ECLI:NL:RBROT:2024:10296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/683576 / JE RK 24-1699
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 13 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021. De zaak betreft de minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die momenteel in een pleeggezin verblijft. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 30 juli 2024 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2024 waren de moeder, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks correcte oproeping.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie. Er zijn meerdere meldingen van problematisch gedrag van de moeder, waaronder alcoholgebruik en geluidsoverlast. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, maar de situatie blijft zorgwekkend. De moeder heeft aangegeven bereid te zijn om samen te werken aan verbetering, maar de kinderrechter concludeert dat zij nog niet in staat is om een veilige opvoedsituatie te bieden.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 22 september 2025, met de verwachting dat de moeder hulpverlening zal aanvaarden en zal blijven werken aan haar situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683576 / JE RK 24-1699
Datum uitspraak: 13 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van ondertoezichtstelling en een verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. F.R.G. van Drenth te Baarn.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, te weten mw. [persoon A] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 september 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 22 september 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 maart 2024 de machtiging verlengd [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 22 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Op dit moment gaat het goed met [voornaam minderjarige] in het pleeggezin. Op het kinderdagverblijf wordt gezien dat hij meer aandacht nodig heeft dan andere kinderen. Hij kan woedeaanvallen krijgen. Ook heeft hij moeite om afscheid te nemen van zijn moeder. De GI maakt zich nog altijd zorgen over [voornaam minderjarige] en de opvoedsituatie bij de moeder. Zo zijn er de afgelopen periode acht politiemeldingen binnengekomen. De meldingen betreffen alcoholgebruik, geluidsoverlast op straat en in de woning van de moeder. De moeder heeft hiervoor een waarschuwing van de woningcorporatie gehad. Als er meldingen blijven binnenkomen zal er een tweede waarschuwing worden gegeven. Daarnaast zijn de urinecontroles van de moeder niet betrouwbaar gebleken. De afgelopen periode heeft de GI de moeder aangemeld voor een VERS-training van Antes. Deze hulpverlening is helaas niet van de grond gekomen, omdat het niet lukte om in contact te komen met de moeder. De GI gaat hierover nog in gesprek met de moeder. Tijdens de omgangsmomenten wordt gezien dat er een liefdevolle band is tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Over het algemeen verlopen de omgangsmomenten ook goed. Er heeft echter een incident plaatsgevonden, waarbij het vermoeden bestond dat de moeder onder invloed was. De GI wil nu de moeder eerst zien voordat het omgangsmoment plaatsvindt. De komende periode wil de GI een KSCD-onderzoek aanvragen, omdat [voornaam minderjarige] inmiddels bijna twee jaar uit huis is geplaatst. De GI wil op deze manier onderzoeken welke doelen nog behaald kunnen worden met de ouders. De wachttijd voor het onderzoek betreft twee à drie maanden. Daarnaast wil de GI dat de moeder een behandeling aangaat voor zichzelf, zich meer open opstelt en incidenten met de GI deelt. Ook dient er te worden gekeken naar een uitbreiding van de omgangsmomenten.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is het eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder is het echter niet eens met het verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij verzoekt dan ook primair om afwijzing van dat verzoek en subsidiair om de machtiging tot uithuisplaatsing slechts te verlengen voor de duur van zes maanden. [voornaam minderjarige] is al langere tijd uithuisgeplaatst. De moeder mist [voornaam minderjarige] ontzettend en zij blijft hard aan zichzelf werken, zodat [voornaam minderjarige] terug kan naar huis. De moeder is onder behandeling bij Arosa en hier werkt zij aan haar weerbaarheid. Zo weet de moeder nu hoe ze de vader op afstand kan houden. Daarnaast is de moeder bezig met een