan.
2.7.
C.D. Cars heeft de Seat op 19 maart 2024 op naam van [eiser]/DCC gezet.
2.8.
De op 21 maart 2024 geplande levering van de Seat en inruil van de Opel heeft niet plaatsgevonden omdat C.D. Cars op dat moment constateerde dat er kort gezegd defecten aan de motor van de Opel waren en die gebreken niet eerder door DCC aan haar waren gemeld.
2.9.
Partijen verwijten elkaar sindsdien over en weer dat de ander tekortschiet in zijn/haar verplichtingen tot nakoming van de huurkoopovereenkomst. Aan de huurkoop-overeenkomst is tot op heden geen feitelijke uitvoering gegeven. De Opel staat bij DCC en het kenteken is geschorst bij de RDW. De Seat staat ter beschikking van C.D. Cars.

3.Het geschil in conventie

3.1.
DCC vordert om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
C.D. Cars te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis de Seat met alle toebehoren en in goede staat aan DCC af te geven;
C.D. Cars te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis de Opel van DCC over te nemen met overschrijving van het kenteken bij de RDW en de plicht tot afgifte van het vrijwaringsbewijs van en aan DCC, zoals te doen gebruikelijk bij overdracht van motorvoertuigen;
C.D. Cars te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel)
dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder 1 en 2, met een maximum van € 20.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
4. C.D. Cars te veroordelen aan DCC de buitengerechtelijke kosten van € 960,00 te betalen;
5. C.D. Cars te veroordelen in de proceskosten van DCC.
3.2.
C.D. Cars voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans ontzegging van de vorderingen aan DCC, met veroordeling van DCC, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
C.D. Cars vordert, na wijziging van eis en in het geval de vorderingen in conventie worden toegewezen, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat voorafgaand aan de levering van de Seat en het inruilen van de Opel door DCC een rapport zal worden overgelegd van Dekra, een onafhankelijke Opelgarage of de ANWB, waaruit blijkt dat de Opel ‘netjes, met kleine gebruikssporen’ is en als enige gebrek ‘een lekkende waterpomp’ heeft en voor het overige vrij is van motorstoringen en motorschade,
althans een door de voorzieningenrechter te treffen voorziening die er toe zal leiden dat C.D. Cars voorafgaand aan de levering van de Seat en het inruilen van de Opel zeker-heid verkrijgt ter zake de correcte nakoming van de op DCC rustende verplichtingen uit hoofde van de huurkoopovereenkomst, meer specifiek het leveren van de Opel die voldoet aan de door DCC daarover op 7 maart 2024 verstrekte informatie en die vrij is van motorstoringen en -schade, dan wel inruilen van de Opel in haar huidige gebrekkige staat waarbij voorafgaand aan de uitlevering van de Seat door DCC € 5.000,00 zou dienen te worden betaald aan C.D. Cars, althans het verschil tussen € 13.000,00 en de door Dekra of ANWB te bepalen inruilwaarde;
2. DCC te veroordelen in de kosten van dit kort geding, salaris advocaat daaronder be-grepen.
4.2.
DCC voert verweer.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De hoofdvorderingen onder 1 en 2 die strekken tot nakoming van de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst worden afgewezen, en daarmee ook de met die vorderingen samenhangende nevenvorderingen onder 3 en 4. Voor een voorziening in kort geding is een spoedeisend belang vereist, wat in deze zaak ontbreekt. Dit oordeel berust op het volgende.
5.2.
Volgens DCC is sprake van een spoedeisend belang omdat C.D. Cars, ondanks daartoe herhaaldelijk te zijn gesommeerd, weigert de huurkoopovereenkomst na te komen en de aan [eiser]/DCC in eigendom toebehorende Seat af te geven. Dit levert volgens DCC een inbreuk op zijn/haar eigendomsrecht op en leidt tot schade voor DCC. DCC stelt in dit verband dat zij de Opel sinds 21 maart 2024 niet meer kan gebruiken als lesauto omdat zij de in een lesauto noodzakelijk aanwezige dubbele pedalen heeft verwijderd met het oog op de inruil. Omdat de inruil niet heeft plaatsgehad, zag DCC zich genoodzaakt een vervangende lesauto van een vriend van [eiser] te huren voor € 65,00 per dag om de schade te beperken. De schade, die in elk geval € 25.000,00 bedraagt, is doorlopend en bestaat uit de autohuur en omzetverlies als gevolg van geannuleerde rijlessen in de eerste periode na de mislukte inruil, aldus DCC. C.D. Cars betwist gemotiveerd het spoedeisend belang van DCC.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Vaststaat dat de huurkoopovereenkomst sinds 18 maart 2024 bestaat en dat de leverings- en inruildatum van de Seat resp. de Opel bepaald was op 21 maart 2024, inmiddels bijna zeven maanden geleden. Alleen het enkele verloop van een zo lange periode sinds de gestelde tekortkoming van C.D. Cars maakt het spoedeisend belang van DCC al niet erg aannemelijk. Daar komt bij dat DCC nog altijd de beschikking heeft over de Opel en dat onbetwist door C.D. Cars is gesteld dat DCC deze Opel, die volgens DCC nog goed bruikbaar is en niet de defecten vertoont die C.D. Cars stelt, tegen geringe kosten weer had kunnen laten voorzien van dubbele pedalen en als lesauto had kunnen gebruiken. Dit had de directe gevolgen van de gestelde tekortkoming van C.D. Cars kunnen voorkomen en de gestelde oplopende kosten erg kunnen beperken. In dat geval hadden alle rijlessen immers gewoon doorgang kunnen vinden en had er geen vervangende lesauto hoeven te worden gehuurd. Het hiertegen door DCC aangevoerde argument dat zij dit niet heeft gedaan omdat anders de kilometerstand hoger zou worden dan die op basis waarvan de auto was verkocht (ingeruild), legt, tegen de achtergrond van de feiten en omstandigheden in deze zaak, onvoldoende gewicht in de schaal. De schade van een wat hogere kilometerstand staat in geen verhouding tot de nu gestelde door DCC geleden en door haar overigens zeer summier onderbouwde schade.
Het lijkt er aldus op dat DCC de schade en daarmee de spoedeisendheid voornamelijk zelf heeft gecreëerd door de door haar gemaakte keuzes. Hierin gaat de voorzieningenrechter niet mee. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden waarom een vonnis in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. In een bodemprocedure is er bovendien de mogelijkheid om het achterliggende feitencomplex, dat nog op vele punten onduidelijk is, helder te krijgen en om vervolgens tegen die achtergrond de stellingen van partijen ter onderbouwing van hun standpunten te beoordelen. In het bijzonder biedt de bodemprocedure, anders dan een kortgedingprocedure, de mogelijkheid om (door een deskundige) te laten vaststellen of de schade aan de Opel beperkt is tot een lekkende waterpomp, zoals DCC stelt, of dat er meer schade aan deze auto is en voor wiens rekening en risico dat komt tegen de achter-grond van de op DCC rustende mededelingsplicht en de op C.D. Cars rustende onderzoeksplicht.
5.4.
DCC is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van C.D. Cars worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat
€ 1.107,00(tarief gemiddeld kort geding )
Totaal € 1.795,00

6.De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.
Omdat de vorderingen in conventie worden afgewezen, is de voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld niet in vervulling getreden en behoeft de reconventie geen verdere bespreking.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van C.D. Cars tot op heden begroot op € 1.795,00,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet in vervulling is gegaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2024.1734/1582