Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de tussenbeschikking van 4 juli 2023, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 december 2023.
Rechtbank Rotterdam
Op 26 januari 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind01]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, die de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] bij de vader heeft aangevraagd. De ouders van [kind01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder heeft momenteel geen eigen woonruimte en verblijft binnen een netwerk. De kinderrechter heeft eerder op 4 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 29 juli 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 29 januari 2024 verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2024 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, waarbij de moeder werd bijgestaan door een beëdigde tolk in de Turkse taal.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, zich heeft gerefereerd aan het verzoek van de GI. De vader heeft geen verzet aangetekend tegen de verlenging van de machtiging. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [kind01]. De ontwikkeling van [kind01] bij de vader verloopt goed, en de omgangsmomenten met de moeder zijn hervat, hoewel deze in het verleden problematisch waren. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 29 juli 2024 en heeft het verzoek van de GI om de machtiging uit te breiden afgewezen, aangezien dit verzoek was ingetrokken.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en is op schrift gesteld op 6 februari 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.