ECLI:NL:RBROT:2024:1033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
10/754502-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen invoer van heroïne met gevangenisstraf en teruggave van inbeslaggenomen telefoons

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van heroïne. De verdachte, geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], was directeur van een transportbedrijf dat betrokken was bij de invoer van een container met daarin meer dan 1574 kilogram heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk deze hoeveelheid heroïne heeft ingevoerd, waarbij hij een belangrijke rol speelde in het transport en de opslag van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de heroïne in de container, ondanks zijn verdediging dat hij niet op de hoogte was van de inhoud. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens is er een last tot teruggave gegeven voor twee inbeslaggenomen telefoons.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754502-21
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ([geboorteland01]) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 22 januari 2024 en 15 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet had om verdovende middelen binnen het grondgebied van Nederland te brengen. De verdachte heeft slechts als vervoerder een transport uitgevoerd en hij wist niet en kon evenmin weten dat er mogelijk drugs werden vervoerd in de container.
4.1.2.
Beoordeling
Invoer heroïne
Op 31 december 2020 vertrok het zeeschip [naam schip01] vanuit de haven in Karachi (Pakistan) met aan boord vijf containers met big bags gevuld met zoutbrokken. Deze lading was bestemd voor het bedrijf [bedrijf01 ] te [plaats01]. Losbestemming van de vijf containers was de haven van Antwerpen.
Op 28 januari 2021 kwam het zeeschip aan in de haven van Rotterdam. In één van de vijf containers, met nummer [containernummer01], werd aldaar ruim 1574 kilogram heroïne aangetroffen. De douane heeft de heroïne uit de container gehaald en in beslag genomen. Een kleine hoeveelheid van 10 gram heroïne is teruggeplaatst in de container, samen met audio- en plaatsbepalingsapparatuur.
De container werd weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht en aan boord gebracht van de [naam schip01], waarna het zijn weg vervolgde naar de haven van Antwerpen. Daar werd het schip op 4 februari 2021 gelost.
Op 8 februari 2021 werd de container uit de haven van Antwerpen opgehaald door transportbedrijf [bedrijf02] en vervoerd naar een loods gelegen aan de [straatnaam01] te [plaats02].
Betrokkenheid verdachten bij (verlengde) invoer container [containernummer01]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachten bij container [containernummer01].
[bedrijf02] gevestigd te [plaats02] werd op 2 februari 2021 benaderd door het bedrijf [bedrijf01 ] om het transport van de vijf containers met zout, waaronder container [containernummer01], op zich te nemen. De verdachte is directeur en enig aandeelhouder van dit transportbedrijf.
Op 8 februari 2021 reed de verdachte, samen met zijn broer [naam01], met twee vrachtwagencombinaties naar de haven van Antwerpen. [naam01] haalde daar container [containernummer01] op en vervoerde deze naar Nederland. De verdachte haalde één van de andere containers op, die echter moest achterblijven bij de scan in Antwerpen.
Laat in de avond van 8 februari 2021 kwam [naam01] aan in [plaats02] en bracht hij de bewuste container naar een loods in gebruik bij [bedrijf02], gelegen aan de [straatnaam01]. Niet lang na aankomst van [naam01] bij de loods verschenen daar kort na middernacht de verdachte, [naam02] en [medeverdachte01]. Nadat de container in de loods was geplaatst, vertrokken alle vier de mannen. Vroeg in de morgen van 9 februari 2021 kwamen de verdachte, [naam02] en [medeverdachte01] terug bij de loods. Ook [medeverdachte02] voegde zich toen bij het gezelschap.
[naam02] en de verdachte verlieten op enig moment de loods. [naam02] bleef in de directe omgeving van de loods in zijn auto zitten. [medeverdachte02] en [medeverdachte01] bleven achter in de loods en startten met lossen van de lading big bags met zoutbrokken. Ongeveer een uur later stopten ze daarmee. Ze verlieten direct daarop de loods en werden opgepikt door [naam02]. Kort daarna, rond 08.15 uur, werden [naam02], [medeverdachte02] en [medeverdachte01] aangehouden door de politie. Ook de verdachte is diezelfde ochtend aangehouden.
