ECLI:NL:RBROT:2024:10398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1159 / FT RK 24/1160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met moratorium en budgetbeheer

In deze zaak heeft verzoekster op 23 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 september 2024 bepaald. Tijdens deze zitting is de stichting Woonbron, als verweerster, niet verschenen. Verzoekster heeft ter zitting aanvullende stukken overgelegd en de rechtbank heeft de uitspraak op 2 oktober 2024 gedaan.

Verzoekster vraagt om een voorlopige voorziening voor een periode van zes maanden, waarbij verweerster wordt verboden het vonnis van 1 augustus 2024 tot ontruiming van haar woonruimte ten uitvoer te leggen. Verzoekster heeft voldoende inkomsten uit arbeid en heeft de huur voor de maanden juni tot en met september 2024 voldaan. Daarnaast is er budgetbeheer opgestart om te waarborgen dat de huur tijdig wordt betaald.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster een kopie van het ontruimingsvonnis heeft overgelegd, oordeelt de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank weegt de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat het belang van verzoekster zwaarder weegt, gezien haar financiële situatie en de opstart van budgetbeheer. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen, met voorwaarden, en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 2 oktober 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 23 augustus 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 23 augustus 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 september 2024.
Ter zitting van 26 september 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer A. van Es, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw I. Schouten, werkzaam bij het Wijkteam.
De stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
Verzoekster heeft ter zitting nadere stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wil een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft daarom hulp gezocht bij de gemeente Rotterdam. Verzoekster heeft inkomsten uit arbeid. Daarmee heeft zij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Dit komt ook naar voren uit de maandbegroting die bij het trajectplan zit. Verzoekster heeft bovendien de huur van de maanden juni tot en met september 2024 voldaan. Daarnaast zal budgetbeheer opgestart worden, waarmee wordt gewaarborgd dat de huur tijdig en volledig wordt voldaan.
3.
Het verweer
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 6 augustus 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 27 augustus 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 1 augustus 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft de huur van de maanden juni tot en met september 2024 voldaan. Zij heeft ook aangetoond dat zij voldoende inkomsten ontvangt om de lopende huurpenningen te voldoen. Bovendien wordt budgetbeheer ingesteld. Hiermee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 1 augustus 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
23 augustus 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.