ECLI:NL:RBROT:2024:10343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685621 / KG ZA 24-864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitsluitend gebruik van een huurwoning in kort geding met betrekking tot een relatiebreuk en minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, een vordering ingediend om uitsluitend gebruik te maken van de huurwoning voor de duur van een nog op te starten bodemprocedure. De vrouw en de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, hebben een relatie gehad waaruit twee minderjarige kinderen zijn geboren. Ondanks de beëindiging van hun relatie, huren en bewonen zij samen de woning. De vrouw stelt dat het niet meer mogelijk is om samen in de woning te blijven wonen en vordert dat de man de woning verlaat. De man is het hier niet mee eens en stelt voor om in een bird nesting-constructie te wonen, waarbij zij om en om met de kinderen in de woning verblijven. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de vrouw uitvalt, omdat het in het belang van de kinderen is om in de woning te blijven wonen. De man wordt veroordeeld om de woning uiterlijk één maand na de uitspraak te verlaten, met de voorwaarde dat de vrouw binnen zes weken een bodemprocedure start. De overige vorderingen van de vrouw en de tegenvordering van de man worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685621 / KG ZA 24-864
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.F. van Duin te [woonplaats] ,
tegen
[naam man],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. A. Harent te Dordrecht.
De partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
De vrouw en de man hebben een relatie gehad, waaruit twee op dit moment nog minderjarige kinderen zijn geboren. Hoewel de relatie tussen de partijen inmiddels is verbroken, huren en bewonen zij op dit moment nog samen de woning aan het adres [adres] ( [postcode] in [woonplaats] . De vrouw vordert dat wordt bepaald dat zij voor de duur van de nog op te starten bodemprocedure alleen in de woning mag blijven wonen, dat het de man (onder druk van een dwangsom) wordt verboden om de woning nog te betreden en dat wordt bepaald dat de vrouw nakoming van dit vonnis zo nodig met inschakeling van de politie kan afdwingen. De man is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat de vrouw onvoldoende inkomen heeft om de huur van de woning te kunnen betalen en daarom zouden de partijen, volgens de man, om en om met de kinderen in de woning kunnen wonen (een zogenaamde bird nesting-constructie). Om die reden vordert de man als tegenvordering dat de voorzieningenrechter een voorlopige omgangsregeling bepaalt, waarbij de kinderen in de woning verblijven en de partijen zoveel als mogelijk ieder voor de helft van de tijd in de woning de zorg voor de kinderen op zich nemen op basis van een nader door partijen overeen te komen schema afgestemd op de werkroosters van partijen. De voorzieningenrechter veroordeelt de man om de woning uiterlijk één maand na vandaag te verlaten en de woning niet zonder toestemming van de vrouw te betreden totdat in een nog door de vrouw te starten bodemprocedure is beslist wie van de partijen de huur van de woning voortzet. Die bodemprocedure moet uiterlijk zes weken na vandaag door de vrouw zijn gestart. De overige vorderingen van de vrouw en de tegenvordering van de man worden afgewezen. Dit alles wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 september 2024, met bijlage 1;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie (tegenvordering), met bijlagen 1 tot en met 3;
  • de e-mail van 2 oktober 2024 van de vrouw, met bijlagen 2 en 3;
  • de mondelinge behandeling op 3 oktober 2024;
  • de pleitnotities van mr. Van Duin.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

Wat staat er in de wet?

3.1.
In artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek staat dat iedere medehuurder kan eisen dat de rechter bepaalt dat een medehuurder de huur van een woning niet langer voortzet. In een kort geding kan een medehuurder worden veroordeeld om een woning voorlopig te verlaten, totdat een bodemprocedure is gevoerd over de vraag wie van de partijen de huur van die woning niet langer voortzet.
Er is spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening
3.2.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet meer mogelijk is dat de partijen samen in de woning blijven wonen. Daarbij speelt ook mee dat het een feit van algemene bekendheid is dat het einde van een relatie spanningen met zich meebrengt, waardoor samen in dezelfde woning blijven wonen – zeker als daar ook minderjarige kinderen wonen – onwenselijk is. Uit dit alles volgt dat er een spoedeisend belang is om in deze zaak te beslissen wie van de partijen de woning voorlopig moet verlaten.
De man moet de woning voorlopig verlaten
3.3.
Beide partijen hebben in principe evenveel recht om in de woning te verblijven. Om te bepalen wie van de partijen de woning toch voorlopig moet verlaten, moet de voorzieningenrechter het belang van de vrouw om samen met de kinderen (en zonder de man) in de woning te blijven wonen afwegen tegen het belang van de man om in een bird nesting-constructie in de woning te blijven wonen. Bij die afweging zijn alle omstandigheden van het geval van belang, waaronder de belangen van de kinderen van de partijen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangenafweging op dit moment uitvalt in het voordeel van de vrouw, zodat de man de woning voorlopig moet verlaten en de tegenvordering van de man wordt afgewezen. Daarbij weegt de voorzieningenrechter de volgende omstandigheden mee.
3.4.
In de eerste plaats neemt de voorzieningenrechter de belangen van de kinderen van de partijen in overweging. Dit moet op grond van artikel 3 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het in het belang van de kinderen om in de woning te blijven wonen. In het algemeen mag namelijk worden aangenomen dat de woning voor de kinderen geldt als vertrouwd en hun veilige thuishaven.
3.5.
