ECLI:NL:RBROT:2024:10425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
10865646 VZ VERZ 24-2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een samenwerking tussen advocaten

Op 22 oktober 2024 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak die betrekking heeft op de financiële afwikkeling van een samenwerking tussen advocaten. De zaak, die werd behandeld onder zaaknummer 10865646 VZ VERZ 24-2, betreft een gezamenlijk verzoek op grond van artikel 96 Rv van drie partijen, waarbij de financiële afwikkeling van hun samenwerking sinds 1988 aan de orde is gesteld. De partijen, aangeduid als [naam partij 2] c.s. en [naam partij 3], hebben in hun verzoekschrift van 29 december 2023 en daaropvolgende processtukken een complex van geschilpunten gepresenteerd, dat zich uitstrekt over tientallen pagina's en verschillende boekingen betreft.

Tijdens een regiezitting op 3 april 2024 werd vastgesteld dat de procedure zich had ontwikkeld tot een omvangrijke en complexe zaak, die niet meer paste binnen de kaders van artikel 96 Rv, dat een snelle en eenvoudige procedure beoogt. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de gekozen procesopstelling van partijen leidt tot een aanzienlijke behandelduur en dat de zaak niet meer werkbaar is binnen de doelstellingen van artikel 96 Rv. De kantonrechter heeft partijen aangespoord om te overwegen mediation te zoeken of hun verzoek gezamenlijk in te trekken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat het gezamenlijke verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het niet past binnen de grenzen van artikel 96 Rv en in strijd met de goede procesorde is. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij partijen elk hun eigen kosten dragen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10865646 VZ VERZ 24-2
datum uitspraak: 22 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter
in het verzoek op grond van artikel 96 Rv van

1..[naam partij 1] ,

woonplaats: Hardinxveld-Giessendam,
gemachtigde: R.B. Gerretsen,

2..[naam partij 2] ,

vestigingsplaats: Sliedrecht,
vertegenwoordigd door mr. G.P. [naam partij 2] , en

3..[naam partij 3] ,

woonplaats: Sliedrecht.
De partijen worden hierna ‘ [naam partij 2] c.s.’ (partijen 1 en 2) en ‘ [naam partij 3] ’ (partij 3) genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het gezamenlijke verzoekschrift van [naam partij 2] c.s. en [naam partij 3] van 29 december 2023, met bijlagen;
  • de “conclusie van eis” van [naam partij 3] , met bijlagen, van 1 mei 2024;
  • de “memorie van eis” van [naam partij 2] c.s., met bijlagen, van 1 mei 2024;
  • de “conclusie van antwoord” van [naam partij 3] , met bijlagen, van 29 mei 2024;
  • de “nadere memorie” van [naam partij 2] c.s., met bijlagen, van 29 mei 2024;
  • de akte van 4 september 2024 van [naam partij 3] ;
  • de “akte houdende overlegging producties alsmede wijziging van eis” van [naam partij 2] c.s., met bijlagen, van 4 september 2024.
1.2.
Op 3 april 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken.

