ECLI:NL:RBROT:2024:10451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/682349 / KG ZA 24-685
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van natuursteenproducten en montagetafels in kort geding

In deze zaak, die op 16 september 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de vennootschap onder firma [eiseres] de afgifte van natuursteenproducten en montagetafels van [gedaagde]. De procedure is gestart na een samenwerking tussen [eiseres] en [gedaagde] die medio 2023 begon, maar eindigde op 26 februari 2024. Tijdens de samenwerking heeft [eiseres] natuursteenproducten besteld die bij [gedaagde] zijn afgeleverd. Na het beëindigen van de samenwerking weigert [gedaagde] de goederen terug te geven, wat leidt tot deze kort geding procedure. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van [eiseres] voldoende spoedeisend zijn en dat de goederen, die door [eiseres] zijn besteld en betaald, aan haar moeten worden teruggegeven. De rechter weegt de belangen van beide partijen en komt tot de conclusie dat de stenen en montagetafels die nog niet zijn doorverkocht of gereserveerd, aan [eiseres] moeten worden afgegeven. De vordering wordt toegewezen voor de specifieke goederen die zijn genoemd, terwijl de overige vorderingen worden afgewezen. Beide partijen worden veroordeeld om hun eigen kosten te dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [eiseres] nakoming kan verlangen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/682349 / KG ZA 24-685
Vonnis in kort geding van 16 september 2024
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te Hoogvliet Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. N. Verweij te Hoeven,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[naam eenmanszaak],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G. Sarier te Dordrecht.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 juli 2024 met producties 1 tot en met 12;
  • producties 1 tot en met 23 van [gedaagde];
  • de mondelinge behandeling gehouden op 14 augustus 2024 en de toen overgelegde pleitnota van [eiseres] en de pleitnota van [gedaagde];
  • de bij e-mail van 16 augustus 2024 van de zijde van [gedaagde] overgelegde lijst (cc [eiseres]).
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Die zijn niet gelukt en partijen hebben vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het inkopen, afmeten, ontwerpen en verkopen van natuursteenproducten. Haar vennoten zijn [naam 1] (hierna: [naam 1]) en [naam 2] (hierna: [naam 2]). Voor de oprichting van [eiseres] op 1 januari 2024, had [naam 1] een eenmanszaak met dezelfde naam.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een eenmanszaak onder de naam [naam eenmanszaak]. Hij houdt zich bezig met het importeren, produceren, verkopen en plaatsen van natuursteenproducten. [naam 1] en [naam 2] zijn beiden ex-werknemers van [gedaagde].
2.3.
[gedaagde] en [naam 1] (later [eiseres]) zijn medio 2023 op basis van mondelinge afspraken een samenwerking aangegaan. Het doel was de inkoop, bewerking en verkoop van natuursteenproducten.
2.4.
Gedurende de samenwerking heeft [eiseres] (toen nog de eenmanszaak van [naam 1]) in Iran twee containers besteld met natuursteenproducten en twee montagetafels. De goederen zijn afgeleverd bij [gedaagde]. Op dit moment zijn (een deel van) de stenen van de tweede container en de twee montagetafels nog in het bezit van [gedaagde].
2.5.
De samenwerking is (feitelijk) op 26 februari 2024 geëindigd.
2.6.
[gedaagde] biedt sinds het einde van de samenwerking de resterende natuursteenproducten te koop aan in zijn showroom en op zijn website. [gedaagde] weigert de stenen terug te geven aan [eiseres], ondanks verzoeken daartoe.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de in
bijlage 1bij dit vonnis genoemde natuursteenproducten en montagetafels aan [eiseres] af te geven, op verbeurte van een dwangsom. Ook vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij betoogt dat de vorderingen moeten worden afgewezen en dat [eiseres] in de kosten van deze procedure moet worden veroordeeld.