De voorzieningenrechter houdt er verder rekening mee dat uitsluitend de vrouw ouderlijk gezag over de kinderen heeft, dat de vrouw regelmatige werktijden heeft en thuis kan werken. Daar komt bij dat de man zijn stelling dat de vrouw de huur van de woning niet alleen kan betalen onvoldoende heeft onderbouwd. Weliswaar staat op de salarisstrook die de vrouw in het geding heeft gebracht ook een uitbetaling voor persoonlijk budget, maar ook als geen rekening wordt gehouden met die uitbetaling is voldoende aannemelijk dat de vrouw met haar inkomen (en een hoger kindgebonden budget, nadat de man de woning heeft verlaten) de huur en de overige (vaste) lasten alleen kan betalen. Daarbij is ook relevant dat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat zij vanaf 1 oktober 2024 een nieuwe functie heeft, dat bij die functie een hoger salaris hoort en dat haar salaris bovendien iedere drie maanden wordt verhoogd.
3.6.
Tegenover het voorgaande staat het voorstel van de man om in de vorm van een bird nesting-constructie om en om met de kinderen in de woning te wonen. Deze constructie biedt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de voor de kinderen noodzakelijke structuur en regelmaat in hun leven. Uit de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man onregelmatige diensten heeft, waarbij hij de ene dag om 07:00 uur al moet beginnen (en dus vóórdat de kinderen naar school moeten worden gebracht) en de andere dag om 14:30 uur moet beginnen (waardoor hij de kinderen niet van school kan halen). Hoewel de man hiervoor een aantal oplossingen heeft aangedragen, zijn deze geen van alle structureel van aard en levert het veel onrust op voor de kinderen en ook voor de vrouw die zich dan volledig aan dit rooster moet aanpassen en gaten die ontstaan in de opvang moet opvangen. Bovendien werkt de man niet iedere week dezelfde dagen en diensten. Als de bird nesting-constructie volledig op het werkrooster van de man wordt aangepast, heeft dit in de praktijk tot gevolg dat de partijen iedere week op andere dagen en voor wisselende aaneengesloten periodes met de kinderen in de woning verblijven. Dat biedt geen enkele structuur en regelmaat voor de kinderen (en voor de partijen). Om die reden is een bird nesting-constructie niet wenselijk. Tijdens de zitting bleek bovendien dat de man ook zelf zijn bedenkingen heeft bij (de haalbaarheid van) deze constructie en ook inziet dat het het meest voor de hand ligt dat de vrouw met de kinderen in de woning blijft, mits hij voldoende tijd krijgt om vervangende woonruimte te regelen.
De man moet de woning uiterlijk één maand na vandaag verlaten
3.7.
De man wordt veroordeeld om de woning te verlaten totdat in een nog te starten bodemprocedure is beslist wie van de partijen de huur van de woning niet langer voortzet. Hij krijgt tot uiterlijk één maand na vandaag de tijd om de woning met al zijn spullen te verlaten. Het belang van de vrouw om de man binnen twee dagen na betekening van dit vonnis uit de woning te laten vertrekken, zoals zij vordert, weegt minder zwaar dan het belang van de man om nog iets langer de gelegenheid te hebben om vervangende woonruimte te vinden. De door de man verzochte periode van twee maanden in geval van toewijzing van de vordering van de vrouw acht de voorzieningenrechter gelet op de bestaande spanningen te lang. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met een termijn van een maand na vandaag, naast de twee weken die zijn verlopen tussen de mondelinge behandeling en dit vonnis, voldoende tijd aan de man is en wordt gegund om vervangende woonruimte voor zichzelf te vinden.
De voorzieningenrechter verbindt aan de veroordeling van de man om de woning te verlaten wel de voorwaarde dat de vrouw uiterlijk zes weken na vandaag een bodemprocedure start met als onderwerp wie van de partijen de huur van de woning niet langer voortzet op grond van artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de man weer in de woning mag komen wonen als de vrouw niet op tijd zo’n bodemprocedure heeft gestart.
Het gaat de voorzieningenrechter te ver om de man te veroordelen om de woning in het geheel niet meer te betreden, zoals de vrouw ook heeft gevorderd. Het is immers denkbaar dat de vrouw de man toestemming geeft om in de woning met de kinderen contact te hebben. Daarom veroordeelt de voorzieningenrechter de man alleen om de woning niet te betreden zonder toestemming van de vrouw.
Er wordt geen dwangsom opgelegd en ook niets bepaald over inschakeling van de politie
3.8.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de hiervoor genoemde veroordeling een dwangsom te verbinden. Er zijn geen aanwijzingen dat de man zich niet aan de veroordeling zal houden en zo’n dwangsom heeft in deze zaak overigens ook geen toegevoegde waarde. De vrouw heeft namelijk voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder in te schakelen als de man de woning niet vrijwillig verlaat. De voorzieningenrechter gaat ook niet bepalen dat de vrouw de politie kan inschakelen om de ontruiming van de woning door de man af te dwingen. De deurwaarder kan – zonder dat daar een machtiging van de rechter voor nodig is – eventueel bijstand van de politie inroepen.
De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen
3.9.
Deze zaak hangt samen met de afwikkeling van de relatie die partijen met elkaar hebben gehad. De voorzieningenrechter sluit daarom aan bij het uitgangspunt in familierechtelijke zaken dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Er is geen aanleiding om daarvan af te wijken. Dit betekent dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten betalen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de man hier geen verweer tegen heeft gevoerd en omdat de veroordeling van de man om de woning te verlaten alleen zin heeft als die vrij snel effect heeft.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt de man om de woning aan het adres [adres] ( [postcode] in [woonplaats] uiterlijk één maand na vandaag te verlaten met alle personen en zaken die zich daar vanwege hem bevinden, de woning met alle sleutels ter beschikking van de vrouw te stellen en de woning niet zonder toestemming van de vrouw te betreden, totdat in een nog te starten bodemprocedure is beslist wie van partijen de huur van de woning niet langer voortzet op grond van artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek, onder de voorwaarde dat die bodemprocedure uiterlijk zes weken na vandaag door de vrouw is gestart;
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
3349 / 1582