2.2.Vernietiging erkenning, verklaring voor recht en vervangende toestemming
2.2.1.Het verzoek van [naam 1] (ingekomen op 1 november 2023) strekt tot het aan haar verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige. Het aanvullend verzoek van [naam 1] stekt tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige door [naam 3] dan wel voor recht te verklaren dat deze erkenning nietig is.
2.2.2.[naam 2] en [naam 3] voeren gemotiveerd verweer.
2.2.3.De bijzondere curator adviseert het verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning toe te wijzen omdat dit in het belang van de minderjarige is.
2.2.4.De raad steunt het advies van de bijzondere curator.
2.2.5.De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat [naam 1] woonplaats in Nederland heeft.
2.2.6.Op grond van artikel 10:95 BW wordt de vraag of erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. Bezit die persoon de nationaliteit van meer dan een staat, dan is bepalend het nationale recht volgens welk recht de erkenning mogelijk is. Als volgens het nationale recht van die persoon erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
2.2.7.[naam 1] heeft de Kameroense nationaliteit en volgens het recht van Kameroen is erkenning door [naam 1] niet mogelijk. Gelet hierop is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarige. De gewone verblijfplaats van de minderjarige is Nederland, zodat het Nederlandse recht van toepassing is op de erkenning. Volgens dat recht is erkenning mogelijk.
2.2.8.Op grond van artikel 10:95 lid 3 BW is op de toestemming van de moeder, zijnde [naam 2] , tot de erkenning het Nederlandse recht van toepassing, omdat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. Op grond van het Nederlandse recht kan bij gebreke van toestemming, de toestemming worden vervangen door een rechterlijke beslissing.
2.2.9.In deze zaak is het verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning op 1 november 2023 ingediend. Na indiening van het verzoek heeft [naam 3] de minderjarige op 19 december 2023 met toestemming van [naam 2] erkend. Gelet hierop overweegt de rechtbank eerst als volgt.
2.2.10.Bij het ontbreken van de daartoe noodzakelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder van een kind is de erkenning van dat kind op grond van het bepaalde in het eerste lid van artikel 1:204 BW nietig, doch deze nietigheid wordt ingevolge het derde lid van deze bepaling opgeheven wanneer de rechtbank vervangende toestemming verleent. Volgens vaste jurisprudentie is met de strekking van deze regeling onverenigbaar dat in een geval waarin de vraag of de gronden tot weigering van de vervangende toestemming ontbreken aan de rechter is voorgelegd, de moeder de beoordeling daarvan en daarmee de erkenning door de verwekker die reeds om vervangende toestemming heeft gevraagd, zou kunnen blokkeren door aan een ander die het kind wil erkennen, daartoe toestemming te verlenen vóórdat definitief op het desbetreffende verzoek van de verwekker is beslist. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat vanaf het moment waarop een verzoek tot het verlenen van deze vervangende toestemming bij de rechtbank is ingediend en totdat daarop definitief is beslist, de moeder aan een ander slechts voorwaardelijk toestemming tot erkenning kan verlenen. Die toestemming heeft in dat geval alleen gevolg als de door de verwekker gevraagde vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke beslissing is geweigerd.
2.2.11.De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande ook van toepassing is in de situatie dat de zogenoemde duomoeder een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning heeft ingediend. Gelet hierop kan de moeder aan [naam 3] slechts voorwaardelijk toestemming tot erkenning verlenen en die toestemming heeft alleen gevolg als de door [naam 1] gevraagde vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke beslissing is geweigerd. De rechtbank zal daarom eerst het verzoek van [naam 1] tot het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning beoordelen.
2.2.12.Op grond van artikel 1:204 lid 4 BW kan de toestemming van de moeder op verzoek van de persoon die als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen als dit in het belang is van het kind.
2.2.13.Tussen [naam 1] en [naam 2] is niet in geschil dat [naam 1] als levensgezel van [naam 2] heeft ingestemd met een daad die de verwekking van de minderjarige tot gevolg heeft gehad. [naam 1] is dus ontvankelijk in haar verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning. Vervolgens ligt aan de rechtbank de vraag voor of het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning in het belang van de minderjarige is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en neemt daarbij het volgende in aanmerking. [naam 1] en [naam 2] hebben gedurende enkele jaren een affectieve relatie gehad en binnen deze relatie hadden zij allebei de wens een kind te verwekken. Voor de verwekking van een kind hebben [naam 1] en [naam 2] tezamen naar een donor gezocht. Nadat [naam 1] en [naam 2] een donor hadden gevonden, hebben zij deze donor gezamenlijk te woord gestaan en besloten te trachten een kind van hem te krijgen. [naam 1] was betrokken bij de zwangerschap van [naam 2] en zij was aanwezig bij de bevalling. De minderjarige heeft ook de voornaam van [naam 1] gekregen en [naam 1] heeft de geboorte van de minderjarige aangegeven bij de gemeente. [naam 1] en [naam 2] voerden met de minderjarige tijdens haar eerste levensjaren een gezamenlijk huishouden en zij droegen allebei de zorg voor de minderjarige. Na de beëindiging van de relatie in 2022 is er tot augustus 2023 omgang geweest tussen [naam 1] en de minderjarige. Met de raad en de bijzondere curator is de rechtbank van oordeel dat het in het belang is van de minderjarige dat de overwegingen en het handelen van [naam 2] en [naam 1] welke uiteindelijk dragend zijn geweest voor haar geboorte, via de erkenning van de minderjarige door [naam 1] worden bevestigd. De rechtbank zal [naam 1] dan ook vervangende toestemming voor erkenning van de minderjarige verlenen.
2.2.14.Het voorgaande leidt ertoe dat de erkenning van de minderjarige door [naam 3] niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De latere vermelding betreffende erkenning van de minderjarige door [naam 3] dient daarom te worden doorgehaald. Dit heeft tot gevolg dat [naam 3] niet meer belast is met het gezag over de minderjarige.
2.2.15.Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank [naam 1] erop dat zij zelf met deze beschikking naar de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente, waar de minderjarige is geboren, dient te gaan om de akte van erkenning te laten opmaken.
2.2.16.De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator. De rechtbank zal op die manier beslissen.