ECLI:NL:RBROT:2024:10265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/674027 / JE RK 24-333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling na intrekking verzoek door gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan over een zelfstandig verzoek van de moeder tot verlenging van de ondertoezichtstelling van haar kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had eerder een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend, maar dit verzoek werd op 16 augustus 2024 ingetrokken. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen beoordeeld, waarbij de ernstige ontwikkelingsbedreigingen door de verstoorde verhouding tussen de ouders centraal stonden. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar hun samenwerking is problematisch, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] moet doorgaan, en heeft daarom de ondertoezichtstelling verlengd tot 14 april 2025. De zelfstandige verzoeken van de vader, waaronder de beëindiging van het gezag van de moeder en de wijziging van het ouderschapsplan, zijn afgewezen omdat deze buiten het bestek van de procedure vallen. De kinderrechter heeft ook geen aanleiding gezien om een bijzondere curator te benoemen, gezien de beperkte rol van de GI in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/674027 / JE RK 24-333
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J.M. Krommendijk, kantoorhoudende te Zoetermeer,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
[naam stiefvader] ,
hierna te noemen: de stiefvader, wonende in [woonplaats 1] .
In de adviserende en/of toetsende taak is gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling, voor zover hierover hierna niet nader is beslist:
  • de tussenbeschikking van 3 april 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 16 augustus 2024;
  • het e-mailbericht van de GI van 16 augustus 2024;
  • het e-mailbericht van mr. Krommendijk van 27 augustus 2024;
  • het e-mailbericht van de vader van 2 september 2024;
  • het bericht van de GI van 9 september 2024;
  • het verweerschrift van mr. Krommendijk met bijlagen van 16 september 2024;
  • het e-mailbericht van de vader van 19 september 2024;
  • de toetsing van de Raad van 25 september 2024;
  • het e-mailbericht van de vader met bijlagen van 20 september 2024;
  • het verweerschrift van de vader van 25 september 2024 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de vader van 25 september 2024 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van mr. J.M. Krommendijk met bijlagen van 26 september 2024.
1.2.
Op 1 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • de stiefvader;
  • een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon A] ;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder en de stiefvader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 april 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 14 oktober 2024. De kinderrechter heeft het verzoek voor het overige aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de een jaar. Op het verzoek is voor een deel beslist, namelijk tot 14 oktober 2024. Er dient nog beslist te worden op de overige zes maanden, te weten tot 14 april 2025.
3.2.
Per briefrapportage van 16 augustus 2024 heeft de GI laten weten het restant van het verzoek niet langer te handhaven waardoor de gronden van het verzoek niet meer kunnen worden onderzocht. Diezelfde dag verzocht de GI in een e-mailbericht om doorgang van de zitting daar de ouder(s) het niet eens zijn met de beëindiging van de ondertoezichtstelling.

4.Zelfstandige verzoeken

4.1.
De vader verzoekt een wijziging van de omgangsregeling, de benoeming van een onafhankelijk deskundige ex artikel 810a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder ex artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.2.
De moeder verzoekt ex artikel 1:260, tweede lid, BW de kinderrechter de ondertoezichtstelling te verlengen.