4.De beoordeling

4.1.
Centraal in dit kort geding staat de vraag wat er moet gebeuren met de natuursteenproducten uit de tweede container die door (de rechtsvoorganger van) [eiseres] zijn besteld. [1] [eiseres] stelt dat zij deze heeft ingekocht en dat zij daarom de eigenaar is. De goederen staan volgens haar bij [gedaagde] in het kader van de inmiddels beëindigde samenwerking. De eigendom van de stenen zou pas op [gedaagde] overgaan wanneer deze werden verkocht en geleverd aan derden. [gedaagde] betwist dit. Hij stelt dat [eiseres] de stenen aan hem heeft doorverkocht, met de afspraak dat hij ze zal betalen zodra hij ze heeft verkocht en betaald is. Het einde van de samenwerking maakt niet dat hij de stenen terug moet geven: hij is eigenaar geworden. Een deel van de stenen is inmiddels niet meer in zijn bezit en kan hij dus niet teruggeven. Een groot deel van de resterende stenen zijn of onderdeel van een lopende order (dus al verkocht, maar niet aan de klant geleverd) of gereserveerd door derden, aldus [gedaagde].
4.2.
Anders dan [gedaagde] betoogt, zijn de vorderingen van [eiseres] voldoende spoedeisend. [eiseres] stelt namelijk dat de zaken waarvan zij afgifte vordert haar eigendom zijn en dat deze noodzakelijk zijn voor haar bedrijfsvoering. Ook het verweer van [gedaagde] dat de zaak ongeschikt is voor een kort geding, slaagt niet. Het feit dat er een discussie bestaat over de feiten is hiervoor niet voldoende.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen de samenwerkingsafspraken niet of nauwelijks op papier hebben gezet en zij diametraal van mening verschillen over de inhoud van die afspraken. De e-mails waarnaar [gedaagde] verwijst om aan te tonen wat er is afgesproken over de betaling van de stenen, zijn met name e-mails die hijzelf heeft verzonden in de periode dat het geschil tussen partijen lijkt te zijn ontstaan. Daarom kan niet op die basis worden aangenomen dat hij gelijk heeft. Om de inhoud van de afspraken vast te stellen, is nader bewijs nodig waarvoor een kortgedingprocedure zich niet leent. Verder is voor de voorzieningenrechter niet duidelijk of het einde van de samenwerking nu met name aan [eiseres] of aan [gedaagde] is te wijten.
4.4.
Het is wel duidelijk dat de zaken waarvan afgifte wordt gevorderd, zijn besteld door [eiseres] en dat zij de aanschaf, het transport en de invoer heeft betaald of nog moet betalen. [eiseres] heeft dit gedaan met het oog op de samenwerking tussen partijen. Gegeven is dat die samenwerking inmiddels is geëindigd. [gedaagde] heeft slechts een gedeelte van de stenen betaald: dat zijn de stenen die – zo begrijpt de voorzieningenrechter – door hem zijn doorverkocht en waarvoor hij al betaald is door de uiteindelijke klant.
4.5.
Bij deze stand van zaken moet de voorzieningenrechter de belangen van partijen afwegen en laat hij de eigendomsvraag in het midden. Het belang van [eiseres] is dat zij de beschikking krijgt over de stenen die zij heeft besteld en betaald / die zij nog moet betalen aan de leverancier. Zij kan die vervolgens verkopen in haar bedrijfsvoering. Het belang van [gedaagde] is met name dat hij geen schadeclaims krijgt van klanten die een steen hebben gekocht of gereserveerd en om kosten die hij op zijn beurt (mogelijk) heeft gemaakt voor de samenwerking terug te verdienen.
4.6.
Bij deze stand van zaken beslist de voorzieningenrechter dat alle stenen die nog niet zijn doorverkocht of gereserveerd, retour moeten naar [eiseres]. Dat geldt ook voor de montagetafels. [eiseres] heeft immers de financiële lasten voor de aanschaf van die goederen gedragen en [gedaagde] niet. Deze stenen en de tafels kunnen ook terug, zonder dat hierdoor schade wordt geleden door [gedaagde]: hij heeft ze immers nog niet doorverkocht. Aangenomen wordt dat [gedaagde] hiervan verder in het kader van zijn bedrijfsvoering ook geen hinder ondervindt, gelet op de gestopte samenwerking, terwijl tegelijkertijd aannemelijk is dat de afgifte de bedrijfsvoering van [eiseres] baat, wat haar belang bij afgifte onderschrijft.
