ECLI:NL:RBROT:2024:10309

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
TUL: 10/249249-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf en verlenging proeftijd

Op 4 oktober 2024 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde, geboren in 1991, die onder toezicht van de reclassering staat. De officier van justitie had een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die eerder was opgelegd. Deze voorwaardelijke straf, die onderdeel uitmaakte van een gevangenisstraf van 30 maanden, was onderworpen aan verschillende voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden, met name door terugval in harddrugsgebruik en onvoldoende medewerking aan de reclassering.

De officier van justitie verzocht om de zaak aan te houden voor aanvullend advies van de reclassering, maar de verdediging steunde dit verzoek niet. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de veroordeelde de voorwaarden niet had nageleefd, er onvoldoende recente informatie was om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De rechtbank besloot de proeftijd met één jaar te verlengen, zodat er meer tijd was voor de reclassering om de situatie van de veroordeelde opnieuw te beoordelen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer TUL: 10/249249-21
Datum uitspraak: 4 oktober 2024
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. O.F. Qane, advocaat te Amsterdam.

1.Vordering

Op 12 december 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de straf die de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank bij vonnis van 7 november 2022 voorwaardelijk aan de veroordeelde heeft opgelegd.
Aan de vordering ligt ten grondslag een rapport van Fivoor (hierna: de reclassering) van
2 oktober 2023 over de veroordeelde.

2.Feiten

Bij het vonnis, dat onherroepelijk is geworden op 22 november 2022, is een gevangenisstraf opgelegd van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Een deel van die straf, te weten 20 maanden gevangenisstraf, is voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar (hierna: ‘de voorwaardelijke straf)’. De gestelde voorwaarden zijn:
Algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij GGZ Fivoor. zolang en frequent als die
reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van GGZ Rivierlanden of een soortgelijke zorgverlener voor verdiepingsdiagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling en terugvalpreventie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt, het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde werkt mee en stelt zich begeleidbaar op richting Humanitas of een soortgelijke instelling voor ambulante (woon-)begeleiding;
4. de veroordeelde zal ten behoeve van het beheersen van het middelengebruik meewerken aan controles op het gebruik van alcohol en drugs, de reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controles.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 6 december 2022 naar de veroordeelde verzonden.

3.Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.
De officier van justitie mr. T. Tanghe en de gemachtigde raadsman van de veroordeelde zijn ter zitting gehoord. De veroordeelde is vanwege autopech niet verschenen. Degene die met het reclasseringstoezicht is belast (hierna: de reclasseringswerker) is, zonder bericht van verhindering, evenmin verschenen.

4.Conclusie officier van justitie

De officier van justitie heeft in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf primair verzocht om de zaak aan te houden, zodat hij de toezichthouder kan vragen op een volgende zitting aanwezig te zijn en daarvoor een aanvullend advies op te stellen waarin wordt onderzocht of de proeftijd kan worden verlengd, of de bijzondere voorwaarden kunnen worden gewijzigd en, indien aan de orde, of een gedeelte van de straf ten uitvoer moet worden gelegd. De officier van justitie heeft verzocht de zaak aan te houden tot een datum die is gelegen vóór 20 november 2024, zijnde de datum waarop de proeftijd afloopt. Voor het geval de rechtbank dit verzoek afwijst heeft de officier van justitie verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar, zodat het Openbaar Ministerie de reclassering opdracht kan geven om aanvullend te rapporteren over de veroordeelde.

5.Standpunt verdediging

De raadsman heeft zich aangesloten bij het subsidiaire standpunt van de officier van justitie. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de veroordeelde begrijpt dat ze hulp nodig heeft en dat ze wil meewerken aan een ambulante behandeling, maar niet wil praten over trauma’s uit het verleden. Ten aanzien van het primaire standpunt van de officier van justitie heeft de raadsman aangevoerd dat hij en zijn kantoorgenoten dit jaar geen ruimte meer hebben voor een zitting. Hij weet ook niet of de veroordeelde op ieder moment kan verschijnen. Ze is bezig om het één en ander op de rit te krijgen en vindt het stressvol om voor de rechtbank te moeten verschijnen.

6.Beoordeling vordering

Uit het rapport van de reclassering van 2 oktober 2023 blijkt dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Oorzaak daarvan is dat zij in harddrugsgebruik is teruggevallen. De veroordeelde verschijnt onvoldoende op afspraken met de reclassering en werkt onvoldoende mee aan ambulante begeleiding om gedragsverandering te bewerkstelligen. Er is een gebrek aan communicatie en zicht op haar, waardoor de reclassering geen effectief toezicht kan uitvoeren. De veroordeelde toont weinig motivatie om de aangeboden hulp te accepteren. Er is een verhoogde recidivekans. De veroordeelde beschikt binnenkort niet meer over vaste huisvesting, heeft geen stabiele dagbesteding, schulden en er is verslavingsproblematiek. Ook zijn er aanwijzingen voor psychosociale klachten en trauma’s. De reclassering ziet geen mogelijkheden om het toezicht voort te zetten en te werken aan gedragsverandering. Een langdurige klinische opname wordt op dit moment als enige haalbare optie gezien. Tijdens de opname kan de psychische toestand van de veroordeelde worden beoordeeld en kunnen passende behandelingen worden aangeboden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde de hierboven onder 1 t/m 3 vermelde bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd. Dat is in beginsel reden om de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van de reclassering dateert van meer dan een jaar geleden. Op 2 mei 2024 is de veroordeelde opnieuw veroordeeld door de politierechter in Den Haag. In het reclasseringsadvies van 22 april 2024 is in die zaak opnieuw gerapporteerd over de veroordeelde. De politierechter heeft de bijzondere voorwaarde toegevoegd dat de veroordeelde zich klinisch laat behandelen en de proeftijd verlengd met één jaar. Het vonnis van de politierechter is echter niet onherroepelijk. Op dit moment is onduidelijk hoe het gaat met de veroordeelde. De rechtbank acht van belang dat opnieuw bezien wordt of een klinische opname nog steeds geïndiceerd is. Als nieuwe informatie daartoe aanleiding geeft, kan de officier van justitie opnieuw een vordering tot tenuitvoerlegging indienen. Gelet op de thans beschikbare informatie ziet de rechtbank onvoldoende reden om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, maar wel aanleiding om de proeftijd te verlengen met één jaar.

7.Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering af;
verlengt de vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. N. Shahani en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.