5.De standpunten

5.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Het afgelopen jaar is er binnen de ondertoezichtstelling gewerkt aan doelen, maar deze doelen zijn niet behaald. Zo is het de ouders niet gelukt om tot samenwerking te komen en een ouderschapsplan op te stellen, één scheidingsverhaal te bedenken en aan [voornaam minderjarige 1] en Mega te vertellen en om Parallel Solo Ouderschap op te zetten. Zo heeft vader zelf zijn kant van het scheidingsverhaal aan [voornaam minderjarige 1] verteld en wilde de vader voor Coöperatief ouderschap gaan, maar nu de moeder dit niet wilde had de vader geen hulpvraag meer. Sinds 2022 is er hulpverlening vanuit Cirya bij [voornaam minderjarige 1] betrokken. Eerst voor haar angst- en dwangklachten, maar later ook voor somberheidsklachten en automutilatie. Hiervoor kreeg [voornaam minderjarige 1] Write Junior Therapie maar dit is vroegtijdig onderbroken omdat [voornaam minderjarige 1] intensievere hulpverlening nodig had. De GI heeft op advies van Cirya [voornaam minderjarige 1] daarom aangemeld bij de Viersprong en Yulius. Allebei de ouders willen hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] inschakelen, maar ieder op zijn of haar eigen manier waardoor er spanning ontstaat. Voor [voornaam minderjarige 2] bestaat nu geen acute onveiligheid, maar zij wordt ondergesneeuwd door de grote hulpvraag van [voornaam minderjarige 1] en de ouders. Hiervoor zou Family Supporters worden ingezet, maar dit is vroeg gestopt omdat de vader geen hulpvraag meer had. Ondanks alle inspanningen en betrokken hulpverleningsinstanties wordt het patroon van conflict en wantrouwen tussen de ouders niet doorbroken en is nauwelijks sprake van een positieve verandering. Ook de hoeveelheid aan klacht-, bemiddelings- en herstelgesprekken neemt veel tijd in beslag waardoor de GI niet toekomt aan de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De vader lijkt hierbij het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet meer voor ogen te hebben en de vader heeft ook na de vorige zitting zijn handelswijze niet veranderd. Zo blijft de vader gesprekken zonder toestemming opnemen, uitwerken en delen evenals selectief gebruiken om zo de druk op de GI op te voeren. Op herhaaldelijk verzoek stopt de vader hier niet mee. Hierdoor acht de GI, die hierin wordt gevolgd door de Raad, het niet langer meer in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] om de ondertoezichtstelling te verlengen om zo de strijd te blijven faciliteren. De GI heeft het koppelen van een nieuwe jeugdbeschermer aan de zaak overwogen, maar het is intern niet gelukt hier iemand voor te vinden. De GI staat enerzijds open voor het voorstel van de advocaat van de moeder om de ondertoezichtstelling te verlengen en daarbij de doelomschrijving van de GI te beperken tot het slechts functioneren als casusregisseur, zodat de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] kan worden ingezet. Anderzijds is de GI bang dat de haar rol groter zal worden.
5.2.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen de intrekking van het verzoek door de GI. Duidelijk is dat de ouders er onderling niet uitkomen en al vele jaren voorbij zijn gegaan met strijd en waarbij het niet is gelukt om de juiste hulp voor [voornaam minderjarige 1] te vinden. De moeder heeft een duidelijke hulpvraag over hoe het ouderschap moet worden vormgegeven. De moeder wil geen strijd en de ouders hebben strakke kaders nodig zodat zij leren wat er van elkaar wordt verwacht en er op die manier rust voor de kinderen kan worden gecreëerd. Hierbij is hulp van een derde noodzakelijk. Echter, gebleken is dat de samenwerking tussen de GI en de ouders ook is vastgelopen en de GI geen meerwaarde meer van de ondertoezichtstelling ziet. De vraag is daarom wat de ondertoezichtstelling nog kan veranderen en welke rol voor de GI is weggelegd. Binnen de ondertoezichtstelling is het nu van belang dat [voornaam minderjarige 1] de hulpverlening krijgt die zij nodig heeft. [voornaam minderjarige 1] is aangemeld bij de Viersprong en Yulius en gebleken is dat hiervoor een casusregisseur nodig is. De advocaat stelt daarom voor om de ondertoezichtstelling in ieder geval te verlengen totdat het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag wordt behandeld en daarbij de doelomschrijving van de GI eventueel te beperken tot het voeren van de regie met betrekking tot het inzetten van hulpverlening. Het deel van de ondertoezichtstelling dat ziet op het contact tussen de ouders valt dan weg. Gezien alle problematiek is het duidelijk dat hulp in het vrijwillig kader onvoldoende is. Wanneer de GI wegvalt zal het Sociaal Wijkteam het overnemen, maar het Sociaal Wijkteam is eerder op dezelfde problemen gestuit als de GI. De advocaat acht de ambtshalve benoeming van een bijzondere curator van meerwaarde wanneer hij of zij de functie van casusregisseur kan overnemen. Met betrekking tot het verzoek van de vader om wijziging van het ouderschapsplan en het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder merkt de advocaat van de moeder op dat dit procedures zijn die ingeleid moeten worden door een advocaat. Nu de vader gedurende dit verzoek niet wordt bijgestaan door een advocaat kan daarom binnen deze zaak niet aan deze verzoeken worden toegekomen. Over het verzoek tot het benoemen van een deskundige merkt de advocaat op dat een dergelijk onderzoek niet nodig is voor de kinderrechter om tot een beslissing te komen. De advocaat verzoekt daarom de zelfstandige verzoeken van de vader af te wijzen en het verzoek van de moeder te honoreren en de ondertoezichtstelling te verlengen.
