ECLI:NL:RBROT:2024:10435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/676962 / HA ZA 24-296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale aanvaringszaak met betrekking tot sleepdiensten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van civiel recht, heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident. De eiseressen, Elise Tankschifffahrt KG en Beresina UG, gevestigd in Duitsland, hebben een vordering ingediend tegen de gedaagden, SD Rebel B.V. en Boluda Towage Rotterdam B.V., beiden gevestigd in Rotterdam. De eiseressen vorderen dat de rechtbank zich bevoegd verklaart, terwijl de gedaagden zich op onbevoegdheid beroepen op basis van een clausule in een document dat stelt dat geschillen in Londen, volgens Engels recht, moeten worden beslecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de clausule in kwestie onvoldoende duidelijk en specifiek is om tot onbevoegdheid van de rechtbank te leiden. De rechtbank heeft daarbij de relevante Europese regelgeving, zoals de Brussel I bis-Verordening, in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van de eiseressen, aangezien de gedaagden woonachtig zijn binnen het rechtsgebied van de rechtbank.

De rechtbank heeft de vordering tot onbevoegdverklaring van de gedaagden afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,00. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 4 december 2024, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter D.L. Spierings.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/676962 / HA ZA 24-296
Vonnis in incident van 23 oktober 2024
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ELISE TANKSCHIFFAHRT KG,
gevestigd te Dollern, Duitsland,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
BERESINA UG,
gevestigd te Marktheidenfeld, Duitsland,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R. Sinke te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SD REBEL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOLUDA TOWAGE ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam.
Eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident zullen hierna gezamenlijk Elise c.s. worden genoemd en afzonderlijk Elise en Beresina. Gedaagden in de hoofdzaak/eiseressen in het incident zullen hierna gezamenlijk Rebel c.s. genoemd worden en afzonderlijk SDR en Boluda.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 januari 2024, met producties 1 tot en met 6;
  • de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid althans verzoek tot aanhouding procedure, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in het incident strekkende tot onbevoegdheid althans tot aanhouding;
  • de conclusie van repliek in het incident strekkende tot onbevoegdheid althans tot aanhouding;
  • de conclusie van dupliek in het incident strekkende tot onbevoegdheid althans tot aanhouding.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het bevoegdheidsincident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Elise c.s. vorderen dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
voor recht verklaart dat Rebel c.s. geen hulp hebben verleend in de zin van artikel 8:563 BW en Elise c.s. derhalve geen hulploon zijn verschuldigd aan Rebel c.s., met vaststelling van een redelijke vergoeding voor de verrichte sleepdiensten, althans
subsidiair
in goede justitie het bedrag van het hulploon bepaalt, en
primair en subsidiair
Rebel c.s. veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
Op de stellingen van Elise c.s. wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Rebel c.s. vorderen primair dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en subsidiair dat de rechtbank het geschil aanhoudt totdat er door de High Courts of Justice/Admiralty Court is beslist in de procedure die door Rebel c.s. is aangespannen en die bekend is onder nummer AD-2024-00008, kosten rechtens.
3.2.
Elise c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Rebel c.s. in hun beroep op de onbevoegdheid en de vordering tot aanhouding, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van Rebel c.s. in de proceskosten van het bevoegdheidsincident bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat de eiseressen, Elise c.s., buiten Nederland hun woonplaats hebben. De rechtbank is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of zij internationaal bevoegd is.
4.2.
Deze zaak houdt verband met het vastlopen op 14 november 2023 van de binnenvaartmotortanker [naam schip 1] op een strekdam van de Scheurhaven in Rotterdam-Europoort. Elise is de eigenaar van dit schip en Beresina de bevrachter. SDR is de eigenaar van de sleepboot [naam schip 2]. Boluda houdt zich bezig met sleepdiensten en andere werkzaamheden die daarmee verband houden. De vordering van Elise c.s. houdt verband met een geschil dat tussen Elise c.s. en Rebel c.s. is gerezen over de verschuldigdheid door Elise c.s. van hulploon aan Rebel c.s..
4.3.
