ECLI:NL:RBROT:2024:10329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
19 oktober 2024
Zaaknummer
24/8639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentieverklaring woningzoekenden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die al enige tijd gescheiden leeft van haar drie minderjarige kinderen, heeft een urgentieverklaring aangevraagd bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) om met voorrang op woningen te kunnen reageren. Echter, verzoekster voldoet niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, aangezien zij en haar kinderen onderdak hebben en er geen acute dreiging is dat zij op straat komen te staan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster en haar kinderen op loopafstand van elkaar wonen, waardoor zij dagelijks tijd met elkaar kunnen doorbrengen. Hierdoor is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de bezwaarprocedure kan worden afgewacht.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van SUWR. De voorzieningenrechter heeft de situatie van verzoekster beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de voorwaarden voor een urgentieverklaring en de mogelijkheid van een hardheidsclausule. Ondanks de psychische problemen van verzoekster en haar wens om samen met haar kinderen in één woning te wonen, is er geen spoedeisend belang aangetoond dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de beslissing in de bezwaarprocedure niet kan afwachten, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8639

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Kaplan),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, SUWR

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Samenvatting

Verzoekster leeft al enige tijd gescheiden van haar drie minderjarige kinderen en heeft aan SUWR om een urgentieverklaring gevraagd, zodat zij met voorrang kan reageren op woningen. Zij voldoet echter niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring. Verzoekster en haar kinderen hebben onderdak en er is niet gebleken dat ze op korte termijn op straat komen te staan. Ze wonen op loopafstand van elkaar, zodat ze ook dagelijks tijd met elkaar zouden kunnen doorbrengen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat niet is gebleken dat de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 1 augustus 2024 heeft SUWR verzoeksters aanvraag om een urgentieverklaring op de grond ‘doorstroom vanuit opvanginstellingen’ afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, Z. Gharbaoui als tolk en de gemachtigde van SUWR.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekster is in december 2022 vanuit Marokko naar Nederland gekomen met haar drie minderjarige kinderen. Zij heeft eerst bij haar zwager in Rotterdam gewoond. Verzoekster moest die woning verlaten omdat de woning te klein was. Verzoekster verbleef vervolgens in de nachtopvang en woont sinds juli 2023 in een antikraakpand in Rotterdam. In de bruikleenovereenkomst van het antikraakpand staat dat het niet toegestaan is voor minderjarigen om de woning te gebruiken. Haar kinderen wonen daarom nog bij haar zwager.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoekster heeft op 25 april 2024 een urgentieverklaring aangevraagd bij SUWR. SUWR heeft deze aanvraag afgewezen, omdat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij wordt behandeld alsof zij in het bezit is van een urgentieverklaring.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang aannemelijk is. Verzoekster woont al langere tijd gescheiden van haar drie minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster zo snel mogelijk samen met haar kinderen in één woning zou willen wonen. Het verzoek zal daarom ook inhoudelijk worden beoordeeld.
Wanneer komt iemand in aanmerking voor een urgentieverklaring?
8. Er is in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen en er zijn veel mensen die met spoed op zoek zijn naar een (andere) woning. Die mensen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Met een urgentieverklaring heeft iemand voorrang boven andere woningzoekenden. Dat betekent dat iemand met een urgentieverklaring meer kans maakt op een bepaald type woning dan andere woningzoekenden, mits de woning aan de voorwaarden van de urgentieverklaring voldoet. Omdat woningen schaars zijn, zijn de voorwaarden voor een urgentieverklaring streng: als een woningzoekende voorrang krijgt, betekent dat immers dat anderen langer moeten wachten. De voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring in de regio Rotterdam staan in de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 (Verordening).
Voldoet verzoekster aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op grond van doorstroom vanuit opvanginstellingen?
9. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op de grond doorstroom vanuit opvanginstellingen moet verzoekster op dit moment in een instelling wonen en een resocialisatietraject (hebben) doorlopen. [1] Hiervan is geen sprake. Verzoekster woont op dit moment namelijk in een antikraakwoning. Verzoekster heeft in het verleden in de nachtopvang verbleven, maar dit is niet vergelijkbaar met het verblijf in een instelling waaraan een resocialisatietraject is gekoppeld. Verzoekster voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op de grond doorstroom vanuit opvanginstellingen.
Komt verzoekster in aanmerking voor een urgentieverklaring op grond van de hardheidsclausule?
10. Als verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, dan kan SUWR toch een urgentieverklaring toekennen op grond van de hardheidsclausule. De weigering van de urgentieverklaring moet dan leiden tot een schrijnende situatie en er moeten bijzondere omstandigheden zijn die niet waren voorzien bij het vaststellen van de Verordening. [2]
11. Verzoekster voert aan dat er sprake is van een schrijnende situatie en bijzondere onvoorziene omstandigheden. Volgens verzoekster woont zij op een half uur fietsafstand van haar kinderen en ziet ze hen slechts af en toe. Ze krijgt vaak telefoontjes of WhatsApp-berichten van haar kinderen waarin ze om haar vragen, maar ze kan er niet voldoende voor hen zijn. Verzoekster heeft psychische problemen door deze situatie en wil vaak niet meer naar buiten of onder de mensen zijn.
12. De voorzieningenrechter moet kijken of de situatie van verzoekster zo ernstig is, dat zij niet kan wachten op een beslissing op haar bezwaarschrift. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster en haar kinderen heel graag met elkaar in één woning willen wonen. Op dit moment hebben verzoekster en haar kinderen echter onderdak. Er is niet gebleken dat verzoekster op korte termijn het antikraakpand moet verlaten. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat verzoeksters kinderen op korte termijn hun huidige woning moeten verlaten. Volgens verzoekster heeft haar zwager gezegd dat de kinderen niet langer bij hem kunnen wonen, omdat zijn vrouw onlangs is geopereerd en rust nodig heeft, maar er ligt geen schriftelijke verklaring van de zwager waaruit dat blijkt. Daarnaast blijkt uit kaartgegevens en de ANWB-routeplanner dat de woning van verzoekster op zo’n 340 meter afstand ligt van de woning van haar zwager. Verzoekster woont dus op hooguit vijf minuten loopafstand van haar kinderen. Het gezin zou dus in staat moeten zijn om elkaar dagelijks – buiten schooltijd – te zien en tijd met elkaar door te brengen. Verder is van belang dat verzoekster met een urgentieverklaring ook niet op heel korte termijn een woning zal hebben gevonden.
13. Dit alles maakt dat de voorzieningenrechter haar belangenafweging in het voordeel van SUWR laat uitvallen en geen aanleiding ziet om op dit moment een voorlopige voorziening te treffen, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de beslissing in de bezwaarprocedure niet kan afwachten.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster vooralsnog niet met voorrang op woningen kan reageren. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit artikel 5.7 van Bijlage 1 bij de Verordening.
2.Dit blijkt uit artikel 2.5 van Bijlage 1 bij de Verordening.