Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 oktober 2024, met bijlagen 1 tot en met 4;
- de mondelinge behandeling op 10 oktober 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2024, heeft de voorzieningenrechter in kort geding uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de gezamenlijke huurwoning. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.B. Janssens, vorderde onder andere dat de man de woning zou verlaten en medewerking zou verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de huurovereenkomst. De man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2024, waardoor de voorzieningenrechter verstek heeft verleend tegen hem.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw om te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning afgewezen, omdat dit een rechtstoestand zou vaststellen die niet in kort geding kan worden beslist. De vordering om de man te veroordelen de woning binnen drie dagen te verlaten en alle sleutels aan de vrouw te overhandigen, is toegewezen. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 2.500,00, voor het geval de man in gebreke blijft.
Daarnaast is de vordering om de man te veroordelen tot medewerking aan de wijziging van de tenaamstelling van de huurovereenkomst toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de man indien hij in gebreke blijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vrouw direct gebruik kan maken van de uitspraak zonder dat de man in beroep kan gaan.