2..De beoordeling

2.1.
Partijen hebben bij hun verzoekschrift van 29 december 2023 op grond van artikel 96 Rv gezamenlijk de beslissing van de kantonrechter ingeroepen inzake, kort samengevat, de financiële afwikkeling van hun samenwerking als advocaten in verschillende vormen sedert 1988 en in het bijzonder inzake afrekeningen per 31 juli 2018 en per 1 januari 2024.
2.2.
De zaak is met partijen besproken op een regiezitting op 3 april 2024, waar is afgesproken dat partijen hun standpunten schriftelijk zouden uitwerken en preciseren, en daarna nog over en weer op elkaar zouden reageren. Daarna is de zaak ontspoord. Een oorspronkelijk op 3 juli 2024 geplande tweede, inhoudelijke zitting is om die reden niet doorgegaan. In dat verband heeft de kantonrechter bij e-mailbericht van 1 juli 2024 de volgende overwegingen met partijen gedeeld:
“Artikel 96 Rv biedt op zichzelf geen aanknopingspunten voor een begrenzing aan zaken die partijen met toepassing van dat artikel aan de kantonrechter kunnen voorleggen. Kennelijke doel en strekking van die bepaling zijn echter het bieden van een snelle, eenvoudige en goedkope procedure. W. Heemskerk schreef over de voorganger van artikel 96 Rv (Advocatenblad 2001, p. 189): “Art. 43 RO kan mijns inziens een snelle, relatief goedkope en informele oplossing bieden voor geschillen waarin omtrent het feitencomplex over en weer weinig verschil van inzicht bestaat maar slechts een juridisch geschilpunt dient te worden beslecht.”
Na het inleidende verzoekschrift van ruim 5 pagina’s hebben partijen ter uitwerking en precisering daarvan inmiddels processtukken (exclusief producties) ten belope van meer dan 200 pagina’s aan ten dele zeer fijnmazige geschilpunten overgelegd, waarin – blijkens globale kennisname – ter financiële ontvlechting van hun voormalige samenwerking als advocaten onder meer tientallen boekingen in de periode voor en na 2018 (!) worden bediscussieerd. Deze processtukken gaan vergezeld gaan van totaal zo’n 20 cm aan producties. Ter beslechting van dit alles lijken naar voorlopige inschatting zowel tientallen oordelen van zowel feitelijke als juridische aard, als bewijslevering door middel van (nadere) stukken, getuigen en in elk geval een deskundige noodzakelijk te zullen zijn. Dit alles staat zo ver af van de met artikel 96 Rv beoogde snelle, eenvoudige en goedkope procedure, dat de vraag rijst of het verzoek ontvankelijk kan worden geacht.
Afgezien hiervan biedt de agenda van een kantonrechter in het algemeen enkele uren ruimte per zaak – bij uitzondering wellicht een keer een dag of twee dagen – maar geen weken. Bij de door partijen tot op heden gekozen procesopstelling valt daarom, als het verzoek ontvankelijk wordt geoordeeld, een zeer aanzienlijke behandelduur te verwachten. Ter informatie van partijen moge dienen dat op dit moment de agenda van de kantonrechter voor de rest van 2024 al vrijwel is volgeboekt. De kantonrechter tekent hierbij nog aan dat wanneer het verzoek niet-ontvankelijk zou worden geacht en partijen hun geschillen op dezelfde wijze aan de handelsrechter zouden voorleggen, partijen in die zin niet geholpen zijn, dat ook daar – gegeven de huidige processuele opstelling – een jarenlange behandeling onontkoombaar lijkt.
De kantonrechter ziet op dit moment, ondanks ampel beraad, geen mogelijkheden om de zaak van praktisch gezien onwerkbaar tot werkbaar te maken, laat staan tot beslechtbaar binnen de doelstellingen van artikel 96 Rv en met name dus: beslechtbaar op snelle en eenvoudige wijze. Naar partijen als advocaten bekend is, is het normaal gesproken juist mede de taak van advocaten om hun cliënten – die soms enigszins verblind lijken door hun eigen geschiedenisopvatting, hun eigen gelijk of hun eigen financiële positie – hierin te begeleiden – zo nodig krachtdadig te begeleiden – en hun te wijzen op de discrepantie tussen te verwachten kosten en de mogelijke opbrengsten van hun opstelling. In deze zaak zou daartoe vereist zijn dat partijen de 200 pagina’s aan geschilpunten weten te decimeren (letterlijk: door tien delen) tot een werkbare omvang en hun geschil terugbrengen tot enkele (twee, drie, vier) specifieke en zonder noemenswaardige bewijslevering te beoordelen juridische vragen, waarna zij de benodigde boekhoudkundige verwerking van de dan vaststaande in aanmerking te nemen financiële gegevens gezamenlijk uitvoeren of desnoods, al of niet door tussenkomst van de kantonrechter, aan een deskundige (waarschijnlijk een accountant) voorleggen.
