ECLI:NL:RBROT:2024:10350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
zaaknummer: 11057264 CV EXPL 24-10660
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgkosten door Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep

In deze zaak vordert de Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep (hierna: SFVG) betaling van onbetaalde zorgkosten door gedaagde 1, wiens minderjarige kind een medische behandeling heeft ondergaan bij SFVG. De gedaagde heeft een factuur ontvangen voor de behandeling, maar heeft deze niet betaald. Gedaagde 1 betwist de vordering door te stellen dat zijn kind verzekerd was voor de zorgkosten, maar moet dit bewijs aanleveren bij zijn zorgverzekeraar. De kantonrechter oordeelt dat er een overeenkomst is gesloten voor de behandeling en dat gedaagde 1 verantwoordelijk is voor de betaling, aangezien het kind op het moment van de behandeling niet als verzekerd stond ingeschreven. De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 424,23 wordt toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 76,99 en de wettelijke rente. Gedaagde 1 wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 473,79. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat SFVG het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde 1 in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11057264 CV EXPL 24-10660
datum uitspraak: 2 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
STICHTING SINT FRANCISCUS VLIETLAND GROEP,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Houwelingen & Partners,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: Rotterdam,
2 [gedaagde 2] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagden,
die zelf procederen.
Eiseres wordt hierna ‘SFVG’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘ [gedaagde 1] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 april 2024, met bijlagen;
  • het schriftelijk antwoord en mondeling verweer van [gedaagde 1] ;
  • de repliek van SFVG
1.2.
[gedaagde 1] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de repliek, maar van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
Het minderjarige kind van [gedaagde 1] heeft een medische behandeling in het SFVG gehad. [gedaagde 1] heeft hier een factuur voor ontvangen en deze vervolgens niet betaald. SFVG eist daarom betaling van het factuurbedrag van € 424,23 vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente.
2.2.
[gedaagde 1] erkent dat de zorgkosten niet zijn betaald. [gedaagde 1] ging ervan uit dat zijn kind verzekerd was voor deze kosten.
[gedaagde 1] moet de zorgkosten betalen
2.3.
Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten voor een geneeskundige behandeling van de zoon van [gedaagde 1] bij SFVG. Er wordt door [gedaagde 1] gesproken over een behandeling in het Erasmus M.C., maar uit de stukken blijkt dat op 23 januari 2024 een behandeling in het SFVG is uitgevoerd. [gedaagde 1] moet de kosten voor deze medische behandeling van zijn kind betalen, aangezien [gedaagde 1] verantwoordelijk is voor de voldoening hiervan en omdat het SFVG de kosten niet kon indienen bij de verzekering omdat het kind van [gedaagde 1] op dat moment niet als verzekerd stond ingeschreven. [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat de verzekering voor zijn kind op 26 januari 2024 is ingegaan maar dat zijn kind alsnog per 16 januari 2024 verzekerd is als [gedaagde 1] kan bewijzen dat zijn kind op die datum ingeschreven stond bij de gemeente. Wat daarvan zij, dit doet niet af aan de betalingsverplichting van [gedaagde 1] jegens SFVG. [gedaagde 1] zal zich zelf tot zijn zorgverzekeraar moeten wenden om de kosten alsnog vergoed te krijgen. De vordering tot betaling van de hoofdsom wordt op grond van het voorgaande toegewezen.
[gedaagde 1] moet de incassokosten van € 76,99 betalen
2.4.
De incassokosten van € 76,99 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
[gedaagde 1] moet rente aan SFVG betalen
2.5.
De rente wordt toegewezen omdat SFVG genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde 1] dat niet heeft betwist.
[gedaagde 1] moet de proceskosten betalen
2.6.
[gedaagde 1] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van SFVG op € 138,79 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 473,79. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat SFVG dat eist en [gedaagde 1] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan SFVG te betalen € 463,89 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 424,23 vanaf 16 april 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, die aan de kant van SFVG worden vastgesteld op € 473,79 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis, tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom.
62914