Bij het betreden van de loods troffen de opsporingsambtenaren de door het onderzoeksteam geplaatste technische hulpmiddelen aan op de grond.
Tussenconclusie
Uit bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte, [medeverdachte02] en [medeverdachte01] feitelijk betrokken zijn geweest bij de (verlengde) invoer van de container [containernummer01] met daarin een hoeveelheid heroïne. De verdachte verzorgde met zijn bedrijf het vervoer van de container, de opslag en faciliteerde het uit de container halen van de heroïne. [medeverdachte02] en [medeverdachte01] hebben de container deels gelost.
Wetenschap inhoud container
Anders dan door de verdediging wordt gesteld, is de rechtbank van oordeel dat wel degelijk kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de heroïne in de container. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat, buiten de opsporingsautoriteiten, niemand op de hoogte was van het feit dat de heroïne uit de container was verwijderd voordat deze het haventerrein in Rotterdam verliet. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat importeurs van een partij verdovende middelen van 1574 kilogram heroïne, met een straatwaarde van 45 miljoen euro, het risico willen lopen dat die verdovende middelen in handen komen van een onwetende vervoerder.
Dat de verdachte geen onwetend persoon was, leidt de rechtbank verder af uit het feit dat op 3 februari 2021 [medeverdachte02] en [medeverdachte01] een bezoek hebben gebracht aan een loods van de verdachte te [plaats02]. Het doel van dit bezoek, zo blijkt uit een chat op een inbeslaggenomen PGP-telefoon, was het inspecteren van die loods en het maken van afspraken over het lossen van de container. Zo zou de verdachte zorgdragen voor een heftruck en pompwagen. Ook heeft [medeverdachte02] die dag een contant bedrag van € 15.000,-- overhandigd aan de verdachte voor het transport van de container. De wijze van betaling, het moment waarop dit gebeurt en de hoogte van dit bedrag passen niet bij een regulier legaal vervoer, nog daargelaten dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt waarom [medeverdachte02] zou handelen namens de opdrachtgever van de verdachte, [bedrijf01 ]. De verdachte heeft hier op zitting ook geen duidelijkheid over kunnen verschaffen.
Verder betrekt de rechtbank bij haar beoordeling de omstandigheden rondom het vervoer en de aankomst van de container in de nacht van 8 op 9 februari 2021. Zo blijkt uit tapgesprekken dat de verdachte, in opdracht van [medeverdachte01], zijn broer meermaals aanspoort om foto’s te nemen van het zegel van de container.
Verder is het opvallend dat de container naar een loods van [bedrijf02] te [plaats02] is gebracht, terwijl de bestemming van de container, zo blijkt uit douanedocumenten, [bedrijf03] aan de [straatnaam02] te [plaats03] was. De verklaring van de verdachte daarover, dat [bedrijf03] dit omstreeks 8 februari 2021 had verzocht omdat zij zelf geen plek had voor de container, vindt geen enkele ondersteuning in het dossier. Bovendien verhoudt dit zich niet met het feit dat de verdachte reeds op 3 februari 2021 had toegezegd aan [medeverdachte02] en [medeverdachte01] zorg te dragen voor een heftruck en pompwagen. Op 3 februari 2021 was het dus al duidelijk dat de container gestald en gelost zou worden in de loods van de verdachte in [plaats02].
Uit een bericht van 5 februari 2021 van medeverdachte [naam02] aan Sky [SKY-ID01] (identiteit onbekend) volgt dat [naam02] tegen de verdachte (Tp man) heeft gezegd dat de verdachte witte moest doen en wat hash. Dit onderbouwt dat de verdachte was geïnformeerd over het invoeren van verdovende middelen.
Niet uit te sluiten valt dat de verdachte niet van alle details van de lading, bijvoorbeeld de precieze omvang van de partij heroïne, volledig op de hoogte is geweest of gebracht. Maar gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, kan worden vastgesteld dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van een partij verdovende middelen. Uiteindelijk is een monster van 10 gram heroïne teruggeplaatst en daadwerkelijk ingevoerd. Enkel de (verlengde) invoer van deze hoeveelheid zal worden bewezenverklaard. De hoeveelheid van 1574 kilogram speelt wel een rol in de strafmaat.