5.3.
De vader stemt in met de intrekking van het verzoek van de GI. Wat de GI, de moeder en de stiefvader over de vader zeggen is onjuist. De vader vindt dat hij zich hard inzet voor zijn kinderen, meewerkt aan Parallel Solo Ouderschap en aan alle hulpverlening en hier toestemming voor geeft. Het klopt dat de vader vaak klachten indient, maar dit doet hij om zijn kinderen te helpen en omdat dit zijn recht is. Tot op heden zijn dan ook meerdere klachten gegrond verklaard, zoals de klacht tegen de politie en het Sociaal Wijkteam [naam wijk] . Het beeld dat wordt geschetst dat de vader niet mee werkt aan hulpverlening is onjuist. De vader houdt de hulpverlening niet tegen en uit het rapport van Impegno volgt zelfs dat [voornaam minderjarige 1] alle hulp krijgt die zij nodig heeft. Ook wenste [voornaam minderjarige 1] langere tijd hulp van de vader en dit heeft hij haar gegeven. De hulp van Cirya is gestopt omdat [voornaam minderjarige 1] hier zelf niet mee verder wilde. Hierna heeft de vader samen met [voornaam minderjarige 1] besloten de hulp te stoppen. De vader probeerde hierover met moeder in contact te komen maar dit wilde de moeder niet. Verder wilde Cirya [voornaam minderjarige 1] medicatie voorschrijven maar alleen hier was de vader het niet mee eens. Voor de aanmelding van [voornaam minderjarige 1] bij Yulius of de Viersprong heeft de vader ook toestemming gegeven. Echter, hier heeft nog geen intake plaatsgevonden. Ook geeft de vader zijn toestemming voor hulp van de schoolmaatschappelijk werker, maar deze is destijds zonder overleg ingeschakeld. De vader vindt dat er onvoldoende gekeken is naar de zorgen die hij heeft aangekaart over de veiligheid in de thuissituatie bij de moeder en haar emotionele gesteldheid. Zo was [voornaam minderjarige 1] niet veilig bij de moeder en dit heeft de GI niet in de gaten gehouden. Zo is er niets gedaan aan de uitingen van [voornaam minderjarige 1] dat zij de moeder onvoorspelbaar vindt en zij last heeft van woede. Dit duidt op partijdigheid. Tevens is er ook niets gedaan aan de uitgesproken zorgen door de Raad over mogelijk contactverlies tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Tevens heeft de moeder zich een paar weken niet aan de omgangsregeling gehouden en hier is ook niets aan gedaan. De vader voelt zich geweerd uit het leven van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ook vindt de vader dat de moeder haar informatie- en consultatieplicht niet nakomt. Over de doelen van de ondertoezichtstelling verklaart de vader dat hij hieraan heeft voldaan. Zo voldoet de vader aan het Parellel Solo Ouderschap. Hiertoe stelde hij mediation voor maar de moeder stond hier niet voor open. De moeder wenste alleen nog maar per e-mail te communiceren en hier heeft de vader aan voldaan. Aan het doel om één echtscheidingsverhaal te bedenken voor juni 2024 heeft de vader ook voldaan. De vader had zijn verhaal in januari 2024 al klaar maar hij kreeg hierop herhaaldelijk geen reactie van de moeder. Na de deadline van juni heeft de vader zijn scheidingsverhaal daarom aan [voornaam minderjarige 1] verteld. Ook heeft de vader hen aangemeld bij Family Supporters. Over het voorstel van de advocaat van de moeder verklaart de vader dat er nog geen intake bij Yulius of de Viersprong heeft plaatsgevonden en dat het Sociaal Wijkteam de rol van casusregisseur op zich zal nemen wanneer de GI wegvalt.