Rebel c.s. betwisten dat deze rechtbank bevoegd is. Dat baseren zij op de bepaling
“Any dispute arising out of the services performed by the tug, will be settled in London, in accordance with English law.”
in het door Elise c.s. als productie 5 in het geding gebrachte
Certificate of Safe Delivery.
Elise c.s. zijn het daar niet mee eens.
4.4.
Omdat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I bis-Vo) die aanhangig is gemaakt na 10 januari 2015, het tijdstip van inwerkingtreding van Brussel I bis-Vo, is deze verordening materieel en temporeel van toepassing. Brussel I bis-Vo is tevens formeel van toepassing, omdat de gedaagden in deze zaak, Rebel c.s., woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat.
4.5.
Rebel c.s. hebben woonplaats in Nederland, en wel binnen het rechtsgebied van deze rechtbank. Voor zover het bevoegdheidsverweer van Rebel c.s. faalt, heeft de Nederlandse rechter dus rechtsmacht op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo en is deze rechtbank relatief bevoegd op grond van artikel 99 Rv.
4.6.
De rechtbank is het met Elise c.s. eens dat de hiervoor in r.o. 4.3 aangehaalde bepaling in de
Certificate of Safe Deliveryonvoldoende duidelijk en specifiek is om tot onbevoegdheid van deze rechtbank te kunnen leiden. In deze clausule is namelijk slechts in algemene zin bepaald dat geschillen (tussen partijen) beslecht zullen worden in Londen in Engeland; op grond van deze clausule is niet duidelijk of met deze clausule rechterlijke instanties bevoegd worden verklaard dan wel arbiters of andere ‘geschillenbeslechters’ (zoals mediators).
4.7.
De clausule houdt dus geen rechtsgeldige forumkeuze (in de zin van artikel 8 lid 2 Rv) in en ook geen rechtsgeldig arbitraal beding (in de zin van artikel 1074 Rv). Hier is dus geen sprake van een clausule die moet leiden tot onbevoegdheid van deze rechtbank. Ook kan deze clausule niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van Elise c.s. in hun vordering. Dat, zoals Rebel c.s. betogen, Engels recht van toepassing is in deze zaak én deze clausule naar Engels recht wél voldoende duidelijk en specifiek is om tot onbevoegdheid van deze rechtbank te kunnen leiden kan hier niets aan afdoen. Het hierboven in r.o. 4.6 genoemde vereiste dat deze clausule voldoende duidelijk en specifiek moet zijn betreft niet de materiële rechtsgeldigheid van deze clausule maar is uitsluitend procesrechtelijk van aard. Dat de materiële rechtsgeldigheid van de clausule (op grond van artikel 3 juncto artikel 10 Rome I-Vo) wordt beheerst door Engels recht is dan ook niet van belang voor de bevoegdheid van deze rechtbank.
4.8.
Deze rechtbank is dus bevoegd. De vordering tot onbevoegdverklaring zal daarom worden afgewezen.
4.9.
Op de bevoegdheid van deze rechtbank is ook niet van invloed de rechterlijke procedure voor de High Courts of Justice/Admiralty Court waar Rebel c.s. een beroep op doen in dit bevoegdheidsincident. De
Claim Formwaarmee die procedure is ingeleid dateert namelijk pas van 14 februari 2024, toen de onderhavige zaak al aanhangig was gemaakt, namelijk op 24 januari 2024, de datum van de dagvaarding. Het beroep dat Rebel c.s. in verband daarmee doen op artikel 12 Rv (litispendentie) faalt dus. Zie ook artikel 33 Brussel I bis-Vo.
4.10.
De vordering tot aanhouding zal daarom eveneens worden afgewezen.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Rebel c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Deze kosten aan de zijde van Elise c.s. worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 614,00 (1 punt in liquidatietarief II)
nakosten € 178,00
Totaal € 792,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vordering van Elise c.s.;
5.2.
veroordeelt Rebel c.s. in de proceskosten ten bedrage van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Rebel c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten Rebel c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 4 december 2024voor conclusie van antwoord;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op
23 oktober 2024 .
901/2459