In deze zaak heeft verzoekster op 29 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 september 2024 bepaald. Tijdens deze zitting zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de advocaat van verzoekster, de beschermingsbewindvoerder en een vertegenwoordiger van de Stichting Woonplus, die als verweerster optreedt. Verzoekster heeft aangegeven dat zij hulp heeft gezocht bij JM Bewind B.V. om haar schuldenproblematiek aan te pakken en dat zij in staat is om de huurtermijnen te voldoen, mede door een vast inkomen en de aanwezigheid van beschermingsbewind.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verzoekster een vonnis van 31 juli 2024 heeft ontvangen dat ontruiming van haar woning betreft. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster is om in haar huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, terwijl verweerster belang heeft bij de uitvoering van het ontruimingsvonnis. De rechtbank concludeert dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de huurtermijnen te voldoen, en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden.
De rechtbank heeft tevens bepaald dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort en dat de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van de voorziening. Verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024 door rechter M.C. Franken, in aanwezigheid van griffier T.M.M. de Laat.