ECLI:NL:RBROT:2024:10390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1185 / FT RK 24/1186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementsprocedure met betrekking tot huurbetalingen en beschermingsbewind

In deze zaak heeft verzoekster op 29 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 september 2024 bepaald. Tijdens deze zitting zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de advocaat van verzoekster, de beschermingsbewindvoerder en een vertegenwoordiger van de Stichting Woonplus, die als verweerster optreedt. Verzoekster heeft aangegeven dat zij hulp heeft gezocht bij JM Bewind B.V. om haar schuldenproblematiek aan te pakken en dat zij in staat is om de huurtermijnen te voldoen, mede door een vast inkomen en de aanwezigheid van beschermingsbewind.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verzoekster een vonnis van 31 juli 2024 heeft ontvangen dat ontruiming van haar woning betreft. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster is om in haar huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, terwijl verweerster belang heeft bij de uitvoering van het ontruimingsvonnis. De rechtbank concludeert dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de huurtermijnen te voldoen, en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort en dat de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van de voorziening. Verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024 door rechter M.C. Franken, in aanwezigheid van griffier T.M.M. de Laat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 2 oktober 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[plaatsnaam],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 29 augustus 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 30 augustus 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 september 2024.
Ter zitting van 26 september 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. B. el Ouath, advocaat van verzoekster;
  • de heer M. el Joghrafi, werkzaam bij JM Bewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • mevrouw N. Jadranski, namens de Stichting Woonplus, gevestigd te Schiedam (hierna: verweerster).
De heer mr. B. el Ouath heeft, namens verzoekster, op 27 september 2024 nadere stukken aan de rechtbank toegezonden, zoals toegezegd ter zitting.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 31 juli 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wil een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft daarom hulp gezocht bij JM Bewind B.V.. De beschermingsbewindvoerder zal zorgdragen voor de tijdige en volledige betaling van de huurpenningen. Verzoekster ontvangt inkomsten uit arbeid. Zij heeft inmiddels een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Zij heeft voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Dit komt ook naar voren uit het budgetplan. Verzoekster heeft bovendien de huur van oktober 2024 voldaan.
3.
Het verweer
Verweerster heeft ter zitting verklaard dat de betalingsproblematiek bij verzoekster een terugkomend probleem is. Zij heeft evenwel gezien dat de huur van oktober 2024 is voldaan. Ook de aanwezigheid van beschermingsbewind en een vast inkomen schept vertrouwen bij verweerster.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 31 juli 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 21 augustus 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 5 september 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 31 juli 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Uit het overgelegde budgetplan blijkt dat verzoekster thans voldoende inkomsten heeft om de lopende huurpenningen te voldoen. Zij heeft bovendien de huur van oktober 2024 voldaan. Verzoekster staat inmiddels ook onder beschermingsbewind. Hiermee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten, waaronder de verschuldigde huurtermijnen, tijdig en volledig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 31 juli 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 30 augustus 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.