ECLI:NL:RBROT:2024:10407
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering
In deze zaak heeft verzoekster op 17 mei 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van haar woning door verweerster, Stichting Waterweg Wonen, die een huurachterstand van meer dan € 9.000,- had vastgesteld. Tijdens de zitting op 11 juli 2024 was verzoekster afwezig vanwege een sterfgeval, maar verweerster was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft op 18 juli 2024 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de lopende huurtermijnen tijdig zouden worden voldaan, mede omdat er onduidelijkheid bestond over de voortgang van het schuldhulpverleningstraject. De rechtbank benadrukte dat het belang van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren, zwaarder woog dan het belang van verzoekster om in de woning te blijven. Daarnaast werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zou zijn afgerond.