In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die een Participatiewet-uitkering ontvangt, heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, waaronder PayPal Nederland B.V. PayPal weigerde echter in te stemmen met de aangeboden regeling, die voorzag in een betaling van 5,71% aan de preferente schuldeisers en 2,85% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van PayPal slechts 2,8% van de totale schuldenlast bedraagt en dat een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk tweeëntwintig van de drieëntwintig, akkoord ging met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat het voorstel goed gedocumenteerd was en was getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van PayPal bij haar weigering niet opweegt tegen de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat het voorstel het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar financiële situatie en de psychische gesteldheid. De rechtbank heeft daarom het verzoek om PayPal te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en PayPal veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoekster niet in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.