dagbesteding en werkt zij mee aan urinecontroles. De GI geeft aan dat de urinecontroles onbetrouwbaar zijn. De moeder drinkt echter veel thee op een dag, waardoor haar urine mogelijk verdund is. Door een miscommunicatie is de VERS-training van Antes niet van de grond gekomen. Er was geen motivatie daarvoor bij de moeder. Zij is echter wel gemotiveerd als zij [voornaam minderjarige] daarmee terug kan krijgen. Zij hoopt daarom dat die training of een soortgelijke behandeling alsnog kan starten. De omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verloopt goed, maar de moeder zou graag een uitbreiding van de omgangsregeling willen. Op dit moment vindt er één omgangsmoment per week plaats. De moeder heeft een andere visie op het incident voorafgaande het omgangsmoment met [voornaam minderjarige] . Vlak voor het omgangsmoment is de moeder van haar fiets gevallen, waardoor zij zich niet goed voelde en niet adequaat reageerde. Ook vindt de moeder het vervelend dat zij bekend staat bij de politie als iemand met alcoholproblematiek. De moeder herkent niet alle meldingen. Wat betreft de woning geeft de moeder aan dat zij in een flatgebouw woont waar het slot van de portiek enige tijd niet heeft gewerkt. Hierdoor konden onbevoegden het flatgebouw betreden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en het welzijn van de moeder zijn nog altijd onverminderd aanwezig. Zo zijn er de afgelopen periode meerdere meldingen binnengekomen van dronkenschap, geluidsoverlast op straat en in de woning van de moeder en geweld. De moeder heeft inmiddels een eerste waarschuwing ontvangen van de woningcorporatie. Er komt een tweede aan en bij een derde waarschuwing zou zij wellicht haar woning moeten verlaten. Verder heeft er een incident plaatsgevonden voordat een omgangsmoment tussen de moeder en [voornaam minderjarige] zou plaatsvinden. De moeder was volgens de GI onder invloed, waardoor het omgangsmoment niet kon doorgaan. Er hebben urinecontroles plaatsgevonden. De uitslagen daarvan zijn echter niet betrouwbaar, nu sprake zou zijn geweest van verdunde urine.
5.3.
De moeder is deels bereid, maar niet in staat om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] weg te nemen. Tijdens de bezoekmomenten wordt gezien dat er een warme band is tussen [voornaam minderjarige] en de moeder en dat zij kan aansluiten bij de behoeften van [voornaam minderjarige] . De moeder wil verder haar leven zinvol gaan invullen met een dagbesteding. Tot op heden is echter de voor de moeder noodzakelijke hulpverlening nog onvoldoende van de grond gekomen. De moeder is daarom, mede gezien de incidenten die hebben plaatsgevonden, nog niet in staat om [voornaam minderjarige] een veilige, stabiele en voorspelbare opvoedsituatie te bieden. De moeder zou deelnemen aan een VERS-training van Antes, maar het dossier van de moeder is afgesloten, omdat zij niet tijdig heeft gerageerd. De moeder werkt wel bij Arosa aan haar weerbaarheid. Volgens de GI is het echter van belang dat de moeder alsnog met de VERS-training of een vergelijkbaar hulpverleningstraject start.
5.4.
Voor [voornaam minderjarige] is het van belang dat de bereikte stabiliteit wordt gewaarborgd. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed bij het perspectiefbiedende pleeggezin, waar hij verblijft. Het is dan ook noodzakelijk dat het verblijf de komende periode wordt gecontinueerd.
5.5.
De komende periode wil de GI het perspectief van [voornaam minderjarige] bepalen door middel van een KSCD-onderzoek, waarbij naar de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] wordt en naar de situatie en de mogelijkheden van beide ouders wordt gekeken. De kinderrechter is van oordeel dat een dergelijk onderzoek van toegevoegde waarde kan zijn. Van de moeder wordt verwacht dat zij hulpverlening gaat aanvaarden, mee blijft werken aan urinecontroles, aan zichzelf gaat werken en daarmee laat zien dat zij goed functioneert.
5.6.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 22 september 2025. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een pleeggezin verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 22 september 2025. Gelet op de wachttijd voor en de duur van een KSCD-onderzoek ziet de kinderrechter geen aanleiding om de maatregelen in duur te beperken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 22 september 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 22 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.