Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 augustus 2024, met 7 producties,
- de aanvullende productie 8.
2.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], gevestigd in Utrecht, en [gedaagde], gevestigd in Rotterdam, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 28 augustus 2024, waarin [eiseres] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde] wegens huurachterstand en het niet exploiteren van de gehuurde bedrijfsruimte. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 september 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres], mr. V.T. Acar, de zaak toegelicht, maar [gedaagde] was afwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed en heeft verstek verleend tegen [gedaagde]. De vordering van [eiseres] is toegewezen, omdat er voldoende spoed aanwezig was om een kort geding aan te spannen. De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst tussen partijen in een bodemprocedure waarschijnlijk zal worden ontbonden, gezien de huurachterstand en het feit dat [gedaagde] de bedrijfsruimte niet meer exploiteerde.
De primaire vordering is toegewezen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 135.936,89, bestaande uit huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte binnen tien dagen na betekening van het vonnis. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.