Partijen wordt verzocht zich zorgvuldig over het voorgaande te beraden. Partijen zouden als uitkomst daarvan eerst voor mediation kunnen kiezen. Dat lijkt nuttig om de zakelijke verhouding zodanig te normaliseren dat partijen zelfstandig, gevend en nemend, tientallen zakelijke knopen en knoopjes kunnen doorhakken, strevend naar een milde ontvlechting van een jarenlange samenwerking, waarop elk der partijen na afronding, vroeger of iets later, van zijn werkzaamheden als advocaat veeleer met een ietwat vermoeide glimlach, dan met een verbeten grimas zal kunnen terugkijken. Bij een dergelijke ontvlechting zou onverplicht mede rekening kunnen worden gehouden met de respectieve welstand van partijen en de oorzaken van hun verschillende kapitaalsposities in de samenwerking. De uitkomst van het beraad van het partijen kan ook zijn dat zij het verzoek gezamenlijk intrekken zodat zij de handen vrij hebben voor welke andere procedure ook, dat zij het verzoek terugbrengen tot enkele te beslechten geschilpunten, of, naar het voorkomt als worst case scenario bij gebreke van dit alles, dat zij zich gaan voorbereiden op een naar verwachting jarenlang slepende rechtszaak, voor welke rechter ook.
De zaak wordt, gelet op de omvang van het door partijen te plegen overleg en de naderende vakantieperiode, verwezen naar de rol van 4 september 2024 voor het door partijen bij akte reageren op het voorgaande. Afhankelijk van de inhoud daarvan, zal over het vervolg van de procedure worden besloten.”
2.3.
[naam partij 3] heeft in zijn akte van 4 september 2024 (een akte van 2 pagina’s, zonder producties) onderkend dat de procedure zich zodanig heeft ontwikkeld dat deze niet meer past binnen de kaders van artikel 96 Rv. Hij heeft [naam partij 2] c.s. voorgesteld de procedure voor royement voor te dragen, maar daarmee hebben [naam partij 2] c.s. niet ingestemd. Wanneer het verzoek toch ontvankelijk zou worden verklaard, is het volgens [naam partij 3] onontkoombaar dat de aanvankelijk – de kantonrechter begrijpt: bij gelegenheid van de (eerste) mondelinge behandeling – voorziene voortzetting van de procedure wordt gevolgd, waarbij partijen mondeling over en weer op elkaar stellingen mogen reageren en daarna de zaak puntsgewijs door de kantonrechter met hen kan worden doorgenomen.
2.4.
[naam partij 2] c.s. hebben zich in hun “akte houdende overlegging producties alsmede wijziging van eis” van 4 september 2024 – een akte van ruim 11 pagina’s, met 59 producties, 3 als zodanig aangeduide rechtsvragen en 11 (deel)vorderingen – op het standpunt gesteld dat ondanks verschillende brieven van [naam partij 2] c.s. inhoudelijk overleg omtrent de voortzetting van de zaak door [naam partij 3] is vermeden. [naam partij 2] c.s. stellen zelf het voorstel van de kantonrechter, voor zover dat in hun macht ligt, keurig te volgen.
2.5.
De kantonrechter is tegen deze achtergrond en onder verwijzing naar hetgeen in het e-mailbericht van 1 juli 2024 is overwogen, thans van oordeel dat het inleidende, gezamenlijke verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het in redelijkheid niet past binnen de grenzen van artikel 96 Rv en in strijd met de goede procesorde moet worden geacht.
2.6.
De kantonrechter constateert voorts dat er geen nieuw of nader gezamenlijk verzoek door partijen is gedaan ter vervanging of inperking van het oorspronkelijke verzoek. De eenzijdige “wijziging van eis” door [naam partij 2] c.s. kan niet als een gezamenlijk verzoek worden aangemerkt, terwijl noch uit de producties van [naam partij 2] c.s. daarbij, noch uit de akte van [naam partij 3] van 4 september 2024 kan worden afgeleid dat [naam partij 3] het eens is met deze “gewijzigde eis”, waar nog bij komt dat daarmee niets is gezegd over hetgeen [naam partij 3] eerder ter onderbouwing van zijn eigen berekeningen aan de kantonrechter heeft willen voorleggen.
2.7.
Gelet op de aard van het verzoek, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat partijen elk de eigen kosten dragen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart [naam partij 2] c.s. en [naam partij 3] niet ontvankelijk in hun verzoek;
3.2.
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
745