4.1.3.
Conclusie
Het voorgaande voert de rechtbank tot de slotsom, dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een hoeveelheid heroïne heeft ingevoerd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 27 januari 2021 tot en met 9 februari 2021 in Nederland en België
,tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van heroïne. In Rotterdam is in een container met zout een hoeveelheid van ruim 1574 kg heroïne aangetroffen en inbeslaggenomen. Deze container is vervolgens verder vervoerd naar Antwerpen. Daarna is de container, met daarin een kleine hoeveelheid teruggeplaatste heroïne, door een chauffeur van het bedrijf van de verdachte naar Nederland vervoerd. De verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld bij de invoer, welke onder meer bestond uit het begeleiden van het transport van de container en het beschikbaar stellen van de loods waar een vorkheftruck en pompwagen aanwezig waren waarmee de container gelost kon worden.
Hoewel het medeplegen van de invoer van alleen de teruggeplaatste heroïne (‘een hoeveelheid’) wettig en overtuigend bewezen kan worden, wordt bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte er, gelet op de aangetroffen hoeveelheid heroïne, vanuit moet zijn gegaan dat het om een veel grotere hoeveelheid drugs ging. Enigszins in het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat niet kan worden vastgesteld dat hij wist van de precieze omvang van de partij heroïne.
De handel in harddrugs leidt tot veel maatschappelijke problemen en gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is algemeen bekend dat de lichamelijke en psychische gezondheidsrisico’s voor gebruikers van heroïne groot zijn.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 30 november 2023, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Kijkend naar soortgelijke zaken zou een hogere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie geëiste dertig maanden zonder meer passend zijn. Toch zal de rechtbank in dit geval geen hogere gevangenisstraf opleggen. Naast het feit dat dus niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist van de precieze omvang van de partij heroïne, geldt dat er sprake is van fors tijdsverloop in deze zaak. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de officier van justitie haar strafeis mede heeft gebaseerd op eerder met de verdediging besproken procesafspraken, die buiten hun beider bedoeling uiteindelijk geen doorgang hebben kunnen vinden.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de twee in beslag genomen telefoons die tijdens de aanhouding bij de verdachte zijn aangetroffen zal, zoals door de officier van justitie is gevorderd, een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van 2 zwarte Samsung telefoons;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 15 februari 2024.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2021 tot en met 9 februari 2021 te Roosendaal en/of Rotterdam en/of [plaats02], althans in Nederland en/of België
,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1574,41 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art. 2 ahf/A Opiumwet)
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks do periode van 27 januari 2021 tot en met 9 februari 2021 te Antwerpen en/of Roosendaal en/of Rotterdam en/of [plaats02], althans in België en/of Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 1574, 41 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat /die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn, en/of
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/ of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes , mededader(s),
-met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via WhatsApp contact onderhouden en informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de heroïne, en/of
- telefonisch contact onderhouden met [bedrijf04] over het vrijgeven en/of het vervoer van de container, en/of
-telefonisch contact onderhouden met TIP Trailer aan de [adres02] voor de opslag en/of het vervoer van de container, en/of
- de container opgehaald en /of laten ophalen bij TIP Trailer aan de [adres02], en/of
- de container naar het terrein van een loods aan de [adres03] gebracht en/of laten brengen, en/of
-een vrachtwagen ter beschikking gesteld voor het ophalen en/of brengen van de container, en/of
- de loods aan de [adres04] ter beschikking gesteld voor de opslag en/of het lossen van die container, en/of
- de container naar con loods aan de [adres04] gebracht en/of laten brengen, en/of
- de container geopend en/of laten openen en de inhoud hebben gelost en/of
laten lossen;
(art. l0a lid 1 ahf/sub 1 jo. sub 2 jo. sub 3 Opiumwet jo. art . 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet