ECLI:NL:RBROT:2024:10263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685584 / JE RK 24-1964
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een ondertoezichtstelling voor een minderjarige met zorgwekkende omstandigheden

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 1 oktober 2024, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2024, verlengd. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft eerder, op 16 juli 2024, een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken vanwege ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders, die een belast verleden hebben en met drugsproblematiek kampen. De ouders zijn betrokken bij de zorg voor hun kind, maar er zijn nog steeds zorgen over hun vermogen om een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2024, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren, werd het verzoek van de Raad toegelicht. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening en hebben positieve signalen gegeven over hun betrokkenheid bij de zorg voor hun kind. De kinderrechter concludeert dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, de zorgen over de ouders nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter besluit daarom om de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden uit te spreken, tot 1 juli 2025, om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en de ouders te ondersteunen in hun opvoedvaardigheden.

De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming om vier weken voor de pro forma datum van 1 juni 2025 een rapportage in te dienen over de situatie van de minderjarige en de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders hoeven niet ter zitting te verschijnen op de pro forma datum. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685584 / JE RK 24-1964
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna: de moeder
en [naam vader], hierna: de vader,
hierna tezamen ook aangeduid als: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Heijman, kantoorhoudende te Rotterdam,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de Raad van 9 september 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het raadsrapport van 12 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de brief van Antes van 30 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de rapportage van het Albert Schweitzer ziekenhuis, binnengekomen bij de rechtbank op 1 oktober 2024;
  • de brief van het Erasmus MC, binnengekomen bij de rechtbank op 1 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: GI), gevestigd te Dordrecht, mw. [persoon B] en mw. [persoon C] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in het ziekenhuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 juli 2024 de toen nog ongeboren [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 16 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het ter zitting als volgt toe. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . De ouders hebben zowel gezamenlijk als individueel een belast verleden, er is sprake van drugsproblematiek en er hebben zich onlangs nog verschillende gebeurtenissen voorgedaan die tot zorgen leiden. Tevens is [voornaam minderjarige] te vroeg geboren en dat maakt hem kwetsbaar en afhankelijk van zijn omgeving. Gedurende het raadsonderzoek is nog niet duidelijk geworden of de ouders voldoende daadkracht hebben om de veiligheid en de gezondheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen. De Raad hoopt dat dit spoedig duidelijk wordt. De Raad acht een ondertoezichtstelling daarom nodig om de veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen.