5.4.
De stiefvader voert verweer tegen de intrekking van het verzoek van de GI. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer bij het gezin betrokken blijkt om de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] uit te zetten en te begeleiden. Daarnaast hoopt de stiefvader dat de vader naar de toekomst van zijn dochters kijkt en de onderlinge strijd evenals de aanhoudende beschuldigingen stopt.
5.5.
De Raad stemt in met de intrekking van het verzoek van de GI. De Raad heeft een toetsing gedaan en is van mening dat de ondertoezichtstelling geen verschil heeft opgeleverd. Ondanks de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen denkt de Raad dat het verlengen van de ondertoezichtstelling in het gedwongen kader niet het effect zal hebben wat het hoort te hebben. De Raad vindt dat de ondertoezichtstelling daarom moet worden beëindigd zodat de kinderen niet verder worden belast. Er is sprake van forse problematiek en de GI komt niet verder in de strijd die tussen de ouder wordt gevoerd. [voornaam minderjarige 1] heeft nu hulpverlening en het is belangrijk dat dit doorgaat. De Raad acht de benoeming van een bijzondere curator van meerwaarde zodat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een onafhankelijk iemand hebben om mee te praten en zodat de bijzondere curator mogelijk de rol van casusregisseur op zich kan nemen. De Raad maakt zich zorgen over de rol van de vader daar hij de schuld buiten zichzelf legt en steeds hulpverleningsinstanties de schuld geeft. Dit maakt dat de hulpverlening stagneert. De vader heeft het recht om klachten in te dienen maar de vader moet het doel voor ogen houden, namelijk dat het beter gaat met de kinderen. Ondanks dat er een casusregisseur nodig is om de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] doorgang te laten vinden, denkt de Raad dat deze rol niet voor de GI is weggelegd omdat dit waarschijnlijk geen effect zal hebben. Wanneer de GI wegvalt heeft het Sociaal Wijkteam de verantwoordelijkheid om de casus over te nemen.

6.De beoordeling

Omvang van de stukken
6.1.
De kinderrechter is van oordeel dat het belang van de stukken die door de vader zijn aangeleverd en de beoordeling door de kinderrechter in deze procedure zich beperkt tot de eindrapportage van Cirya. Dit betekent dat alleen dit rapport zal worden meegenomen in de beoordeling en dat de overige stukken door de kinderrechter buiten beschouwing worden gelaten. Het ontbreken van belang van deze stukken voor de onderhavige procedure heeft onder meer te maken met het gegeven dat de stukken zijn gedateerd dan wel dat niet is gebleken dat de audiobestanden met toestemming van de betrokkenen zijn opgenomen, uitgewerkt en gedeeld.
De ondertoezichtstelling
6.2.
Bij briefrapportage van 16 augustus 2024 heeft de GI het restant van het verzoek ingetrokken waardoor de grondslag voor een beslissing door de kinderrechter komt te ontvallen. Dit komt anders te liggen nu de moeder zelfstandig een verzoek ex artikel 1:260 BW heeft gedaan tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
6.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderrechter verwijst in dit verband naar de eerder gewezen beschikkingen. De zorgen lagen en liggen nog steeds in de ernstig verstoorde verhouding tussen de ouders waardoor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een loyaliteitsconflict verkeren en het feit dat het de ouders niet lukt vorm te geven aan een hun gezamenlijke ouderschap en aan het ouderschapsplan. Daarnaast speelt er ook persoonlijke problematiek bij de kinderen, met name bij [voornaam minderjarige 1] , waarbij de ouders er samen niet uitkomen om de juiste hulp in te zetten.
6.4.