4.7.
Teruggave van zaken die doorverkocht of gereserveerd zijn ligt minder voor de hand. Voor zover de stenen al zijn geleverd aan derden, is teruggave alleen al om praktische redenen niet mogelijk. Voor zover de stenen nog niet zijn geleverd aan derden, maar wel onderdeel zijn van een lopende order of gereserveerd zijn, dreigt er schade voor derden en mogelijk schadeclaims voor [gedaagde]. Hier weegt het belang van [gedaagde] bij de stenen zwaarder dan het belang van [eiseres]. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat [eiseres] op termijn niet met lege handen staat. [gedaagde] zal immers, ook als zijn lezing van de gemaakte afspraken klopt, later alsnog moeten betalen voor de stenen. Linksom of rechtsom vertaalt de kwestie zich in een geldvordering. Dat kan zo nodig in een bodemzaak verder worden onderzocht.
4.8.
De vervolgvraag is welke stenen nog in het bezit zijn van [gedaagde] en niet zijn doorverkocht of gereserveerd. Tegen de op de zitting gemaakte afspraken in heeft [gedaagde] buiten aanwezigheid van de advocaten van partijen een lijst opgemaakt met daarop de status van de stenen. De lijst is niet in samenspraak met [eiseres] opgesteld en dat doet af aan de objectiviteit daarvan. Een kort geding leent zich echter niet voor bewijsvoering over de vraag welke stenen al zijn doorverkocht of gereserveerd. Gelet hierop en omdat de voorzieningenrechter op dit moment niet over andere informatie beschikt, wordt deze lijst toch gebruikt.
4.9.
De volgende stenen zijn volgens het overzicht van [gedaagde] nog niet verkocht of gereserveerd en moeten daarom door hem aan [eiseres] afgegeven worden:
één blad Marmar panda wit;
vier bladen Marmar silver stream;
vier bladen Marmar golden grijs.
Ook de twee montagetafels moeten teruggegeven worden aan [eiseres].
De vordering van [eiseres] wordt voor deze stenen en de montagetafels dus toegewezen. Voor het overige wordt de vordering tot afgifte afgewezen.
4.10.
De voorzieningenrechter merkt nog het volgende op. [gedaagde] heeft op zitting gezegd dat er voorschotten zijn betaald door klanten. Dat zijn voorschotten die hij kennelijk nog niet heeft gedeeld met [eiseres]. Dit punt is verder op zitting niet uit de verf gekomen. Zo is de omvang hiervan niet gebleken en [eiseres] vordert ook geen betaling van een deel daarvan. [gedaagde] moet zich realiseren dat de uitkomst van dit kort geding niet betekent dat hij niet meer zal hoeven af te rekenen met [eiseres]. Dit vonnis moet uitgevoerd worden, ook zonder die verdere afrekening, maar partijen en hun advocaten doen er goed aan duidelijke afspraken te maken over de verdere financiële afwikkeling.
4.11.
Beide partijen moeten ieder hun eigen kosten van dit kort geding dragen. Zij worden immers allebei deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld.
4.12.
Zoals door [eiseres] gevorderd, wordt de veroordeling tot afgifte uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat [eiseres] nakoming van dit vonnis kan verlangen, ook als hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
a. veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de onder 4.9 genoemde zaken (stenen en montagetafels) aan [eiseres] af te geven,
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in a. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2024.
1734/1876
BIJLAGE 1
De vordering betreft de navolgende goederen (zoals nader benoemd in productie 4 bij dagvaarding:
 ‘ ‘granite slabs’ (granieten platen), bestaande uit:
 ‘ ‘marble slabs’ (marmeren platen}, bestaande uit:
 de ‘transportation tables’ (montage tafels), 2 stuks.

Voetnoten

1.[eiseres] is op 1 januari 2024 opgericht. Partijen maken geen onderscheid tussen de eenmanszaak en de latere VOF. De voorzieningenrechter maakt in de verdere beoordeling dat onderscheid ook niet.