ECLI:NL:RBROT:2024:10340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1258 / FT RK 24/1259 / FT RK 24/1260/ FT RK 24/1261
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met moratorium en schuldhulpverlening

Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonende te [adres] [postcode] [woonplaats], een verzoekschrift hebben ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerder vonnis van 14 juni 2024, waarin verweerster, de stichting Havensteder, was gemachtigd om over te gaan tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers. De verzoekers hebben aangegeven in een problematische financiële situatie te verkeren, veroorzaakt door de depressie en verslaving van de heer [verzoeker 1], die na het overlijden van zijn moeder is ontstaan. Ondanks de huurachterstand hebben verzoekers recentelijk stappen ondernomen om hun situatie te verbeteren, waaronder het inschakelen van schuldhulpverlening en het opstellen van een budgetplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen kunnen worden voldaan, en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. De rechtbank heeft echter de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort en de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van de voorziening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2] & [nummer 3] - [nummer 4]
uitspraakdatum: 2 oktober 2024
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 13 september 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 13 september 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 september 2024.
Ter zitting van 26 september 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • de heer [verzoeker 1] ;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [verweerster] , namens de stichting Havensteder, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster);
  • mevrouw mr. E. de Ruiter, advocaat van verweerster.
Verzoekers hebben voorafgaand aan de zitting, op 23 september 2024 en op 24 september 2024 aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Verweerster heeft voorafgaand aan de zitting, op 25 september 2024, aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 14 juni 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
De huurachterstand is ontstaan omdat de heer [verzoeker 1] , van wiens inkomen verzoekers afhankelijk zijn, na het overlijden van zijn moeder depressief is geraakt. Ook is toen bij hem een verslaving ontstaan. Verzoekers kwamen daardoor in een negatieve spiraal terecht. Verzoekers willen nu een oplossing voor hun problematiek. De heer [verzoeker 1] is met zijn huisarts op zoek naar passende hulp voor zijn depressie en verslaving. Op dit moment is hij in afwachting van bericht van het Erasmus MC. Daarnaast hebben verzoekers zich gewend tot de gemeente Rotterdam, om hen te helpen met hun schuldenproblematiek. Schuldhulpverlening is inmiddels gestart en budgetbeheer zal worden ingesteld. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen worden betaald.
De heer [verzoeker 1] is sinds 20 november 2023 fulltime in loondienst bij zijn huidige werkgever en ontvangt aldus inkomsten uit arbeid. Daarmee zijn er voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Dit blijkt ook uit het overgelegde budgetplan. Verzoekers hebben de huur van september 2024 voldaan en de huur van oktober 2024 is voldaan op 23 september 2024.

3.Het verweer

Verweerster heeft zich in haar verweerschrift op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoekers bevinden zich niet in een financieel stabiele situatie. Ondanks dat zij de huur van de afgelopen maanden voldoen, verlopen deze betalingen niet stabiel. Zo is de huur van september 2024 elf dagen te laat betaald. Ook zijn verzoekers niet gemotiveerd om schulddienstverlening of andersoortige hulp te aanvaarden. Verzoekers hebben zich slechts tot schuldhulpverlening gemeld om de ontruiming uit te stellen. Uit niets blijkt dat verzoekers welwillend staan tegenover hulp. Er zijn sinds 2020 al meerdere betalingsregelingen afgesproken, maar de betalingsachterstanden zijn sindsdien nog steeds structureel aanwezig. Daarnaast ligt volgens verweerster het probleem ook niet alleen op het financiële vlak, maar moet er op andere leefgebieden stabilisatie worden gezocht. Er is sprake van verward, verbaal agressief gedrag jegens medewerkers van verweerster en van allerhande verwijten aan het adres van Havensteder (en allerlei andere instanties). Dit heeft al geleid tot een kantoor- en contactverbod en is ook besproken bij het casusoverleg waar verschillende instanties bij zijn betrokken. Zij ervaren dezelfde problematiek met verzoekers. Vanuit omwonenden zijn er ook signalen ontvangen dat sprake is van verslaving en drugsgebruik. Er is sprake van meervoudige problematiek en hulpweigering.
Ter zitting heeft verweerster, in aanvulling op haar verweerschrift, benadrukt dat zij er geen enkel vertrouwen in heeft dat een toewijzing van het verzoek tot een oplossing gaat leiden. Met verzoekers wordt al jaren geprobeerd om tot een oplossing te komen, onder andere via schuldhulp. Dat heeft tot op heden tot niets geleid. Verzoekers willen ook niet meewerken aan werkzaamheden aan de woning. Verweerster ervaart al jaren veel agressiviteit vanuit verzoekers. Voor zover bekend is de huur van oktober 2024 niet voldaan. Uit het betaalbewijs van 23 september 2024 blijkt niet dat de betaling ziet op de maand oktober 2024, daarom is deze betaling waarschijnlijk op een oudere termijn afgeschreven. Verweerster handhaaft dan ook haar standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 14 juni 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 5 juli 2024 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 19 september 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 14 juni 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Er zijn voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. De huur van september 2024 is voldaan. Verzoekers hebben daarnaast op 23 september 2024 een betaling verricht waarmee bedoeld was de huur van oktober 2024 te voldoen. Het betoog van verweerster dat stabiliteit op financieel gebied onvoldoende is om tot een oplossing te komen vanwege instabiliteit en diverse problemen op andere leefgebieden, brengt de rechtbank niet tot een andere belangenafweging. Naar het oordeel van de rechtbank staat de door verweerder geschetste problematiek namelijk niet in de weg aan het op orde brengen van de financiële situatie van verzoekers. De rechtbank betrekt daarbij in haar oordeel dat schuldhulpverlening inmiddels is opgestart en dat budgetbeheer op korte termijn wordt ingesteld. Daarmee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten, waaronder de huur, voortaan tijdig en volledig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
Voor zover verweerster heeft bedoeld te stellen dat sprake is van overlast oordeelt de rechtbank dat dit niet meegewogen kan worden in de beoordeling van onderhavig verzoekschrift. De rechtbank neemt immers als uitgangspunt het ontruimingsvonnis van de kantonrechter van 14 juni 2024. In dit vonnis is bepaald dat enkel de betalingsachterstand ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. In dit vonnis is overlast niet als grond opgenomen voor de ontbinding.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 14 juni 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ( [postcode] ), voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
13 september 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.