In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 5 juli 2024 een verzoekschrift ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, zodat hij niet ontruimd zou worden uit zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, ondanks een tijdelijke administratieve fout die zijn loonbetalingen heeft vertraagd. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor schuldenaren om tijdelijke bescherming te krijgen tegen executiemaatregelen, zodat zij de kans krijgen om hun financiële situatie te stabiliseren.