ECLI:NL:RBROT:2024:10446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/686331 / KG ZA 24-906
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van ontruiming en huurachterstand in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 18 oktober 2024 een vonnis gewezen in een kort geding tussen SPRING PROPERTIES S.A.R.L., eiseres, en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, gevestigd in Luxemburg, vorderde ontruiming van een woning die door de gedaagde werd gehuurd sinds 1 januari 2020. De gedaagde had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 21.383,71, wat aanleiding gaf tot de vordering tot ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelde dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldeed en verleende verstek tegen de gedaagde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van SPRING PROPERTIES niet onrechtmatig of ongegrond waren en wees de ontruimingsvordering toe. De gedaagde werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en aan SPRING ter beschikking te stellen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot betaling van de huur na 1 oktober 2024 werd eveneens toegewezen, met een maandelijkse huurprijs van € 1.539,47.

De proceskosten werden begroot op € 1.349,72, die door de gedaagde moesten worden betaald. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. N. Doorduijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/686331 / KG ZA 24-906
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SPRING PROPERTIES S.A.R.L.,
gevestigd te Luxemburg,
eiseres,
advocaat: mr. M.A. Visser te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna ook Spring en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 26 september 2024 met twaalf producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2024.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
De voorzieningenrechter is bevoegd gelet op de woonplaats van [gedaagde].
2.3.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van Spring.
2.4.
De vorderingen van Spring komen de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
2.5.
Spring vordert ontruiming van de woning aan [adres] (hierna: de woning). [gedaagde] huurt de woning sinds 1 januari 2020 van (de rechtsvoorganger van) Spring. In 2023 en 2024 heeft [gedaagde] een grote huurachterstand laten ontstaan, die inmiddels is opgelopen tot € 21.383,71. Gelet hierop is het voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden en [gedaagde] zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen. De ontruimingsvordering wordt dan ook toegewezen zoals vermeld in de beslissing. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf uit te voeren met behulp van de sterke arm van justitie wordt afgewezen, aangezien dit op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv overbodig is.
2.6.
De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, aangezien aan alle eisen van artikel 6:96 BW is voldaan.
2.7.
De vordering tot betaling van de huur na 1 oktober 2024 wordt toegewezen tot en met de dag van de ontruiming. Spring vordert betaling van de huurprijs van € 1.539,47 per maand of een gedeelte daarvan, terwijl in nummer 5 van de dagvaarding staat dat de huurprijs thans € 1.484,03 per maand bedraagt. Uit het als productie 5 overgelegde overzicht van de betalingen en de huurachterstand begrijpt de voorzieningenrechter echter dat de huur op 1 juli 2024 is geïndexeerd en nu € 1.539,47 bedraagt.
2.8.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Spring worden begroot op:
- dagvaarding: € 136,72
- griffierecht: € 320,00
- salaris advocaat: € 715,00
- nakosten:
€ 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 1.349,72
2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagde],
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] met al het zijne en al de zijnen te ontruimen en onder afgifte van sleutels leeg en conform de bepalingen van de huurovereenkomst aan Spring ter beschikking te stellen en ontruimd en verlaten te houden,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Spring van de huurachterstand van € 21.383,71,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Spring van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.196,49 (incl. btw),
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 oktober 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt, voor of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft, € 1.539,47 per maand of een gedeelte daarvan aan Spring te betalen,
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.349,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.7.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
[2971/1876]