Het oorspronkelijke doel van de ondertoezichtstelling was dat de GI bij het gezin betrokken zou raken om de regie te voeren met betrekking tot de onderlinge strijd tussen de ouders. Afgelopen jaar is gebleken dat de samenwerking tussen de GI en de ouders niet van de grond is gekomen en de GI nu zelf midden in de strijd verkeert waardoor er geen rol voor de GI meer lijkt weggelegd. Daarnaast zou de GI een rol kunnen spelen bij het inzetten van individuele hulpverlening voor de kinderen. Vooral [voornaam minderjarige 1] zou daar veel baat bij kunnen hebben. Ook dit heeft nog niet tot het gewenste resultaat geleid.
6.5.
Ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] op het punt staat een nieuwe behandeling te kunnen volgen bij (onder andere) Yulius. Een voorwaarde voor de behandeling bij Yulius is dat er een casusregisseur betrokken is en dit lijkt in de knel te komen wanneer de GI haar betrokkenheid bij het gezin verliest. Het is de kinderrechter namelijk niet duidelijk of het Sociaal Wijkteam deze rol op zich kan en wil nemen. Het is van groot belang dat [voornaam minderjarige 1] passende hulpverlening krijgt, omdat zij al vele jaren kampt met persoonlijke problematiek. Wanneer het met [voornaam minderjarige 1] beter gaat zal dit ook een positieve invloed kunnen hebben op [voornaam minderjarige 2] die zich nu zorgen maakt om haar zus. De kinderrechter acht dit van zo groot belang dat zij daarom de ondertoezichtstelling zal verlengen voor de oorspronkelijk resterende duur (van het verzoek van de GI), zodat de GI als casusregisseur ervoor kan zorgdragen dat de noodzakelijk hulp voor [voornaam minderjarige 1] kan worden ingezet en kan monitoren dat deze hulp doorgang blijft vinden. De kinderrechter benadrukt dat de rol van de GI beperkt is tot het functioneren als casusregisseur in de hulpverlening aan [voornaam minderjarige 1] en benadrukt dat er geen rol meer voor de GI is weggelegd in de communicatie en omgang tussen de ouders. Dit is een gepasseerd station. De ouders zullen nu zelf de nodige maatregelen dienen te nemen om een werkzame verhouding tot elkaar te hebben. De kinderrechter hoopt - en wenst dat de kinderen van harte toe - dat de ouders de strijdbijl begraven en beiden het grote belang van een gezonde en positieve ontwikkeling van hun kinderen voorop stellen.
6.6.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 14 april 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
De zelfstandige verzoeken van de vader
6.7.
De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en het wijzigen van het ouderschapsplan buiten het bestek van deze procedure valt. Dergelijk verzoeken verdienen het nodige aan voorbereiding, onderzoek en advisering. De vader kan desgewenst hiervoor de weg van een procedure bij de familierechter bewandelen.
6.8.
Voor de beoordeling van het verzoek van de vader tot benoeming van een onafhankelijk deskundige als bedoeld in artikel 810a, tweede lid, Rv is het van belang dat de uitkomst van dat onderzoek kan bijdragen aan de te nemen beslissing door de kinderrechter. De kinderrechter is van oordeel dat een dergelijk onderzoek hieraan niet bijdraagt en voorts niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is, daar zij niet gebaat zijn bij weer een nieuw onderzoek in een gerechtelijke procedure.
Benoeming bijzondere curator
6.9.
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de kinderrechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dan wel diens vermogen, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, dan wel de voogd, in strijd zijn met die van de minderjarige, ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
6.10.
De kinderrechter heeft deze mogelijk ter zitting aan de orde gesteld met de mogelijkheid aan de GI, de belanghebbenden en de Raad om daarover hun mening dan wel advies te geven. Nu echter het doel van de ondertoezichtstelling is beperkt, ziet de kinderrechter binnen dit kader geen aanleiding om een bijzondere curator te benoemen voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst af het verzoek van de GI;
7.2.
wijst toe het verzoek van de moeder en verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 14 april 2025;
7.3.
wijst af de zelfstandige verzoeken van de vader;
7.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.