4.De standpunten

4.1.
De GI stemt in met het verzoek van de Raad. De GI heeft intern besproken dat ambulante hulpverlening vanuit Enver bij de ouders thuis noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en om mee te kijken of de ouders kunnen voldoen aan de verzorging en de emotionele behoeftes van [voornaam minderjarige] . Enver zal vier weken lang intensief betrokken zijn bij het gezin en meerdere malen per week langskomen. Enver kan starten wanneer [voornaam minderjarige] thuis is uit het ziekenhuis.
4.2.
Door en namens de ouders wordt het volgende ter zitting naar voren gebracht. De ouders begrijpen gezien hun verleden de zorgen van de Raad en staan open voor de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling. Wel merken de ouders op dat zij graag zelf de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich willen nemen, samen met de hulpverlening die zij nu al krijgen. De ouders hebben gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling laten zien mee te werken en welwillend te zijn. In dit verband verwijst de advocaat verwijst naar drie stukken die zij heeft ingediend. Allereerst blijkt uit een brief van Antes dat de ouders hun best doen en hun afspraken bij Antes gedurende en na de zwangerschap nakomen. De moeder werkt mee met de urinecontroles en de medicatie die zij op eigen initiatief wilde afbouwen. Ook heeft er kort geleden op verzoek van de ouders een groot keten overleg plaatsgevonden, waaruit blijkt dat zij meewerkend zijn. Ten tweede wordt in de brief van het ziekenhuis een positief beeld van de ouders geschetst, waaruit blijkt dat de ouders betrokken zijn en twee tot drie keer per dag bij [voornaam minderjarige] langs komen. Ten derde blijkt uit het medisch verslag van de geboorte van [voornaam minderjarige] dat [voornaam minderjarige] last heeft van onttrekkingsverschijnselen, wat niet blijkt uit het medisch rapport. Verder speelt de aangehaalde onveiligheid geen rol meer, daar de moeder geen enkel contact meer heeft gehad met haar ex-partner. De moeder heeft met spoed een scheidingsprocedure aangevraagd. De ouders hebben zich gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling aan alle gemaakte afspraken met de GI en Antes gehouden en voldoende laten zien dat zij in staat zijn de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] op zich te nemen. Ook heeft de moeder omgang met haar andere kinderen waaruit blijkt dat zij over de juiste opvoedvaardigheden beschikt. De advocaat verzoekt om de ouders een kans te geven om dit te laten zien en verzoekt daarom de ondertoezichtstelling toe te wijzen voor een korte duur dan een jaar, te weten voor de duur van negen maanden. Op die manier heeft de Raad ook voldoende tijd om te rapporteren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Voor de geboorte van [voornaam minderjarige] bestonden ernstige zorgen over de ouders en hun opvoedvaardigheden. Hierdoor is bij beschikking van 16 juli 2024 een voorlopig ondertoezichtstelling uitgesproken. In het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling heeft de Raad onderzoek gedaan naar de opvoedvaardigheden van de ouders. Door de vroeggeboorte van [voornaam minderjarige] hebben zowel [voornaam minderjarige] als de moeder langere tijd in het ziekenhuis gelegen waardoor de Raad geen gedegen onderzoek heeft kunnen doen.
5.3.
Gelet op het ontbreken van nadere informatie concludeert de kinderrechter dat de eerder genoemde zorgen nog onverminderd aanwezig zijn. De zorgen liggen vooral in het belaste verleden, de persoonlijke problematiek van de moeder en de zorgen over het middelengebruik. Zo heeft de moeder tijdens de zwangerschap gerookt, vermoedelijk alcohol gedronken en heeft de moeder tijdens haar zwangerschap methadon en diazepam op voorschrift gebruikt. De Raad maakte zich ernstige zorgen over de invloed op de ontwikkeling en gezondheid van [voornaam minderjarige] . De ouders krijgen hierbij hulp van Antes. Zo moet de moeder urinecontroles laten verrichten door Antes en helpt Antes de moeder bij het afbouwen van haar medicatiegebruik. Uit een brief van Antes is gebleken dat de moeder haar afspraken nakomt en goed meewerkt aan de urinecontroles. Ook zijn er positieve geluiden vanuit het ziekenhuis over de ouders en zijn zij erg betrokken bij [voornaam minderjarige] . Ondanks deze positieve ontwikkelingen is de kinderrechter van oordeel dat het van belang is dat een jeugdbeschermer bij het gezin betrokken blijft. Het gaat om een kwetsbaar, jong en te vroeg geboren kind. [voornaam minderjarige] is volledig afhankelijk van de zorg van zijn opvoeders. De afgelopen periode is onvoldoende gelukt om in kaart te brengen of de ouders in staat zijn zelfstandig de zorg en opvoeding van [voornaam minderjarige] te kunnen dragen en om [voornaam minderjarige] een stabiele en veilige opvoedomgeving te bieden. De jeugdbeschermer kan de noodzakelijke (aanvullende) hulpverlening voor [voornaam minderjarige] en de ouders inzetten, zoals ambulante spoedhulp (hierna: ASH), en de ouders (aanvullend) ondersteunen en begeleiden bij de terugkeer van [voornaam minderjarige] naar huis.
5.4.
Het is noodzakelijk dat de komende periode zicht komt op de opvoedvaardigheden van de ouders. De kinderrechter wenst het [voornaam minderjarige] toe dat het de ouders lukt om hem een stabiele en veilige opvoedsituatie te geven. Het is hierbij van belang dat de moeder blijft meewerken aan de urinecontroles van Antes, het afbouwen van haar medicatie en dat de ouders meewerken met de hulp in de thuissituatie, zoals van ASH. De kinderrechter overweegt hierbij dat het daarbij ook van belang is dat de ouders bij de inzet van hulpverlening in de thuissituatie niet worden overbelast.
5.5.
De vraag is of het nodig is om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uit te spreken. De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden, te weten tot 1 juli 2025.
5.6.
De GI wordt verzocht om vier weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de ouders en mr. J.C. Heijman) te overleggen over de op dat moment bestaande situatie en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming met ingang van 1 oktober 2024 tot 1 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juni 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI en de belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI uiterlijk vier weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de ouders en mr. J.C. Heijman) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 17 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.