ECLI:NL:RBROT:2024:10303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/686237 / JE RK 24-2046
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de ondertoezichtstelling

Op 11 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, is niet verschenen tijdens de zitting, ondanks dat zij correct is opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen in een onveilige en instabiele opvoedsituatie verkeren, mede door huiselijk geweld van de vader naar de moeder. De grootouders moederszijde hebben de zorg voor de kinderen op zich genomen, maar er zijn zorgen over de moeder, die afhankelijk is van de vader en niet meewerkt aan hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is om hen bij de grootouders te plaatsen en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 11 oktober 2024 tot 13 juni 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/686237 / JE RK 24-2046
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. J.F. van Drenth te Gorinchem.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam 2],
hierna te noemen de grootmoeder moederszijde,
wonende in [plaatsnaam],
[naam 3],
hierna te noemen de grootvader moederszijde,
wonende in [plaatsnaam].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de grootouders moederszijde;
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 4].
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.
1.3.
Aan de moeder is in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand als advocaat
mr. J.F. Drenth aangewezen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de grootouders moederszijde.
2.3.
Bij beschikkingen van 13 juni 2024 zijn [minderjarige 1] en de destijds nog ongeboren [minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 13 juni 2024 tot 13 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de grootouders moederszijde te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over de moeder. Vanwege huiselijk geweld is de moeder eerder uit de vrouwenopvang gezet. De moeder heeft nog steeds een relatie met de vader en is afhankelijk van hem. Zij is opnieuw zwanger en logeert bij een vriendin. Momenteel mag de moeder twee dagen per week bij de grootouders thuis aanwezig zijn vanwege werk en zodat zij met de kinderen omgang heeft. De moeder moet haar leven meer op orde krijgen. De GI kan de moeder in deze situatie van alles bieden. Zij moet hiervoor echter wel open staan. Het lukt de GI niet om een afspraak met de moeder te maken om het gesprek met haar daarover aan te gaan. De GI probeert ook met de vader samen te werken, maar dit lukt niet. Hij gaat zijn eigen gang.
Met de kinderen gaat het bij de grootouders goed. Zij worden goed door de grootouders verzorgd en hebben een goede basis bij hen. Er zijn dan ook geen zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen bij de grootouders. Er wordt wel gekeken of pleegzorg ter ondersteuning van de grootouders kan worden ingezet. Het is belangrijk om de plek van de kinderen bij de grootouders te formaliseren.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Tot nu toe heeft hij tevergeefs geprobeerd contact met de moeder te krijgen.

5.De verklaring van de informanten

5.1.
De grootmoeder heeft ter zitting het volgende verklaard. De grootmoeder draagt graag de zorg voor de kinderen samen met de grootvader. Het is belangrijk dat zij rust krijgen. Twee keer per week logeert de moeder bij de grootouders. Op deze dagen werkt de moeder en na het werk heeft zij omgang met de kinderen. De grootouders zijn bezorgd dat de vader opnieuw naar hun woning toe zal komen en opnieuw onrust zal veroorzaken.
5.2.
De grootvader heeft ter zitting het volgende verklaard. Hij verzorgt de kinderen met de grootmoeder en zorgt voor zijn gezin. De moeder hoort bij de kinderen te zijn. De moeder kan alleen niet zonder de vader en hij gebruikt haar. De vader draagt financieel niet bij voor de kinderen. Door de vader moet de moeder € 10.000,- aan boetes betalen. De moeder heeft hulp nodig. De grootouders moeten niet worden geconfronteerd met de problemen van de moeder. Het is belangrijk dat de vader niet naar de woning van de grootouders komt. Hij veroorzaakt problemen voor de grootouders en de buren.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een instabiele en onveilige opvoedsituatie opgroeien. Tot voor kort woonden zij met hun moeder bij de grootouders moederszijde. Er is sprake van huiselijk geweld door de vader naar de moeder. De moeder wil de relatie met de vader niet verbreken. De grootouders moederszijde hebben moeite met de relatie tussen de ouders. Er hebben conflicten tussen de vader en de grootouders moederszijde plaatsgevonden. De moeder heeft moeite om te communiceren met hulpverleners en de gemaakte afspraken na te komen. Aan de moeder is een plaatsing in een moeder-kind huis of een babyhuis aangeboden. Zij wil hieraan echter niet meewerken. Daardoor blijft de instabiele situatie in stand.
6.2.
Vanwege de zorgen mag de moeder niet meer in de woning bij de grootmoeders verblijven met uitzondering van de afgesproken logeerdagen in het kader van de omgang met de kinderen. Ook zal zij mee moeten gaan werken aan hulpverlening om haar leven beter op orde te krijgen. De grootouders zijn een veilige basis voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hebben aangegeven dat zij graag voor de kinderen willen blijven zorgen. Het is in het belang van hun veiligheid om de plaatsing van de kinderen bij de grootouders voort te zetten en te formaliseren. De komende periode zal duidelijk moeten worden wat de (on)mogelijkheden van de moeder zijn in de opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en wat hun toekomstperspectief is. Het is belangrijk dat indien er een onveilige situatie met de vader ontstaat, dat de grootouders contact met de politie en de GI opnemen.
6.3.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de grootouders moedersijzde met ingang van 11 oktober 2024 tot 13 juni 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024 door
mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 17 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.