ECLI:NL:RBROT:2024:10424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/893 – FT RK 24/894
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op huurbetalingen in het kader van een voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 5 juli 2024 een verzoekschrift ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, zodat hij niet ontruimd zou worden uit zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, ondanks een tijdelijke administratieve fout die zijn loonbetalingen heeft vertraagd. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor schuldenaren om tijdelijke bescherming te krijgen tegen executiemaatregelen, zodat zij de kans krijgen om hun financiële situatie te stabiliseren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 15 augustus 2024
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 5 juli 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 8 juli 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 7 augustus 2024.
Ter zitting van 7 augustus 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer M.C. van Engelenburg, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw A. Biervliet, werkzaam bij het Wijkteam (hierna: maatschappelijk werker);
  • de heer R. Marchelinus en de heer N. van den Hoeven, beiden werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster).
Op 9 augustus 2024 heeft GGN Mastering Credit namens verweerster aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 8 mei 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid. De maandelijkse huur bedraagt € 836,- per maand. De huur van de maanden juni en juli 2024 is tijdig betaald. Met ingang van 1 juli 2024 heeft verzoeker een nieuwe werkgever. Door een administratieve fout heeft verzoeker zijn loon voor de maand juli 2024 niet tijdig ontvangen. Verzoeker heeft direct contact opgenomen met zijn werkgever om het probleem op te lossen. De werkgever van verzoeker heeft het loon enkele dagen later alsnog overgemaakt. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij de huur van de maand augustus 2024 inmiddels heeft voldaan. Verzoeker krijgt ondersteuning vanuit het Expertise Team Financiën (hierna: ETF). Het ETF helpt verzoeker met het verzamelen van documenten die nodig zijn voor het opstarten van het schuldhulpverleningstraject. Schuldhulpverlening verwacht binnen anderhalf tot twee weken het minnelijk traject en budgetbeheer op te kunnen starten.

3.Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek van verzoeker moet worden afgewezen. De huurachterstand is in oktober 2022 ontstaan. Schuldhulpverlening is al langere tijd betrokken. In februari 2024 heeft verzoeker aangegeven geen hulp te willen ontvangen van het ETF. Dientengevolge heeft schuldhulpverlening verklaard de samenwerking te willen beëindigen. Sindsdien zijn de achterstanden weer verder opgelopen. Verweerster heeft er dan ook geen vertrouwen meer in dat de lopende huurtermijnen tijdig en volledig zullen worden voldaan. Verweerster heeft bij bericht van 9 augustus 2024 bevestigd dat de huur over de maand augustus 2024 is voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 8 mei 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 11 juni 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 9 juli 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 8 mei 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt maandelijks voldoende inkomsten uit arbeid. De huur van de maanden juni en juli 2024 is betaald. In de nagezonden stukken heeft verweerster bevestigd dat zij de huurbetaling over de maand augustus 2024 heeft ontvangen. Vanwege een administratieve fout heeft verzoeker het loon van juli 2024 niet tijdig ontvangen. Verzoeker heeft dit probleem met zijn werkgever besproken en opgelost, waardoor verzoeker het loon in de toekomst tijdig zal ontvangen om de huurbetaling te kunnen voldoen. Het schuldhulpverleningstraject kan op korte termijn worden opgestart. Ook zal er budgetbeheer worden ingezet, waardoor voldoende wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 8 mei 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 8 juli 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.A. Kuijvenhoven, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.